In de kindergeneeskunde staan we regelmatig voor beslissingen waarvan je denkt: kan en mag ik dit soort beslissingen wel nemen? Als een kind veel te vroeg geboren wordt en volgens de statistieken geen kans op overleving heeft, moet je dan toch aan de behandeling beginnen? Als een kind van drie jaar een ernstige erfelijke ziekte heeft en je weet dat het daardoor nooit ouder zal worden dan vier of vijf jaar, moet je dan starten met beademing op de intensive care, als het een ernstige longinfectie heeft? Als een puber met de scooter onder water is geraakt en pas na een half uur gevonden wordt, moet je dan starten met reanimatie, terwijl de kans op overleven minimaal is, met een zekere kans op zeer ernstig hersenletsel en coma?
Iemand die er niet mee te maken heeft, zal misschien geneigd zijn om van ingrijpen af te zien, maar voor de ouders van deze kinderen zijn zulke besluiten heel ingewikkeld, terwijl ze soms in enkele minuten moeten worden genomen. En voor de dokter die met de ouders spreekt, zijn dergelijke vragen ook enorme dilemma’s.
Ook in de ouderengeneeskunde doen deze vragen zich heel vaak voor. Moet een man van 92 die struikelt en beide heupen breekt nog geopereerd worden, terwijl het risico op overlijden tijdens de operatie heel groot is? Moet een bejaarde die al jarenlang ernstig dement is en een hartinfarct krijgt nog gereanimeerd worden? Moet een eenzame, maar nog wel vitale oudere van 88 bij wie kanker wordt geconstateerd nog chemotherapie en operaties krijgen?
Van een afstand bekeken ligt voor sommigen het antwoord misschien voor de hand, maar voor de oudere en zijn of haar kinderen kan het wel voor moeilijke gesprekken en afwegingen zorgen. En behandelaars zijn technisch wel in staat om de ingrepen uit te voeren, maar of de patiënt er beter van wordt, is soms echt wel de vraag.
Op het moment dat er een bijna eindeloos budget is, kan de gezondheidszorg nog best alle kanten op. Want wie zou die puber niet de kans willen geven op overleven na verdrinking, hoewel de kansen misschien heel gering zijn? En wie zou die vitale oudere behandeling van kanker willen onthouden wanneer hij of zij het zelf nadrukkelijk wil? Iedere kans, hoe klein ook, kan worden aangegrepen. Tenslotte is het leven van de allerhoogste waarde en speelt geld geen rol.
Lange tijd hebben we de ruimte gehad en genomen om te kiezen. Maar in de komende jaren zal daarvoor steeds vaker geen ruimte meer zijn. We gaan een periode tegemoet waarin de zorgvraag enorm toeneemt, doordat er steeds meer ouderen in onze samenleving zijn. De naoorlogse geboortegolf gaat geleidelijk aan richting de leeftijd van de 80 jaar en dat heeft enorme gevolgen voor de kosten van de gezondheidszorg.
Meer dan de helft van de gezondheidskosten in een mensenleven wordt gemaakt in de laatste vijf levensjaren. De gemiddelde zorgkosten van iemand boven de 75 jaar zijn al snel tien keer hoger dan die van een jongvolwassene. In de komende twintig jaar groeit de groep die veel zorgkosten met zich meebrengt sterk ten opzichte van de werkende bevolking, die de kosten moet opbrengen.
Als we de gezondheidszorg op de huidige manier laten bestaan, zullen de zorgpremies zich net zo ontwikkelen als we met bijvoorbeeld de gasprijzen hebben gezien. Voor veel mensen zou gezondheidszorg dan onbetaalbaar worden. Daarom heeft de overheid onlangs in het Integraal Zorg Akkoord (IZA) afgesproken dat de kosten maar beperkt mogen stijgen, terwijl de organisatie van zorg sterk moet worden aangepakt: met minder mensen meer doen.
De cijfers zijn zeer overtuigend. Het kan niet anders of we gaan steeds vaker de vraag krijgen of we nog wel moeten opereren bij iemand van ouder dan 80 en of kankerbehandeling nog wel gerechtvaardigd is op die leeftijd. Vragen die heel pijnlijk zijn voor patiënten en hun naaste familieleden. Maar die ons (ieder persoonlijk) tegelijkertijd nopen tot nadenken over waarom we zo gehecht zijn aan ons door ziekte en lijden getekende aardse leven. En om ons af te vragen of we wel voldoende investeren in het krijgen van een verzekering voor het ééuwige leven. Zeker ook als we nog gezond zijn. Wellicht maakt het onze keuzes gemakkelijker tegen de tijd dat „onze tijd daar is”.
De auteur is hoogleraar kinderlongziekten.