Het meesterlijke licht van Vermeer
Het is een vrolijk weerzien in het Rijksmuseum in Amsterdam. Van over de hele wereld hebben mannen en vrouwen die Vermeer portretteerde elkaar weergevonden.
Het meisje met de parel uit Den Haag schuift ook even aan, maar zij verlaat de reünie voortijdig. Wat maakt Vermeer zo bijzonder?
Het oeuvre van de Delftse schilder Johannes Vermeer (1632-1675) is niet heel groot. Van hem zijn maar 37 schilderijen bewaard gebleven. Uit oude veilingcatalogi en inventarissen is bekend dat er in ieder geval vijf werken verloren zijn gegaan. Heel veel meer zal Vermeer er vermoedelijk ook niet hebben gemaakt, schatten deskundigen in. Tekeningen, schetsen en voorstudies ontbreken volledig. Ter vergelijking: Rembrandt maakte zo’n 350 schilderijen, 300 etsen en rond de 2000 tekeningen.
Vermeers schilderijen zijn in de loop van de tijd over de hele wereld verspreid. Omdat ze tot de topstukken behoren, lenen musea ze niet graag uit. Vooral in Amerika en Japan is Vermeer ongekend populair. Het is dan ook bijzonder dat het Rijksmuseum erin geslaagd is de grootste Vermeertentoonstelling ooit samen te stellen. Van de 37 schilderijen zijn er tot 4 juni niet minder dan 28 in Amsterdam te zien. Vanwege de te verwachten toeloop heeft het museum de openingstijden verruimd.
Vermeer is niet altijd zo beroemd geweest als tegenwoordig. Lange tijd werden veel van zijn schilderijen zelfs toegeschreven aan kunstenaars als Frans van Mieris, Garbiel Metsu of Pieter de Hooch.
Het ”Meisje met de parel” dook pas in 1881 weer op toen het schilderij in Den Haag werd geveild. Het verkeerde in slechte staat en wisselde voor slechts 2 gulden van eigenaar (exclusief veilingkosten van 30 cent). In 1902 vermaakte kunstverzamelaar Arnoldus A. des Tombes het werk aan het Mauritshuis in Den Haag. Toch viel het schilderij toen nog niet meteen op. De Franse schrijver Marcel Proust bezocht het Mauritshuis in 1902 en had alleen oog voor Vermeers ”Gezicht op Delft”, waar hij lyrisch over was. Dat het ”Meisje met de parel” een wereldberoemd icoon zou worden, lag toen nog ver in het verschiet.
Klimaatactivisten
Tegenwoordig zijn de rollen omgedraaid. Museumbezoekers lijken alleen nog oog te hebben voor het ”Meisje”. Ze overschaduwt de twee andere Vermeers die bij haar op zaal hangen: ”Diana en haar nimfen” en ”Gezicht op Delft”. Niet voor niets was ze in oktober het doelwit van klimaatactivisten die zich eraan vastplakten.
Toch is ”Gezicht op Delft” minstens zo belangrijk om iets te begrijpen van de aantrekkingskracht van het werk van Vermeer. ”Gezicht op Delft” is qua onderwerp niet vernieuwend. In de zeventiende eeuw werden veel meer stadsgezichten gemaakt, door allerlei kunstenaars. Maar de manier waarop Vermeer de stad in het licht zette was echter uniek. Het zonlicht dat door de wolken valt geeft het tafereel een betoverende verstilling die bijna onaards aandoet.
Het is dit intrigerende spel met licht dat ook alle andere schilderijen van Vermeer typeert. Historicus Aart Aarsbergen vat het in zijn boek ”Het raadsel Vermeer” als volgt samen: „Lichtval bepaalt zijn composities en geeft er een emotionele en psychologische diepgang aan die ons nog steeds fascineert en ontroert.” Hij doelt dan vooral op de schilderijen met een deftige kamer waarin een welgestelde vrouw (slechts een enkele keer gaat het om een man) gewone dagelijkse dingen doet: een brief lezen of schrijven, kantklossen, toilet maken, musiceren, een glas wijn drinken; kortom, het geïdealiseerde leven van de gegoede burgerij. De enige vrouw uit de werkende klasse die Vermeer portretteerde is ”Het melkmeisje” (ca. 1658-1661).
