Waarom is het moeilijk om liefdevol of vrijgevig te zijn? Het is goed als ouders met hun kind praten over zulke deugden, vindt Marjanne Hendriksen. Haar verhalenbundel kan daarbij helpen.
Stel je voor. Je bent een kind en je hebt op het platteland van Zambia gewoond, waar yoghurt een luxeproduct is. Als je net terug bent in Nederland stuurt je moeder je met tien euro naar de supermarkt om yoghurt te halen. In het schap zie je de lekkerste dingen staan. Yoghurtvarianten met aardbei en met perzik en zelfs allerlei vlasoorten, van vanillevla tot chocoladevla. Neem je dan, netjes volgens de opdracht, alleen een pak yoghurt mee? Wouter en Emma, hoofdpersonen in het boek ”Een olifant in het zwembad”, kunnen de verleiding niet weerstaan. Ze leggen perzikyoghurt en chocoladevla in hun winkelwagen, naast een reep chocola, gevulde koeken en mergpijpen.
Marjanne Hendriksen, zelf zendingswerker in Zambia namens de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), gebruikt dit voorbeeld om kinderen na te laten denken over zelfbeheersing. In de vragen na het hoofdstuk werkt ze dat uit. „Wat zou er met jou gebeuren als je alles zou kunnen kopen wat je wilt?” is een van de vragen om over te praten. In de verwerking verwijst ze naar Galaten 5, waar zelfbeheersing genoemd wordt als vrucht van de Geest.
Op deze manier behandelt Hendriksen –die sinds de coronapandemie op een gemeubileerde zolder boven een schuur in Nunspeet woont, maar begin volgend jaar „zo God wil” weer naar Zambia vertrekt– in het boek 25 christelijke deugden. Van respect tot dankbaarheid en van nederigheid tot trouw en geduld. Hoe blijf je bijvoorbeeld geduldig, als het wachten op de markt in Zambia eindeloos duurt en als mensen ook nog eens voordringen?
Is er in Nederland te weinig aandacht voor karaktervorming van kinderen?
„Dat is voor mij een lastige vraag. Ik ben al vijftien jaar weg uit Nederland. Ik zie hoe mijn zus de huisgodsdienst invult met haar kinderen en dat vind ik prachtig. Maar ik weet niet of dat overal op die manier gebeurt. Als ouders in Nederland te weinig bezig zijn met de christelijke vorming van hun kinderen, dan hoop ik dat de verhalen helpen om dat te veranderen.
Ik geloof absoluut dat je kinderen kunt vormen. Dat is je verantwoordelijkheid als ouder. Ik baseer dat op Deuteronomium 6, waarin staat dat je je kinderen de hele dag door en overal Gods regels moet inprenten. Je leest heel duidelijk dat het christelijk geloof een levenshouding is en verweven moet zijn in het dagelijks leven. Het is niet alleen iets voor tijdens het Bijbellezen aan tafel. Ik hoop dat ouders gaan beseffen: Hé, je kunt op elk moment van de dag iets aan je kinderen doorgeven van het christelijk geloof.”
Speelden de ervaringen die u in Zambia opdeed mee bij de keuze om dit boek te schrijven?
„Ik heb dit boek vooral gemaakt omdat het een vraag van de uitgever was. Ik hield me niet speciaal met karaktervorming of christelijke deugden bezig. Het thema past wel heel erg bij mij. Ik heb zelf geen gezin, maar werkte als kleuterjuf altijd met kinderen. En ik mag graag volwassenen toerusten en trainen. Dat doe ik in Zambia ook, ik fungeer daar als een soort rondreizende pabo.
Het idee was eerst dat ik een Amerikaans boek zou vertalen, maar ik merkte al snel dat die verhalen te Amerikaans waren. Dus vroeg de uitgever mij om zelf te gaan schrijven. Ik twijfelde. Vooral omdat ik al zo lang in Zambia woonde. Snapte ik de Nederlandse context wel? Toen kwam corona en zat ik ineens in Nederland met neefjes en nichtjes om me heen. Dat zie ik wel als leiding. Een deel van de verhalen schreef ik trouwens al wel in Zambia.”
Net zoals de verhalen zich deels in Nederland, deels in Zambia, afspelen…
„Het zendingsveld is zó mijn eigen wereld, ik vind het gewoon leuk om daarover te vertellen. Het boek gaat over een gezin dat naar Zambia vertrekt en later ook weer terugkomt. Ik wilde geen boek met losse verhalen, er moest een doorlopende lijn in zitten. Via het boek maak ik meteen het zendingswerk op een speelse manier bekend.
