De kerk dient een actieve rol te spelen op de terreinen van eenzaamheid, de vluchtelingencrisis en armoede/energiecrisis, vinden leden van zowel de Rooms-Katholieke Kerk (RKK) als de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).
Dat is een van de uitkomsten van het onderzoek ”De kerk in crisistijd”, uitgevoerd in opdracht van de actie Kerkbalans. De resultaten werden woensdagochtend in Den Haag gepresenteerd.
Eenzaamheid scoort met 88 procent verreweg het hoogst als thema waarbij de respondenten een actieve houding van de kerk verwachten. Bij vluchtelingencrisis en energiecrisis/armoede gaat het om respectievelijk 75 en 68 procent. Deze percentages liggen aanzienlijk hoger dan bij de coronacrisis (13 procent) en de stikstofcrisis (5 procent).
De deelnemers kregen ook de vraag voorgelegd bij wie ze zelf steun zoeken in crisistijd. De meeste ondervraagde kerkleden zoeken steun bij familie (83 procent) en vrienden (65 procent). Daarna volgt de kerk met 33 procent. Als het gaat om het zoeken van steun bij de kerk, blijkt er een aanzienlijk verschil tussen de groep die regelmatig naar de kerk gaat en degenen die dit soms of nooit doen. Zo zoekt van de PKN-leden die regelmatig een dienst bijwonen 67 procent steun bij de kerk. Bij de protestanten die soms of nooit naar de kerk gaat, betreft het 17 procent.
Extra geven
De onderzoekers concluderen dat respondenten die soms of regelmatig naar de kerk gaan „de kerk blijven steunen in deze crisistijd”. Zo zegt ruim twee derde (68 procent) van de regelmatige kerkgangers de kerk met hetzelfde bedrag te blijven steunen, terwijl 26 procent aangeeft een hoger bedrag te geven. Slechts 2 procent laat weten zijn financiële bijdrage te verlagen.
In een toelichting schrijven meerdere kerkleden die extra geld geven dat ze dit doen „omdat ze het kunnen missen en omdat de kerk ook meer geld nodig heeft in deze tijden”. Ook geven „veel kerkleden” die hetzelfde bedrag doneren aan „dat ze hun best doen om de kerk te blijven steunen met hetzelfde bedrag ondanks de stijgende kosten”.
Redenen om geld te geven, zijn onder meer „omdat de kerk kosten maakt” (70 procent) en „omdat men zich betrokken voelt bij de kerk” (66 procent). Die laatste optie scoorde in 2020 nog 74 procent en in 2021 68 procent. Ook de optie „omdat ik plezier beleef aan de kerk” wordt door de jaren heen minder vaak gekozen. De optie „omdat God dit van ons vraagt” bleef vrij stabiel (16 procent in 2020, 15 procent in 2022), evenals „vanwege de toekomst van onze kerk” (van 52 naar 50 procent).
Zowel protestanten als rooms-katholieken geven het liefst geld voor „onderhoud van het gebouw” en „loon van personen in dienst”. Protestanten kiezen daarnaast relatief „veel vaker” diaconale projecten, aanschaf van onderhoud en techniek, en activiteiten voor jongeren.
De ondervraagden geven vooral via een collecte (49 procent fysiek en 30 procent digitaal) en „door zelf af en toe geld over te maken” (44 procent). Ook zet 35 procent zich als vrijwilliger in voor de kerk. Bij protestanten (42 procent) ligt dit percentage hoger dan bij rooms-katholieken (29 procent).
De respondenten kregen ook een vraag voorgelegd over de kerk van de toekomst. Protestanten hopen dat de kerk waar ze lid van zijn voor volgende generaties onder meer een plek is waar zij er zijn voor elkaar (40 procent), kunnen leren, groeien en bezinnen (38 procent), hun geloof met anderen kunnen delen (36 procent), waar ze God kunnen ontmoeten (31 procent) en waar God centraal staat (22 procent).
Schrijnend
In een reactie op het onderzoek noemde de protestantse classispredikant ds. J. van Rijn (Zuid-Holland Noord) het „schrijnend” dat veel mensen eenzaamheid ervaren. In contacten met kerkelijke gemeenten merkt ze dat er veel aandacht is voor het omzien naar elkaar. „Hoewel het huisbezoek enigszins onder druk staat, worden met name ouderen zeer regelmatig bezocht.” Ook jongeren, scholieren en studenten verdienen echter „warme aandacht”, aldus ds. Van Rijn. „En de jeugdouderling kan daarbij een voortrekkersrol vervullen.”
De classispredikant wees erop dat doordeweekse groepsactiviteiten ook mensen trekken die geen lid zijn van de kerk, maar wel gezelschap zoeken. Als voorbeeld noemde ze een recent geopend inloophuis in haar classis. „Dit is vanaf dag één een groot succes en een aanwinst voor het hele dorp.” Ze zei ook dat elke kerk een keuken moet hebben, „want samen eten werkt verbindend”.
Ds. Van Rijn stond ook stil bij de energiecrisis. Ze hoopt dat mensen ook in deze crisis de weg naar de kerk weten te vinden, „maar dat valt wel tegen”. De predikant moedigde diakenen aan „om meer aan communicatie te doen in kerkbladen en kranten. Een duidelijk aanbod schept wellicht vraag.”
De Rotterdamse bisschop J. van den Hende, voorzitter van de Nederlandse bisschoppenconferentie, zei dat het onderzoek van Kerkbalans duidelijk maakt „dat de kerk ook wordt verbonden met crisismomenten”. Het komt er in tijden van crisis voor de kerk op aan „de liefde van God te verkondigen en verbinding tot stand te brengen in gemeenschappen”.
Aan het onderzoek deden 4499 personen mee, van wie er ruim 3000 behoren tot de kerken die betrokken zijn bij de actie Kerkbalans: 50 procent RKK, 49 procent PKN en 1 procent Evangelische Broedergemeente. Hun werd ook gevraagd hoe vaak ze een kerkelijke viering of dienst bezoeken. Het percentage protestanten dat één keer per week of vaker naar de kerk gaat, bedraagt 26 procent. In 2021 was dit nog 31 procent, in 2020 35 procent. Bij rooms-katholieken daalde het percentage wekelijkse kerkbezoekers van 18 procent in 2020 naar 14 procent in 2022.
Met de actie Kerkbalans zamelen vrijwilligers geld in voor hun plaatselijke kerk. De actie ging zaterdag van start en duurt tot met 28 januari.