Groenmonitor gaf zomer een rapportcijfer
Het peil in de Rijn stond afgelopen zomer historisch laag. Het hele Europese continent zuchtte in juli en augustus onder de aanhoudende droogte. Regen bleef uit.
En dat was te zien en te merken. Niet alleen met het blote oog, maar ook vanuit de ruimte. Dat vertelt Gerbert Roerink, onderzoeker aan Wageningen University & Research. Roerink ontwikkelde de Groenmonitor, die de impact van de droogte op graslanden inzichtelijk maakt. Uiterst nauwkeurig. Met behulp van satellieten.
Het werkt zo: om te groeien gebruiken bladgroenkorrels in de planten het rode licht uit zonlicht. Dat proces heet fotosynthese. Bladeren weerkaatsen dus geen rood licht terug de ruimte in. Kale grond reflecteert rood licht wel. Satellieten detecteren dat verschil in reflectie. Ze zien dus of weilanden en gazons grazig groen zijn of dat deze veranderen in bruingele prairielandschappen. De gegevens van de satellieten worden vertaald naar een groenindex, een waarde tussen de 0 en 1. Waarbij 0 staat voor open water, 0,2 voor kale, zwarte aarde en 1 voor fris, diepgroen loofbos.
Roerink ziet de index als een nieuwe grootheid. „Voordat meneer Celsius leefde, wisten we wel of het buiten koud of warm was, maar konden we daar geen precies getal aan koppelen. Nu kan iedereen zich een voorstelling maken van 10 graden. Dat is ook het idee van zo’n groenindex. Is er zomers een groenindex van 0,4? Dan is de droogte best heftig.”
Nederland kreeg deze zomer een slecht rapportcijfer van Roerinks monitor. „Het was droog, maar niet zo ernstig als in recordjaar 2018. Dat is het jaar waarmee we vergelijken. We kunnen met onze data terug naar 2013. Dit jaar staat na 2018 op de tweede plek. Van de beruchte zomer van 1976 zijn geen satellietbeelden, dus hoe erg het toen was weten we niet.”
De Wageningse onderzoeker verwondert zich over het feit dat 2022 volgens de Groenmonitor minder ernstig leek dan 2018. De periode van droogte en het uiteindelijke neerslagtekort waren namelijk vrijwel vergelijkbaar. Als hij moet gissen, dan linkt hij het verschil aan het groeiseizoen. „Mogelijk heeft het met het wortelen te maken. De droogte van 2018 begon een maand eerder, in juni al. Gewassen –zoals voederbieten en mais– zijn in juli volwassener. Als de droogte dan start, kunnen ze het waarschijnlijk beter aan.”
De satellietbeelden laten vaak allerlei patronen zien binnen percelen, vertelt Roerink. „De loop van oude rivieren en kreken kun je terugzien in het landschap. Op die plekken is het vaak iets groener. Dat is interessante informatie.”
In een rapport over de droogteschade die Roerink in augustus publiceerde, staan kaartjes van een voorbeeldperceel in de Achterhoek. „Helemaal geel. Erger dan dat wordt het niet. De grassprieten zijn morsdood. Onder normale omstandigheden heeft een grasland een groenindex tussen de 0,6 en 0,9. De metingen laten nu een 0,2 zien.” De index maakte in juli een steile duikvlucht naar beneden.
Contrasterend is een plaatje van hetzelfde perceel, alleen dan van de zomer van 2021. De waarde bleef toen boven de 0,6. „En dan te bedenken dat zo’n natte, koele zomer normaal hoort te zijn in Nederland. Met mijn beperkte data kan ik klimaatverandering niet statistisch onderbouwen, maar de trend lijkt duidelijk. Ook 2019 en 2020 waren erg droog. Behalve 2021 was in de afgelopen tien jaar alleen 2017 een normale, Hollandse zomer.”