Het STAP-budget voor bijscholing, dat door het kabinet wordt geschrapt, is vooral populair gebleken onder werknemers uit de sector zorg en welzijn. Zij vormden zowel in 2022 als begin dit jaar de grootste groep aanvragers, zo blijkt uit cijfers van het UWV. Die instantie voerde de veelbesproken regeling uit. Woensdag werd duidelijk dat het kabinet ervan af wil. Het STAP-budget sneuvelt volgens ingewijden in een bezuinigingsronde.
Begin dit jaar vroegen 39.500 mensen het scholingsbudget aan toen dat mogelijk was. Van hen werken er 9100 in de zorg- en welzijnssector. Op de tweede plek staat de zakelijke dienstverlening, met 5700 aanvragers, daarna volgt de sector handel. Wie er op tijd tussenkwam, kon één keer per jaar maximaal 1000 euro krijgen om aan scholing te besteden. Als de pot leeg is, heeft de aanvrager pech.
Het STAP-budget kwam in de plaats van de afgeschafte belastingaftrek voor scholingskosten. Zeker aan het begin was er veel kritiek op de regeling, omdat er cursussen mee werden gefinancierd die niet erg maatschappelijk van belang leken en sommige aanbieders reisjes koppelden aan de lessen. De regeling werd daarom aangescherpt. Wie een ‘gewone’ opleiding aan hbo of universiteit volgt, komt doorgaans niet in aanmerking voor STAP en kan de kosten ook niet meer aftrekken van de inkomstenbelasting.
In totaal gingen de aanvragers van begin dit jaar 6800 verschillende opleidingen doen met het geld. Meer dan de helft van de aanvragers had volgens het UWV ten hoogste een mbo-opleiding gevolgd. Ongeveer driekwart is werkend. Het budget wordt vaker voor bijscholing gebruikt dan voor omscholing.
Vorig jaar kreeg het UWV in totaal 214.000 aanvragen binnen. Ook toen stond de zorg bovenaan als sector: bijna een kwart van de aanvragers (23 procent) was daarin werkzaam. De zakelijke dienstverlening en de handel stonden eveneens op plaats twee en drie.