Wat opvalt is dat Vermeer zorgvuldig het rumoer dat buiten speelde weghield uit zijn kunstwerken. Nergens zijn sporen te vinden van een druk gezinsleven; en al evenmin van brandschattende soldaten, felle godsdiensttwisten, een ontploffend kruitmagazijn (de Delftse Donderslag van 12 oktober 1654), zeeoorlogen met Engeland, binnenvallende Fransen (in 1672) en de politieke moord op de gebroeders De Witt die Vermeers tijd kenmerkten. Vermeer roept een sfeer op van verstilling en contemplatie. Zijn schilderijen ontstijgen daarmee het tijdelijke en toevallige en verwijzen naar een hogere werkelijkheid. Aarsbergen spreekt van vreedzame enclaves van troost.
Parel
Het vakmanschap van Vermeer komt tot uiting in de manier waarop hij voorwerpen en stoffen weergeeft. Hij schildert niet wat er is, maar hoe iets het licht weerkaatst. Hij werkt met alleen licht en kleur om iets vorm te geven. Dat is bijvoorbeeld heel mooi te zien bij de ‘parel’ (vermoedelijk een glazen of tinnen oorsiersel) van het ”Meisje met de parel”. Met slechts twee goedgeplaatste verftoetsen roept Vermeer als een illusionist de suggestie op van een bolvormig sieraad. Op een vergelijkbare manier geeft hij de neus van het meisje weer; niet door de vorm ervan te schilderen, maar door het beeld ervan met licht- en schaduwpartijen als het ware op te roepen. Vermeer was een meester in het waarnemen. Dat blijkt ook uit de manier waarop hij sommige passages in de schilderijen scherp en andere juist onscherp weergeeft, zachte overgangen creëert en met kleine stippen lichteffecten aanbrengt op voorwerpen, bijvoorbeeld op het brood bij het melkmeisje. Het verbaast dan ook niet dat Vermeer in de negentiende eeuw werd herontdekt – de impressionisten zagen in hem een inspirerend voorbeeld omdat die meer geïnteresseerd waren in het oproepen van suggestie dan in het weergeven van een natuurgetrouw beeld.
Een deel van Vermeers aantrekkingskracht zit hem ook in het feit dat er vrijwel geen biografische gegevens van de kunstenaar bekend zijn; een (zelf)portret ontbreekt en op de plek waar hij woonde en werkte is niets meer wat aan hem herinnert. We weten niet veel meer dan dat Vermeer een groot gezin had –hij en zijn vrouw Catharina kregen vijftien kinderen, van wie er vier jong stierven–, dat hij een herberg bezat en in kunst handelde. We moeten het dus vooral hebben van de informatie die uit de kunstwerken zelf naar voren komt. En dat geeft alle ruimte aan speculatie. Van wie leerde Vermeer het vak? Wie zijn de mensen die Vermeer portretteerde? Waarom gebruikte hij zo vaak vrouwen en meisjes als model? Werd hij na zijn huwelijk met Catharina Bolnes overtuigd rooms-katholiek – terwijl zijn ouders nog wel waren getrouwd door de rechtzinnige predikant Jacobus Trigland? Maakte hij misschien gebruik van de camera obscura voor het juiste perspectief en de beste compositie? En hoe werd hij op het spoor gezet van de intieme scènes binnenshuis die zijn handelsmerk zouden worden? Vragen waarop lang niet altijd een eenduidig antwoord kan worden gegeven, omdat documentatie erover nu eenmaal ontbreekt.
Diepere betekenis
Intrigerend blijft de vraag wat Vermeer met zijn schilderijen tot uitdrukking wilde brengen. Aarsbergen vindt dat we er niet per se een diepere betekenis achter moeten zoeken. Hij vermoedt dat Vermeer bewust de mogelijkheid openhield om zijn schilderijen op verschillende manieren te interpreteren. „Bij Vermeer weet je het niet, hij laat nooit het achterste van zijn tong zien”, aldus Aarsbergen. „Hij laat het oordeel aan de kijker en dat geeft zijn werk een bijzondere aantrekkingskracht.” Maar dat is wellicht een al te moderne interpretatie. Vermeers werk zit vol zinnebeeldige verwijzingen naar onder meer ijdelheid, vergankelijkheid en een dubieuze moraal. Omdat Vermeer inderdaad ruimte liet voor verschillende interpretaties, is de precieze strekking van een beeld vaak niet helder.