Ik schrijf sowieso omdat ik een boodschap heb, dat geldt ook voor mijn eerdere boeken. Ik zie mijn schrijfwerk als een kans om het Evangelie onder de aandacht te brengen.”
Bij karaktervorming denk je al snel aan goed gedrag aanleren. Hoe staat dat in verhouding tot het bereiken van het hart?
„Ik denk dat je deugden moet koppelen aan het volgen van de Heere Jezus. Het is voor ons heel moeilijk om ze allemaal in praktijk te brengen. Maar als je Jezus volgt, wil Hij je daarbij helpen. Dat moeten we zeker ook tegen de kinderen zeggen. Waarom is het eigenlijk zo moeilijk om goed te doen, kun je je kind vragen. En hoe kun je liefdevol, volhardend en vrijgevig worden? Als kinderen merken dat ze het helemaal niet kunnen, is er toch hoop. Ik bid dat het kinderen tot Jezus leidt.”
Nederigheid, behulpzaamheid, tevredenheid, wijsheid, gehoorzaamheid – zinkt de moed u wel eens in de schoenen, als u de praktijk ernaast legt?
„Ik denk soms heus wel: dit kan ik helemaal niet! Geduldig blijven bijvoorbeeld, dat is voor mij lastig. En ik kan ook echt wel uit mijn slof schieten. In Zambia ga ik dan in het Nederlands praten, waardoor natuurlijk niemand me verstaat.
Het is voor mezelf een heel proces en dat zal voor ouders ook zo zijn. Als je het tegenovergestelde doet van wat je zegt, dan breek je de boodschap natuurlijk af. Dat is wel confronterend. Tegelijk weet ik: ik hoef het niet uit mezelf te doen. Mijn handen ophouden is genoeg!”
Vinden wij bepaalde deugden belangrijker dan andere?
„Er zit wel verschil in. Oplettend zijn, dat krijgen kinderen op school wel aangeleerd. Of ijver. Andere deugden lijken we veel minder te waarderen. Zou de gebrokenheid in gezinnen kunnen komen doordat ouders de christelijke deugden niet centraal hebben staan? Ik denk dat kinderen daaronder lijden.”
Hoe is de situatie in Zambia?
„Als ik die vergelijk met Nederland, dan denk ik dat mensen in Zambia het ”tevreden zijn” beter beheersen. In Nederland mogen we daar meer aandacht aan geven. Als ik de mogelijkheden zie die kinderen hier krijgen… En alle speelgoed!
In Zambia zou ik eerder insteken op ”eerlijkheid”. Stelen is daar geen zonde. Het is: slim zijn. Ook ”tederheid” kan daar benadrukt worden. Er zijn veel koeienjongens die niet zachtzinnig met de koeien omgaan. En op scholen worden kinderen ook wel geslagen.”
Wat opvalt: het gaat in het boek over positieve eigenschappen, niet over trots of hoogmoed.
„Klopt. We kozen voor het positieve. Je kunt kinderen van alles verbieden, maar hun het goede voorhouden werkt beter. Samen met mijn redacteur heb ik een lijst gemaakt van deugden die in het boek moesten komen. We hebben de sfeer in de verhalen ook bewust warm gehouden. Om te laten zien wat een christelijke manier van met elkaar omgaan kan uitwerken.”
Brachten uw ouders u deze deugden zelf ook bij?
„Hoe leef je zoals de Heere het wil? Die vraag stond centraal bij ons thuis. Ik kon en kan alles delen met mijn ouders en overal over praten. Ik was als kind als ik in bed lag wel eens bang om te sterven. Dan kwamen mijn vader en moeder psalmen bij me zingen.
Nee, ze hadden het niet nadrukkelijk over de term christelijke deugden, maar die zaten zeker in hun manier van opvoeden. Mijn moeder zei vaak: Wat jij niet hebt, wil Hij geven.
Zelf vinden mijn ouders dat ze tekortgeschoten zijn, maar ik ben ontzettend dankbaar voor het gezin waarin ik ben opgegroeid. Wat er ook gebeurt, ga de weg van de Heere, zeiden ze.”
Welke deugd spreekt u persoonlijk het meest aan? Dienstbaarheid misschien?
„Nee, dat is toch zelfverloochening. Eigenlijk is dat een eigenschap die overal en steeds weer terugkomt. Veel andere deugden hebben ermee te maken. Als ik niet geduldig ben, is dat omdat ík mijn zin niet krijg. Als ik nederig ben, gaat mijn eigen ik eraan. Het is meteen ook de moeilijkste van allemaal. Het gaat om ”JOY”, leerde ik in Zambia: Jesus first, others next, yourself last. Dat geeft diepe vreugde in je leven.”