Een derde van Kamerbewoners ervaart grensoverschrijdend gedrag
Een derde van de mensen die in de Tweede Kamer werken, ervaart in meer of mindere mate grensoverschrijdend gedrag van andere Kamerbewoners. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Utrecht dat maandag naar buiten kwam.
Uit het onderzoek blijkt ook dat zowel de sociale veiligheid van melders als die van beklaagden onvoldoende is geborgd.
Het zijn vooral Kamerleden en ambtelijk leidinggevenden die zich schuldig maken aan grensoverschrijdend gedrag. Zij worden elk in 26 procent van de gevallen aangewezen als de dader. Daarbij gaat het om zaken zoals roddelen, zwart maken, discriminatie, (seksuele) intimidatie, maar ook om „oneigenlijke druk om iets te doen dat tegen de regels ingaat of niet integer is”.
De meest voorkomende vorm van dergelijk gedrag vallen volgens het onderzoek in de categorie „kleinerende opmerkingen en commentaar”. Seksueel overschrijdend gedrag, fysiek geweld en stalken maken ongeveer 3 procent van de aan de onderzoekers gemelde gevallen uit.
Aan het onderzoek namen in totaal 654 mensen deel.
De onderzoekers stellen vast dat er „een zekere terughoudendheid” heerst bij Kamerbewoners om misstanden te melden. Het systeem om dit soort zaken te melden werkt niet goed. „Het gebrek aan sluitend beleid en systemen bekrachtigt en versterkt op deze manier de bestaande formele en informele machtsverschillen tussen ambtenaren, fractiemedewerkers en Kamerleden. Het sociale veiligheidsbeleid is daarmee niet statusblind”, aldus de onderzoeksgroep.
Onderzoekers maakten in hun onderzoek onderscheid tussen ambtelijke en politieke medewerkers. Onder die laatste vallen Kamerleden en fractiemedewerkers. Van die groep deed 32,5 procent mee aan het onderzoek terwijl van de ambtelijke groep een kleine 70 procent medewerking verleende. Beide groepen tellen afzonderlijk een kleine 700 personen.
Leider van de onderzoeksgroep Leonie Heres heeft deze relatief scheve verhouding tussen ambtelijke en politieke respondenten niet als belemmerend ervaren in het onderzoek. „Het geheel stelt ons ruimschoots in staat om onderliggende patronen en mechanismen rond sociale veiligheid in kaart te brengen”, laat ze in een reactie weten.
Veel factoren dragen volgens de onderzoekers bij aan het verhogen van de kans op misstanden zoals de druk op Kamerleden om te presteren en het feit dat er bijna geen ruimte is om fouten te maken. „Van de politieke omgeving en werkcultuur lijkt een sterke kracht uit te gaan die concrete risico’s oplevert voor sociale onveiligheid en interpersoonlijk grensoverschrijdend gedrag”, stellen de onderzoekers vast.
In het rapport doen de wetenschappers twintig aanbevelingen. Zij pleiten onder meer voor een beter meldsysteem. Dat zo’n systeem er nu niet is, is in zekere zin logisch omdat er in de Tweede Kamer meerdere werkgevers zijn. Kamerleden hebben bovendien geen werkgever; die hebben een mandaat van de kiezer. Ook pleiten de onderzoekers voor het belonen van leidinggevenden die zorgen voor een veilige werksfeer.
Schijnwerpers
Kamervoorzitter Vera Bergkamp besloot in juni 2021 tot het onderzoek nadat zij veel signalen had ontvangen van ongewenst gedrag binnen de Tweede Kamer. De sociale veiligheid in de Kamer kwam vorig jaar opnieuw in de schijnwerpers nadat bekend was geworden dat Khadija Arib een onveilige werksfeer zou hebben gecreëerd tijdens haar voorzitterschap van de Kamer.