Overigens erkent Aarsbergen wel dat Vermeer ervan overtuigd was dat God Zich in de schoonheid van de wereld openbaarde. Het licht verwees bij hem naar een hogere werkelijkheid. Een fanatieke calvinist was Vermeer zeker niet, maar volgens Aarsbergen had hij waarschijnlijk geen duidelijke voorkeur voor een van de vele denominaties die er in die tijd in de Republiek bestonden.
Jezuïeten
Gregor J. M. Weber, hoofd beeldende kunst van het Rijksmuseum, gaat in de publicatie ”Johannes Vermeer. Geloof, licht en reflectie” dieper in op Vermeers godsdienstige opvattingen en komt tot andere conclusies. Hij maakt onder meer aannemelijk dat de kunstenaar na zijn huwelijk met Catharina Bols overtuigd rooms-katholiek werd en dat dit ook te zien is in zijn schilderijen. Volgens Weber zit Vermeers werk juist vol met symbolen uit de jezuïtische traditie. De jezuïeten waren een rooms-katholieke orde die in 1534 was opgericht door Ignatius van Loyola. De leden hielden zich vooral bezig met onderwijs en bekering van ongelovigen overal in de wereld. Ze kregen een gedegen opleiding en waren erg geïnteresseerd in de natuurwetenschappen, met name in de optica.
Vlak bij de plek waar Vermeer woonde was een schuilkerk van de jezuïeten aan de Oude Langendijk. Het contact met de daar verblijvende paters heeft het leven en het werk van Vermeer duidelijk beïnvloed, stelt Weber. De jezuïeten waren van mening dat het weerkaatste licht een verwijzing is naar het licht van God Zelf, dat het zichtbare een teken is van het onzichtbare.
Als duidelijk voorbeeld van deze jezuïtische invloed noemt Weber Vermeers schilderij ”Allegorie van het geloof” uit 1670-1674. Hij laat zien dat de kunstenaar nauwgezet de voorschriften uit de bundel ”Iconologia” (1593) van Cesare Ripa volgde voor het verbeelden van het katholieke geloof. De voet van de vrouw rust bijvoorbeeld op een globe, als teken dat het geloof zegeviert over alle wereldse zaken. De mysterieuze glazen bol die aan een draad hangt, komt bij Ripa echter niet voor. In het schilderij van Vermeer weerkaatst de bol de heldere ramen en de intense kleuren van het vertrek. „Het gaat Vermeer duidelijk niet om een perfect vervormd miniatuurbeeld van de kamer (zoals andere kunstenaars tonen), maar, op uiterst geconcentreerde wijze, om de weerkaatsing van het licht in het interieur. Daarmee geeft Vermeer het licht zelf de hoofdrol in dit jezuïtisch embleem.” Want de bol heeft de kunstenaar volgens Weber overgenomen uit een bundel van de Vlaamse jezuïet Guilielmus Hesius (1601-1690). Hij heeft daar een duidelijke zinnebeeldige betekenis. Hesius noteerde er een verklarende spreuk bij: ”Het vat wat het niet vatten kan”. De glazen bol is maar klein en beperkt, maar is in staat om het hele universum te weerspiegelen. En daarmee symboliseert hij de menselijke geest, die dankzij het geloof in staat is de geestelijke werkelijkheid te begrijpen en te bevatten.
Weber beschouwt de kunstwerken van Vermeer dan ook al allegorieën, die hij in een nieuwe, alledaagse jas steekt. Hij legt bijvoorbeeld uit dat het schilderij ”Jonge vrouw met een waterkan” uit ca. 1662-1664 verwijst naar de reinheid en zuiverheid van Maria. Het –goddelijke– licht dat door het raam binnenvalt wordt gereflecteerd door een waterkan, die verwijst naar Maria als bron van alle bronnen omdat ze Christus heeft voortgebracht.
Het feit dat over Vermeer eindeloos kan worden gespeculeerd en gefilosofeerd, maakt hem tot een boeiende kunstenaar. Maar de manier waarop hij het licht laat reflecteren, maakt hem tot een genie. De grote Vermeertentoonstelling in het Rijsmuseum laat daar geen misverstand over bestaan.
Boekgegevens
Het raadsel Vermeer. Kroniek van een schildersleven, Aart Aarsbergen; uitg. Sterck en De Vreese; 240 blz.; € 27,50;
Vermeer. De schilder die de tijd stilzet, Nils Büttner; uitg. Meulenhoff; 176 blz.; € 20,99;
Johannes Vermeer. Geloof, licht en reflectie, Gregor J.M. Weber; uitg. Rijksmuseum; 168 blz.; € 25,-