Hertenkampen gaan verdwijnen. Vanaf 2024 mogen er geen nieuwe dieren meer bij komen, zei landbouwminister Piet Adema donderdag in de Tweede Kamer. Een terechte beslissing, vindt dierethicus Bernice Bovenkerk.
Een damhert dat rustig rondloopt op een kinderboerderij om daar wat te grazen. „Prima toch? Wat is daar op tegen?” vroeg SGP-Kamerlid Roelof Bisschop zich donderdag af in de Tweede Kamer bij een debat over dierenwelzijn.
Maar het kabinet denkt daar anders over (zie ”Waarom hert niet op positieflijst staat”). Herten staan niet langer op een zogeheten positieflijst. Alleen dieren die op die lijst staan, zijn toegestaan als hobby- en huisdier. Op een eerdere lijst stonden wel herten, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaarde die in 2017 ongeldig omdat de daarvoor gebruikte beoordelingsmethode niet objectief zou zijn.
Bernice Bovenkerk, universitair hoofddocent aan de Wageningen Universiteit, is kritisch op het argument van het kabinet dat de dieren, zeker als ze een gewei hebben, een risico zouden vormen voor mensen. „Volgens mij valt dat best mee”, zegt Bovenkerk. „In een hertenkamp kunnen bezoekers niet bij de dieren komen en verzorgers weten als het goed is hoe ze met de herten moeten omgaan.”
Wel is Bovenkerk het met Adema eens dat een leven in gevangenschap niet bij de dieren hoort. Dat vindt ze het belangrijkste argument om te stoppen met hertenkampen. „Denk aan een hert op een kinderboerderij. Doordat hij daar niet altijd even veel ruimte heeft en soms tussen mensen in loopt, kan hij min of meer verplicht zijn interactie aan te gaan met het publiek. Terwijl het dier daar soms geen zin in heeft.”
Natuurlijke omgeving
Tegelijk zijn er ook hertenkampen waar de dieren wel een goed leven hebben, nuanceert Bovenkerk. „In Zeist, waar ik woon, leven ook herten in een kamp, maar dat is heel groot en dat bevindt zich midden in het bos. Ze hebben daar veel vrijheid en leven min of meer in hun natuurlijke omgeving. Als je de dieren wilt houden, moet het op die manier.”
Als de herten genoeg ruimte hebben en de verzorgers weten hoe ze met hen moeten omgaan, zou een uitzondering dan niet terecht zijn? Bovenkerk is daar geen voorstander van. „Het is belangrijk om breder te kijken dan alleen naar hertenkampen. Dit verbod gaat ook over dat ene hert op een kinderboerderij met weinig ruimte. En je moet er al helemaal niet aan denken dat iemand één hert in zijn tuin houdt. Deze dieren zijn onderling heel sociaal. Als je kijkt naar het totaalplaatje, is het goed dat het verbod er komt.”
Bovenkerk kan zich goed voorstellen dat mensen die graag bij een hertenkamp gaan kijken, teleurgesteld zijn. „Maar dat is geen argument om dit besluit ongedaan te maken. Wat is het beste voor de dieren? Dat vind ik belangrijker.”