Diaconieën en diaconale organisaties bieden steeds meer hulp bij armoede en doen dat „onvoorwaardelijk”. Niet-kerkleden denken bij financiële nood echter „nauwelijks” aan de kerk als mogelijke hulpverlener.
Dat blijkt uit het rapport ”Armoede in Nederland” dat maandagmorgen in Den Haag werd aangeboden aan minister Carola Schouten (Armoedebeleid). Het onderzoek, dat sinds 2002 driejaarlijks wordt uitgevoerd, richt zich onder meer op de Protestantse Kerk in Nederland, de Rooms-Katholieke Kerk, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Christelijke Gereformeerde Kerken, evenals internationale en migrantenkerken, het Leger des Heils en organisaties zoals SchuldHulpMaatje.
De geschatte tijd die betaalde en onbetaalde krachten in 2021 hebben besteed aan het ondersteunen van mensen in armoede komt uit op bijna 2,3 miljoen uren. Ook gaven de deelnemende kerken en organisaties in dat jaar in totaal naar schatting ruim 40,9 miljoen euro uit aan armoedebestrijding: ruim 16,6 miljoen euro voor individuele financiële hulp (in 2018 ruim 14,8 miljoen) en ruim 23,4 miljoen voor collectieve hulp (in 2018 ruim 16,8 miljoen), bijvoorbeeld via voedsel- en kledingbanken en noodfondsen. Naast financiële ondersteuning wordt er materiële ondersteuning geboden voor de eerste levensbehoeften. „Veel genoemd is het voorzien in eten.” Ook worden bijvoorbeeld meubels, witgoed en kleding gegeven aan mensen die dit nodig hebben.
Tijdens de eind vorig jaar uitgevoerde enquête gaf zo’n 60 procent van de kerken en diaconale organisaties aan dat het aantal hulpvragen in 2022 naar verwachting „een beetje” of „flink” zou toenemen ten opzichte van 2021.
Bij de diaconieën kloppen vooral mensen met schulden (55 procent), mensen zonder betaald werk (51 procent), alleenstaande ouders met kinderen (47 procent) en asielzoekers, vluchtelingen of ongedocumenteerden (46 procent) aan.
De mate waarin een diaconie zicht heeft op armoede onder de eigen leden, verschilt. „Doordat armoede nog vaak een taboeonderwerp is en gepaard gaat met gevoelens van schaamte, is het moeilijk te achterhalen welke leden te kampen hebben met financiële problemen.”
Buitenkerkelijken zijn nauwelijks geneigd om hulp te zoeken bij de kerk. „Binnen de kerk vinden we het heel logisch dat de diaconie niet alleen voor mensen van binnen de kerk is”, merkt een respondent op. „Maar mensen buiten de kerk weten dat helemaal niet en die zijn op een positieve manier verrast dat diaconie er ook is voor anderen.”
De ondervraagden pleiten ervoor om meer in te zetten op het verstrekken van duurzame hulp. Het gaat dan om „maatregelen die kunnen bijdragen aan het voorkomen, verminderen en oplossen van armoede”.
Publiek debat
Een van de trends die het rapport zichtbaar maakt, is dat kerken en diaconale organisaties de afgelopen jaren „steeds meer present zijn in de wijken”, waarbij allerlei laagdrempelige initiatieven worden ontwikkeld. Ook is er een groeiend aantal pioniersplekken in arme buurten.
Tegelijk zijn de betrokken kerken in het publieke debat „veel minder zichtbaar en hoorbaar”. Veel respondenten vinden dit een gemis en pleiten ervoor dat de kerk „weer veel meer een agenderende rol op zich neemt door aandacht te vragen voor armoede in Nederland”. De ondervraagden spreken daarbij over „opstaan tegen onrecht, strijden voor een rechtvaardige samenleving en opkomen voor het recht op een menswaardig bestaan van mensen in armoede”.
In het publieke debat zou ook actiever moeten worden benoemd „welke activiteiten kerken en diaconale organisaties verrichten om armoede te bestrijden en welke achterliggende drijfveren daarbij een rol spelen. Dat is niet alleen van belang voor de beeldvorming, maar op deze manier kunnen kerken en diaconale organisaties ook een voorbeeldfunctie vervullen voor overheden.”
Bijbelse opdracht
Een duidelijk kenmerk van de armoedeaanpak van kerken en diaconale organisaties is dat betrokkenen zich laten inspireren door de Bijbel. Het wordt gezien als een Bijbelse oproep, opdracht en plicht om er te zijn voor groepen in kwetsbare posities.
Respondenten geven „opvallend vaak” aan dat de ondersteuning wordt geboden „vanuit vertrouwen, liefde en gelijkwaardigheid”. Terwijl burgers door overheden „geregeld vanuit wantrouwen worden benaderd”, willen kerken „meer uitgaan van vertrouwen in mensen, al weten betrokkenen dat er soms misbruik plaatsvindt”.