Honderd jaar ringen in eendenkooien
In 2006 waren er nog maar vijf eendenkooien in Nederland waar de vogels werden geringd. Door de inzet van de Werkgroep Ringwerk Eendenkooien Nederland (WREN) zijn dat er nu zo’n dertig.
Geen toegang, staat er duidelijk op het gele bordje van Natuurmonumenten achter een hek net onder ’s-Hertogenbosch. Fons Mandigers mag als beheerder van Natuurmonument het bordje negeren en klimt het hek over. De reden voor het verbod ligt zo’n 300 meter verderop in de weilanden: de Nieuwe Kooi.
„Een kooiker is gebaat bij rust in en rondom zijn eendenkooi”, zegt Mandigers. „Daarom is er een afpalingsrecht ingesteld. Dat betekent dat het verboden is om binnen een cirkel van 753 meter rondom deze kooi handelingen te verrichten waardoor de eenden kunnen worden gestoord.”
Dat die rust niet alleen eenden aantrekt, is te zien als de beheerder het bosje nadert. Direct naast de kooi grazen twee reeën. „We hebben weleens 43 reeën geteld in een strook van nog geen kilometer tussen de Nieuwe Kooi en de verderop gelegen Oude Kooi.” Ook als Mandigers het bosgebied binnenkomt, rent er een ree weg.
Bij de eerste met gaas overdekte vangpijp pakt de beheerder een emmer met voer en begint te fluiten. Onmiddellijk komen de tamme eenden van de kooiplas naar hem toe. Mandigers doet het vangproces voor. Eerst strooit hij voer aan het begin van de vangpijp. Dat trekt zowel de makke als de wilde eenden.
Doordat het voer steeds verder weg wordt gestrooid, gaat het koppeltje eenden steeds verder de vangpijp in. „Als ze ver genoeg zijn, verschijnt de kooiker bij de openingen in het rieten scherm. De tamme eenden trekken zich daar niets van aan, maar de wilde eenden schrikken en vliegen verder de pijp in.”
De vangpijp werkt als een fuik, hij wordt steeds smaller en lager. Als de wilde eenden in het vanghokje zijn gekomen, trekt de kooiker een klep omhoog, waardoor de vogels gevangen zijn. „Alleen de wilde eend, waarvan het mannetje zo’n mooie groene kop heeft, mag nog bejaagd worden. Als die voor consumptie is bestemd, draait de kooiker hem onmiddellijk de nek om. Daar komt de uitdrukking ”de pijp uitgaan” vandaan.” Tegenwoordig worden de meeste gevangen eenden echter geringd.
Het kooikershondje wordt volgens Mandigers steeds minder gebruikt door kooikers. Dit hondje moet de nieuwsgierigheid van eenden wekken. Het beestje verschijnt af en toe in de vangpijp, waardoor de eenden dichterbij komen om te kijken waar de hond blijft. Dit principe werkt echter niet goed bij de wilde eend, waarvan het mannetje zo’n mooie groene kop heeft. Bijna twee derde van alle gevangen vogels in eendenkooien bestaat tegenwoordig uit wilde eenden (Anas platyrhynchos). Van 2008 tot 2012 zijn er in Nederlandse eendenkooien in totaal 6201 eenden geringd, waarvan 4319 wilde eenden.
Het vangen van eenden gebeurt al vanaf de vroege middeleeuwen met vangpijpen. In de zestiende eeuw kwamen eendenkooien op gravures en schilderijen voor. Ze verschenen overal waar grote concentraties watervogels waren, dus in de buurt van waterrijke gebieden. De techniek waaide vanuit Nederland en Vlaanderen over naar aangrenzende landen als Engeland, Duitsland, Frankrijk en Denemarken.
