Eendenkooi: verborgen pareltje met grote biodiversiteit
Overal in Nederland werden vroeger wilde eenden gevangen voor consumptie. De rust in de eendenkooien maakt ze tot landschappelijke en cultuurhistorische pareltjes met een grote biodiversiteit.
„Je krijgt niet veel eenden te zien vandaag”, voorspelt kooiker Bert Pellegrom (67) als hij in het schuurtje van eendenkooi Nooitgedacht bij Berkenwoude in de Krimpenerwaard brood klein snijdt. De staleenden, vaste bewoners van de kooi, moeten dagelijks worden gevoerd zodat ze bij de kooi blijven.
Weer of geen weer, in gezelschap van kooikershondje Roos gaat Pellegrom elke dag opnieuw naar de kooi om de vogels te voorzien van bruinbrood en graan. Een fluitje is genoeg om de eenden te lokken. Zo snel als ze kunnen vliegen ze naar de kooiker, die tussen de rieten schermen zijn emmer leegt. De eenden verdringen elkaar, water spat alle kanten op.
De eendenkooi van het Zuid-Hollands Landschap ligt aan een half verhard weggetje en heeft zich in de loop van de eeuwen ontwikkeld tot een compleet natuurgebied dat niet toegankelijk is voor publiek.
Om wilde eenden te vangen heerst er rust en dat trekt als vanzelf zangvogels en andere dieren. „Hazen uit de omliggende weilanden zoeken hier de luwte op als het flink waait. Kijk daar ligt er één!”, wijst Pellegrom. Alleen het geoefende oog van de voormalige boswachter en jager, weet het roerloze dier te betrappen. Tussen de bomen ligt een dicht tapijt van bloeiende sneeuwklokjes.
Boterham
Vroeger verdienden kooikers een mooie boterham door eenden te vangen. „De betere restaurants hebben die liever dan eenden van de jager, omdat daar hagel in zit”, vertelt Pellegrom, die de kooi al 33 jaar onderhoudt. Ruim 28 jaar deed hij dat naast zijn werk als boswachter.
De afgelopen decennia is het aantal wilde eenden flink afgenomen, eendenkooien zijn niet meer interessant als broodwinning en vaak overgenomen door Staatsbosbeheer en de provinciale Landschappen.
Het aantal eendenkooien is teruggelopen van zo’n 1500 in de tijd van Jacoba van Beieren tot 110 nu, rekent voorzitter Chris Kalden van de Kooikersvereniging voor. „In niet meer dan veertig worden nog eenden gevangen voor consumptie. Er zijn nog maar een paar beroepskooikers. De meeste kooien worden gebruikt om vogels te ringen en voor educatie.”
Onderzoek
Zo vangt Pellegrom alleen nog eenden voor onderzoek, bijvoorbeeld naar het ontstaan en de verspreiding van vogelgriep. „Zonder kooiker is er geen wetenschappelijk onderzoek.” Om wilde eenden te lokken heeft hij ongeveer tachtig lok- of staleenden. Die zijn permanent in de kooi. Ze zwemmen vrij op de centrale plas van de eendenkooi, waar ze passerende eenden aantrekken.
Om eenden te vangen laat de kooiker het hondje voor de schuin geplaatste rieten schermen langs het water lopen. Eenden zijn ontzettend nieuwsgierig en zwemmen naar het hondje toe. De kooiker verbergt zich achter het riet en dirigeert het hondje met handgebaren naar het volgende scherm.
De eenden volgen hem tot ze in de gebogen vangpijp zitten. Als de kooiker zich laat zien, vluchten de eenden vanzelf dieper de vangpijp in, die geleidelijk nauwer wordt. Met een koord bedient de kooiker een klep, waarmee de eenden aan het eind worden opgesloten. Daar kan de kooiker ze er gemakkelijk uit halen. Afhankelijk van de windrichting kiest de kooiker welke van de vier vangpijpen hij gebruikt. „Eenden vluchten tegen de wind in. Je kunt dus bepalen dat ze dieper de vangpijp in vliegen.”
Tijd
Sinds hij met pensioen is, heeft Pellegrom meer tijd voor de eendenkooi. Op verschillende plaatsen staan hutjes om de eenden te observeren. De vangpijpen moeten worden uitgebaggerd, de beschoeiing en de netten onderhouden. In de winter worden broedkorven gevlochten en in het voorjaar raapt hij eieren van nijlganzen en Canadese ganzen om te voorkomen dat die de kooi overnemen. Elke tien à vijftien jaar worden de rieten schermen vervangen. Ook plaatst Pellegrom nestkastjes voor zangvogels.
Kooikers zijn gepassioneerde buitenmensen die ervan genieten buiten bezig te zijn. „Ook als het koud is of regent”, tekent Kalden van de Kooikersvereniging aan. Het vak, dat vroeger van vader op zoon ging, is meer een hobby is geworden. Pellegrom ziet jonge mensen afhaken vanwege andere verplichtingen. „Zodra er kinderen komen, is er minder tijd.”
Erfgoed
Komende maand beraadt de Kooikersvereniging zich in een ‘veldwerkplaats’ op de toekomst. Veranderingen zijn voor voorzitter Kalden geen reden tot pessimisme. Er is veel enthousiasme om de eendenkooien in stand te houden als cultureel en landschappelijk erfgoed. „Eenlingen als Pellegrom worden op den duur opgevolgd door teams van vrijwilligers”, verwacht hij.
„Om een eendenkooi ‘levend’ te houden is het belangrijk dat de jacht op de wilde eend blijft bestaan”, benadrukt Kalden. „De oogst uit de natuur is de beloning voor het werk van de kooiker.”
Al jaren wordt vanwege de achteruitgang van de wilde eend gesproken over een jachtverbod. Kalden waarschuwt het kind niet met het badwater weg te gooien: „Mocht dat jachtverbod er ooit komen, dan moet er een uitzondering worden gemaakt voor de eendenkooi, anders gaat dit erfgoed verloren.”