Column: Elke onderwijsvorm moet stevige inhoudelijke basis hebben
Ik houd enorm van mijn werk; ik ben zowel onderzoeker, wetenschapper, adviseur, beleidsmaker en toezichthouder alsook docent. Dat zijn verschillende rollen, die samenvallen met mijn verschillende petten. Ik kan me hiermee profileren en leiderschap tonen en zelf ook steeds blijven leren. Het past goed bij me om steeds met nieuwe dingen bezig te zijn en uitdagende gesprekken te voeren met collega’s. Om bedrijven en overheden uit te dagen eens anders te kijken naar wat vanzelf spreekt.
Het mooiste aan mijn werk vind ik het doceren. Dat doe ik op dicerse manieren. Soms sta ik weer eens voor een grote collegezaal en teken ik grafieken en formules op het bord. Of ik leg mijn studenten een concept uit dat ze nog niet kennen en waarvan ik weet dat ze er later enorm veel plezier van zullen hebben. De meeste vreugde ervaar ik in een-op-eenbegeleiding. Daarin zie ik studenten groeien in zelfstandigheid, waarna ik hen met mooie resultaten de echte wereld in kan sturen. Niet alleen doceer ik aan studenten, ook werk ik als lector aan de hogeschool mee aan professionalisering van docenten. Ofwel: dan doceer ik andere docenten hoe zij nog beter kunnen doceren.
De vraag bij dat alles is voortdurend: Wat wil ik nu precies overdragen? Gedeeltelijk wordt dat voorgeschreven door de onderwijsprogramma’s van de hogeschool of de universiteit. De overheid, het beroepenveld en het academische veld bepalen mede wat de professionals van de toekomst moeten weten. In mijn onderscheiden rollen aan de Hogeschool Rotterdam en aan de Technische Universiteit Delft mag ik daarnaast ook grotendeels zelf bepalen wat ik wil onderwijzen.
Dat is natuurlijk heel uitdagend, maar ook altijd wel wat spannend. Want als ik zelf mag bepalen wat belangrijk is en wat niet, hoe zorg ik er dan voor dat ik zelf bij de les blijf? Een belangrijke academische regel daarbij is dat het onderwijs volgt uit het onderzoek. Door goed te luisteren naar wat er in de samenleving speelt, door uit te vinden welke vraagstukken veel bedrijven hebben, of door veel te lezen en te discussiëren over wat de laatste ontwikkelingen zijn in het internationale wetenschappelijke debat.
Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw is er daarnaast steeds sprake van de zogenaamde ”21st century skills”, de ”21e-eeuwvaardigheden”, die een 21e-eeuwer moet bezitten om succesvol te zijn op de arbeidsmarkt. Dit debat begon in de VS, als een reactie op de toenmalige stand van zaken in het hoger onderwijs. Waar de focus van het hoger onderwijs eerst vooral lag op het bijbrengen van academische vaardigheden, zoals analytisch denken, of het zelfstandig uitvoeren van een wetenschappelijk onderzoek, verschoof de focus nu naar een uitgebreid pallet aan andere en vaak ook meer sociale vaardigheden.
Allerlei vormen van onderwijs zijn hiermee aan de slag gegaan; de discussies daarover gaan nog steeds door in onderwijsland. Ik wil daar in deze column niet al te veel van herhalen, maar het is wel een intrigerende vraag wat nu precies de inhoudelijke kant is van deze nieuwe visie op onderwijs. Het is helder dat de nadruk ligt op het aanleren van een breed pallet aan vaardigheden, zoals goed samenwerken, effectief communiceren, informatieverwerking, productiviteit, sociale vaardigheden, enzovoorts. Maar bijvoorbeeld kritisch denken of creativiteit vraagt toch ook om een stevige inhoudelijke basis?
Die inhoudelijke basis kan vaak nog heel wat verbetering gebruiken. Zeker in vergelijking met internationale studenten uit Azië of Zuid-Amerika kunnen Nederlandse studenten vaak erbarmelijk slecht rekenen, zijn ze niet in staat om een heldere wetenschappelijke redenering op te bouwen of om op een inhoudelijke en constructieve manier een ander van feedback te voorzien.
Duurzaamheidsonderwijs moet beginnen met een stevige kennisbasis op het gebied van bijvoorbeeld grondstoffenwinning, energietechnologie, milieukunde, economische modellen, consumentengedrag of beleidsinstrumenten. In het kader van de energietransitie en de circulaire economie hebben we vakmensen nodig die precies weten waar de technologische kansen liggen en waar de maatschappelijke grenzen liggen aan wat technologisch mogelijk is. Gecombineerd met vaardigheden als communiceren en samenwerken, kan dat leiden tot een succesvolle inzet van kennis en kunde, om zo te werken aan een daadwerkelijke verduurzaming van de samenleving.
De auteur is lector aan de Hogeschool Rotterdam en universitair docent aan de Technische Universiteit Delft.