Goede en slechte vangstjaren wisselden elkaar af. Vandaar dat kooikers er vaak nog een beroep bij hadden. Mandigers: „Zo hadden de laatste generaties van de familie Van Helvoirt die hier kooiden, er een tuinderij bij. De opa van de laatste kooiker, Frans van Helvoirt, was naast kooiker ook visser in deze polder.”
Het ringen van eenden gebeurt sinds 1911. Niet bekend is of de ringer daarvoor enige vergoeding kreeg. Vanuit de Kooikersvereniging werd het ringwerk gestimuleerd om meer informatie over vogeltrek te achterhalen. De kooikers hebben eenden steeds op vrijwillige basis geringd.
Het aantal geringde eenden nam gestaag toe en bereikte in Nederland zijn hoogtepunt in de jaren vijftig. Tussen 1951 en 1960 werden er in Nederland 53.533 eenden geringd. De gegevens van de geringde vogels gingen naar het Vogeltrekstation in Arnhem. Dat verbood in de jaren zeventig en tachtig het ringen van de wilde eend, omdat het de grote hoeveelheid terugmeldingen niet kon verwerken. Verreweg de meeste vinders van ringen waren jagers die bij hun buit een ring ontdekten en dat keurig meldden.
Vanaf de jaren tachtig verdween het kooikersvak meer en meer. Veel eendenkooien werden overgenomen door natuurorganisaties omdat er geen opvolgers waren. Met het verdwijnen van kooikers liep ook het ringen in eendenkooien gestaag terug. In 2006 waren er nog maar vijf kooien waar dat gebeurde.
Fons Mandigers en Désiré Karelse zagen het met lede ogen aan. Zij richtten in 2006 de Werkgroep Ringwerk Eendenkooien Nederland (WREN) op. Mandigers: „Een eendenkooi kun je niet in stand houden als een soort museum. Hij moet in gebruik blijven om hem te kunnen behouden. Ringen is een belangrijke, eigentijdse functie, waardoor de kooi toch in gebruik blijft.”
Door de inzet van de werkgroep leerden ervaren kooikers en ringers de afgelopen jaren de kneepjes van het vak aan vrijwilligers. Anno 2013 zijn er weer bijna dertig eendenkooien in gebruik om te ringen. Mandigers: „Een eend met een ring wordt plotseling een individu. Je kunt er allerlei gegevens van bij gaan houden: waar hij gezien is, welke afstanden hij heeft afgelegd, hoe oud hij is.”
De afdeling virologie van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam gebruikt de gevangen eenden sinds 1998 voor een grootschalig bemonsteringsprogramma. De virologen nemen jaarlijks ongeveer 15.000 monsters bij wilde eenden af om ze te controleren op de aanwezigheid van vogelgriepvirussen. Gemiddeld bij 6,2 procent van de wilde eenden is het virus inmiddels aangetroffen.
Niet alleen voor wetenschappers zijn eendenkooien interessant. Ook veel natuurliefhebbers vinden het schitterend om er een kijkje te nemen. Mandigers: „Op een open dag van een eendenkooi kwamen meer dan 1500 mensen af. Omdat kooikers altijd zo min mogelijk pottenkijkers wilden hebben, kregen eendenkooien iets geheimzinnigs. Dat intrigeert mensen.”
Boek en symposium
Wetenschappers, vogelringers, kooikers, natuurbeheerders, jagers en beleidsmakers ontmoetten elkaar zaterdag 20 april op een symposium in Oss, ter ere van meer dan honderd jaar ringwerk in eendenkooien. Op de conferentie wordt aan de directeur van Staatsbosbeheer het eerste exemplaar overhandigd van ”Blauwgoed, helen en halven. 100 jaar ringwerk in eendenkooien”, een interessant boek over de geschiedenis van eendenkooien en het ringen. Het is te bestellen door 25,00 euro over te maken op rekeningnummer 8079535 t.n.v. Eendenkooi Stichting te IJsselstein. Vermeld ”Voorintekening ringboek” en uw adres, dan wordt het boek u toegestuurd.