Met Poetin als president is repressie uit Sovjettijdperk volledig terug
Eind december was het 100 jaar geleden dat de Sovjet-Unie het levenslicht zag. In 1991 viel het rijk uiteen. Voor de Russische president Vladimir Poetin is dit „de grootste politieke catastrofe van de 20e eeuw”.
De Sovjet-Unie ontstond vijf jaar na de revolutie van 1917. De communisten, met Lenin aan het hoofd, kwamen in dat jaar aan de macht. Het was absoluut nog maar de vraag of hun regime een lang leven beschoren zou zijn. Ze vochten een bloedige strijd uit met de restanten van het voormalige leger van de tsaar, de zogenaamde witten. De boeren vonden zij tegenover zich omdat die zich keerden tegen de inbeslagname van hun levensmiddelen. En dan waren er nog de volkeren aan de rand van het immense rijk die zich onafhankelijk hadden verklaard.
Lenin noemde het tsarenrijk altijd een gevangenis van verschillende volken. Toen dat ineenstortte, eisten de niet-Russische volken autonomie en onafhankelijkheid. Maar na de revolutie van 1917 veroverden de communisten de verloren gebieden van het tsarenrijk terug. In 1922 was met de verovering van Vladivostok het vroegere Russische rijk zo goed als hersteld.
De stichting van de USSR was nog slechts een formaliteit. December 1922 nodigden de communisten vertegenwoordigers van de satellietstaten Wit-Rusland, Oekraïne en de Trans-Kaukasische Federatie naar Moskou uit om zich met de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek tot één staat te verenigen.
Naar een idee van de revolutionaire leider Lenin werd het een vrijwillige unie van soevereine republieken. Elk had het recht uit de unie te stappen. In de praktijk stelde dat niets voor. Toen 30 december 1922 het verdrag in werking trad was de Sovjet-Unie een feit.
Dat de radicale marxisten al het verzet overwonnen, kwam vooral doordat ze meedogenloos te werk gingen. Lenin eiste dat de partijleiders in de provincie „de massaterreur direct moesten invoeren, andersdenkenden neerschieten en onbetrouwbare elementen in concentratiekampen opsluiten”. In korte tijd verloren een kwart tot één miljoen mensen het leven.
Josef Stalin trad in 1924 aan als de politiek leider van de Sovjet-Unie. Hij vestigde het imago van de USSR als onverbiddelijke dictatuur. Onder hem was niemand veilig voor de binnenlandse veiligheidsdienst, de zogenaamde Tsjeka. Iedereen die een bedreiging vormde voor Stalin of die Stalin als zodanig zag, werd gedood. De binnenlandse terreur ging zelfs zover dat de Tsjeka quota kreeg opgelegd.
Onder Stalins opvolgers Nikita Chroestsjov en Leonid Breznjev maakten Oost-Europese satellietstaten van de Sovjet-Unie kennis met de ijzeren vuist van de communistische heersers. Toen de inwoners van DDR, Hongarije en Tsjecho-Slowakije meer vrijheid wilden, reageerde Moskou niets en niemand ontziend.
Eind jaren tachtig liet Sovjetleider Michail Gorbatsjov de teugels vieren. De Baltische staten, Armenië en Georgië maakten gebruik van Lenins clausule in het Sovjetverdrag en verklaarden zich onafhankelijk. Al snel volgden de andere republieken en bleef Rusland alleen over.
Met Poetin als president is de repressie uit het Sovjettijdperk weer volledig terug. Tegenstanders zijn hun leven niet zeker. Poetin betwist andere landen bestaansrecht en valt ze binnen. Net als in de tijd van de Sovjet-Unie.