Wekelijkse meditatie
Meditatie: Jezus en Petrus

De Evangelieverkondiging van Mattheüs is van a tot z de uitwerking van de Naam die het Kind van de maagd Maria draagt: Immanuël, ”Met ons is God” (Matth. 1).

Dr. M. Verduin, Zeist
beeld RD
beeld RD

Het is deze Naam die doorklinkt tot in het slotvers: „En zie, Ik ben met ulieden al de dagen” (Matth. 28). In hoofdstuk 16 horen we Petrus belijden: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” U bent de Messias, U bent God. Vervolgens vertelt de evangelist van Petrus’ goede voornemens: „Ik sta garant, al kost het me mijn leven. Op mij kunt U aan. Ik zal met U zijn.” Dat is het omgekeerde van: Immanuël. Wacht maar, Petrus, je gaat Mij afzweren, verloochenen. Van die goede voornemens van jou komt niets terecht. Dat kan niet, denkt Petrus. En hij niet alleen. Dat zeiden alle discipelen. In Gethsemane vraagt de Heiland: „Kunt gij dan niet één uur met Mij waken?” Nee, dus! Maar Petrus gelooft het niet. Even later zien we Petrus in de kring der spotters (Ps. 1). Daar hoort hij niet. Tot tweemaal toe zegt daar iemand: „Ook hij was met Jezus.” Daarna gaat het van kwaad tot erger. Alle hoogmoed en zelfverzekerdheid lijden schipbreuk. „Ik met Jezus? Onmogelijk!”

Weet u wat hier ten diepste aan de orde is? Dat niet overeind blijft wat Petrus in zijn overmoed heeft gezegd, maar dat het woord van Jezus in vervulling gaat. Dat is de hoofdlijn van het Evangelie: Jezus alléén moet en wil het Offerlam zijn. Hij voor ons, in onze plaats. Het Woord van God zet ons op een afstand wanneer met onze schuld wordt afgerekend. Dan wordt al onze zogenaamde vroomheid finaal te schande gezet. Weet u nog dat Petrus zei: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”? Maar nu zegt hij: „Ik ken de Mens niet” (Matth. 26:72). Hij zweert het onder ede.

Waar zal dit eindigen? Let op wat er volgt. Jezus hoort wat Petrus zegt en Petrus hoort wat Jezus zegt. Petrus zweert Jezus af, hij herroept wat hij beleed: „Gij zijt de Christus.” Gelijktijdig vraagt de hogepriester aan Jezus: „Zweert U dat U de Christus bent?” „Ja”, zegt Jezus. Hoe uiterst schrijnend. Terwijl Petrus zijn glasheldere belijdenis miskent, doet Jezus juist deze belijdenis gestand: „Ik ben de Christus, de Zoon van God.” In de oren van de hogepriester en het Sanhedrin is dit zonder meer een godslastering waarop het vonnis van de doodstraf volgt. Maar het schokkendste is dat Petrus met zijn verloochening in feite niets minder doet dan dit vonnis bevestigen. Maar, Petrus, besef je dan niet dat je hiermee de kant van het Sanhedrin kiest, en dat uitgerekend jij je daarmee schuldig maakt aan godslastering, waarop de doodstraf staat? Nee, hij beseft het niet. Maar er is er Eén Die het wel beseft: Jezus. Dit lijkt het eind. Maar hoor wat Lukas verhaalt. Jezus kijkt Petrus aan. Onder deze blik gaat Petrus onderuit. Huilend maakt hij zich uit de voeten, getroffen door een pijl van Jezus’ liefde. „Indachtig” wordt hij het Woord van Jezus. En dan roept hij niet: „Nu is mijn reputatie in duigen gevallen. Hoe kan ik mijn gezicht nog redden?” Nee, Petrus heeft oprecht berouw. Gezondigd heeft hij. En wat was zijn grootste zonde? Dat hij niet geloofde wat Jezus tevoren had gezegd: „Jij zult Mij driemaal verloochenen.” O, als Jezus voor hem toch niet gebeden had! Dan was zijn geloof opgehouden.

„En terstond kraaide de haan; en Petrus werd indachtig het woord van Jezus, Die tot hem gezegd had: Eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. En naar buiten gaande, weende hij bitterlijk.” - Matth. 26:69-75

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer