Veel christenen hebben „een sterk eenzijdige visie” op vluchtelingen. Dat stelt theoloog Lianne van der Zee in haar boek ”De vreemdeling in ons midden”, dat deze zaterdag verschijnt.
Van der Zee (29) had al jong interesse in andere culturen, vertelt ze in de woonkamer van haar rijtjeshuis in Veenendaal. Toen ze als tiener buitenlandse mensen zag bedelen bij de supermarkt, nodigde ze hen thuis uit, al vonden haar ouders dat „heel spannend”. „Het bleken christenen te zijn uit Bulgarije.”
Inmiddels is Van der Zee, die in Leuven en Kampen theologie studeerde, vele jaren betrokken op vluchtelingen en migranten. Samen met haar man geeft ze leiding aan een interculturele gemeente (ICF) in Veenendaal, waarbij zij zich op pastoraal en missionair werk onder vrouwen richt. „In de zondagse diensten komen gemiddeld ongeveer 120 bezoekers uit onder meer Syrië, Iran en Oekraïne.”
Via Stichting Gave doet ze veldwerk onder vrouwen in azc’s, terwijl ze ook op de afdeling kennis en toerusting van deze organisatie werkt. In opdracht van Gave schreef ze het boek ”De vreemdeling in ons midden. Een Bijbelse ontdekkingstocht”, dat zaterdag in Veenendaal wordt gepresenteerd.
In het boek gaat Van der Zee in op de manier waarop zowel het Oude als het Nieuwe Testament over vreemdelingen spreekt. Zo geeft ze aan dat in het Hebreeuws verschillende woorden voor vreemdeling voorkomen. „De ene keer gaat het om mensen die veiligheid zoeken vanwege bijvoorbeeld oorlog, hongersnood of de pest, een andere keer om mensen die tijdelijk in Israël verblijven, vaak vanwege handel. De diverse typen vreemdelingen werden niet op dezelfde manier benaderd. Ook golden voor hen in Israël verschillende wetten.”
In hoeverre leverde uw Bijbelse ontdekkingstocht u nieuwe inzichten op?
„Het viel me op dat de Bijbel heel genuanceerd over vreemdelingen spreekt. Sommige christenen zeggen, vooral met een beroep op Mattheüs 25: „We moeten vluchtelingen liefhebben en gastvrij onthalen.” Maar er staat veel meer in de Bijbel als het over vreemdelingen gaat. In het Oude Testament kom je ook de waarschuwing tegen: kijk uit voor vreemdelingen die vasthouden aan hun eigen religie en niet willen integreren. In Ezra staat zelfs dat vreemdelingen werden weggestuurd, omdat de Israëlieten hun goden gingen dienen.”
Wat kunnen we daar in onze tijd van leren?
„Je kunt de lijnen uit het Oude Testament niet zomaar doortrekken naar onze tijd. Maar sommige principes hebben nog steeds betekenis. We mogen vreemdelingen welkom heten in de gemeente, maar moeten wel het Evangelie centraal blijven stellen en onze eigen godsdienst niet opgeven.”
Ziet u het als een reëel risico dat dit laatste wel gebeurt?
„Ik kom dat weleens tegen, ja. Soms zeggen mensen, bijvoorbeeld uit angst om anderen te kwetsen, dat islam en christendom hetzelfde zijn. Dat moeten we niet doen. We mogen juist –natuurlijk met fijngevoeligheid, wijsheid en geduld– de vluchteling laten zien Wie Jezus is.
Ik was ooit op een avond van Stichting Gave, waar de vraag werd gesteld: zou je het Evangelie doorgeven door daden of woorden? Slechts twee personen in de zaal kozen voor woorden, de rest voor daden. Maar die twee zaken mogen gelijk opgaan. Natuurlijk moet onze levenswandel zichtbaar maken dat we christen zijn, maar laten we ook vrijmoedig met vluchtelingen en migranten over het Evangelie praten en de Bijbelse verhalen met hen delen.”
U geeft aan dat christenen Mattheüs 25 nogal eens verkeerd lezen. Waarom?
„Jezus zegt: „Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald.” Veel christenen betrekken dat op alle vluchtelingen, maar Jezus zegt ook: „Al wat u doet voor de minste van Mijn broeders en zusters…” Het gaat hier dus specifiek over vreemdelingen die volgeling van Jezus zijn. Op meer plaatsen in het Nieuwe Testament zie je dat de nadruk ligt op gastvrijheid voor medechristenen, onder wie rondreizende predikers. Daar ligt de prioriteit.
Denk ook aan de tekst in Galaten 6: „Doe goed aan allen, in het bijzonder aan de huisgenoten van het geloof.” We moeten er dus niet alléén zijn voor christenvluchtelingen, maar wel allereerst. Laten we oog hebben voor onze broers en zussen die zijn gevlucht en hen van harte welkom heten in onze diensten, of ze nu uit Oekraïne komen of uit Iran. Het geloof in Christus verbindt ons.”
Hoe kunnen kerken hen concreet welkom heten in de dienst?
„Voor veel migranten is de drempel naar een Nederlandse gemeente heel hoog. Daarbij spelen taal- en cultuurverschillen een rol. Een Iraanse vrouw die nog niet zo lang christen is en nu in onze ICF-gemeente komt, zei: „In een Nederlandse kerk werd ik hartelijk ontvangen, maar ik verstond helemaal niets van de dienst.” Probeer dus in ieder geval vertaling te bieden, zodat mensen er iets van meekrijgen. Nodig vluchtelingen na de dienst bij je thuis uit om koffie te drinken en laat ze mee-eten. Dat is in veel culturen belangrijk.
Het kan ook helpen om in de dienst een lied te zingen in een andere taal, zoals sommige gemeenten waar Oekraïners in de kerk komen nu doen. Dat geeft vluchtelingen het gevoel: je bent welkom en mag ook in jouw taal God aanbidden. In Efeze 3 staat dat we samen met alle heiligen in staat zijn de liefde van Christus te kennen. Zie christenvluchtelingen allereerst als broeders en zusters. Zij kunnen niet alleen van ons leren, maar wij ook van hen.”
U heeft de indruk dat veel christenen angst hebben voor vreemdelingen, mede door de komst van grote groepen uit islamitische landen. Hoe kijkt u daarnaar?
„Aan de ene kant snap ik het dat mensen wijzen op de gevaren van de islam. Tegelijk denk ik dat de secularisatie in Nederland misschien wel een groter gevaar is dan de komst van moslims. Bovendien hebben we de opdracht om het Evangelie te delen. In Openbaring 7 gaat het over mensen die voor Gods troon staan, uit alle naties, stammen, volken en talen. Daar zullen ook vluchtelingen bij zijn die onderweg naar Europa of in Nederland in aanraking zijn gekomen met het Evangelie. Ik benader vreemdelingen niet vanuit angst, maar vanuit het verlangen dat ze Jezus leren kennen.”