Werken bij McDonald’s verdient beter dan boeken schrijven
Als je voldoende inkomen wilt hebben en zorgeloos je pensioen wilt halen, moet je nooit van je leven schrijver worden. Maar daar staat tegenover: misschien is er ook geen enkel vak te bedenken waar je als mens zo gelukkig van wordt.

In Nederland wonen veel mensen met schrijversambitie. Niet minder dan 11 procent van de bevolking boven de zes jaar houdt zich volgens de Stichting Lezen geregeld bezig met creatief schrijven. Dat zijn zo’n 1,7 miljoen mensen. Enorm veel dus, en de verklaring ligt voor de hand. Net als schilderen, handwerken, knutselen of muziek maken is creatief schrijven iets waar mensen gelukkig van worden, een activiteit waarin ze zichzelf kunnen uiten.
Niet al die vrijetijdsschrijvers hebben intussen de behoefte om boeken te publiceren. De grootste groep bestaat uit dagboekschrijvers, dichters en korteverhalenschrijvers. Zij schrijven vooral voor zichzelf en publiceren hoogstens af en toe iets op hun eigen website of in een krant of tijdschrift. Menigeen zal er zo tegen aankijken: schrijven is leuk voor je vrije tijd, een inspirerende hobby, en natuurlijk houd je daar gratis lezingen over of stel je gratis teksten ter beschikking als dat zo uitkomt. Het is al heel wat, een grote eer, als andere mensen er belangstelling voor hebben en je werk willen lezen. Als je het zo bekijkt, maakt het niet uit hoeveel uren je erin moet stoppen. Je beloning is dan immaterieel, en als je maar genoeg positieve reacties krijgt is het goed.
Een op de tien schrijvers heeft evenwel een hogere ambitie: boeken publiceren en er als het kan ook iets aan verdienen. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. De Nederlandse markt is oververzadigd, de spoeling is dun, de concurrentie met buitenlandse schrijvers wordt met het jaar groter – hoe lukt het je dan om niet alleen een plekje te veroveren maar ook een inkomen?
1. Hoeveel tijd kost een boek?
Het aantal uren dat je als schrijver maakt hangt sterk af van het soort boek dat je schrijft (een historische roman kost veel meer tijd dan een kinderboek) en van het soort schrijver dat je bent. Langzaam en grondig, of snel en vluchtig (waarbij je het risico loopt dat je het manuscript een aantal keren moet herschrijven). Harry Mulisch schreef gemiddeld 250 woorden per dag, Hella Haasse 1000, Stephen King 2000. Je kunt natuurlijk best eens, om maar wat te noemen, 8000 woorden op een dag halen, maar het gemiddelde ligt stukken lager.
Daar komt bij dat je de schrijftijd minstens moet verdubbelen of verdrievoudigen, want met je eerste versie ben je er niet. Er zijn uren van nadenken en plannen en structureren, uren waarin je achtergrondinformatie moet zoeken en doorlezen of ter plekke onderzoek te doen, uren waarin je de geschreven tekst moet herschrijven of bijschaven en de opmerkingen van redactie en meelezers verwerken. Om nog maar te zwijgen van de uren waarin je werkt aan de promotie en verkoop van je boek (via sociale media, eigen website, boekpresentatie, lezingen, interviews, noem maar op).
Zeg dat je een roman van ongeveer 90.000 woorden wilt maken. Een snelle schrijver kan dat, inclusief de redactie en verdere afwerking, binnen anderhalf, twee jaar. Hij of zij werkt er meestal niet fulltime aan, maar laten we als voorbeeld ervan uitgaan dat bij een grondig werkende romanschrijver het hele proces, inclusief promotie en alles eromheen, ongeveer honderd werkdagen kost. Dat zijn geen werkdagen van acht uur precies, misschien schrijf je daadwerkelijk maar vier uur op zo’n dag, maar de tussenliggende tijd heb je nodig om erover na te denken of dingen uit te zoeken, en dus moet je eigenlijk toch de hele dag rekenen.
2. Uitgeverij of eigen beheer?
Als je manuscript geschreven is, sta je voor de keus: hoe publiceren? Het is lastig om bij een uitgeverij voet aan de grond te krijgen. Slechts een heel klein deel van de hoge stapels manuscripten die daar binnenkomen wordt ook echt uitgegeven.
Maar stel dat het lukt, dan krijg je als beginnend auteur hoogstens het standaard literaire contract. Daarbij ontvang je per verkocht exemplaar 10 procent van de verkoopprijs (exclusief btw). Bij christelijke uitgeverijen is dat vaak nog een paar procent minder. Dus als een boek in de winkel 20 euro kost, krijg je daar als schrijver 1,82 euro van. De rest van de winst gaat naar de andere partijen die er óók aan moeten verdienen, zoals de uitgever en de boekhandel.
Het kan daarom heel aantrekkelijk klinken om je boek in eigen beheer uit te geven en zelf een webshop te beginnen om het te verkopen. Dan houd je veel meer over per boek. Maar vergis je niet: je moet dan ook alle kosten zelf maken. Een redacteur, een vormgever, publiciteit, drukkosten, verzendkosten. En vooral: lukt het je om op eigen houtje evenveel boeken te verkopen als uitgeverij en boekhandel gezamenlijk doen?
3. Hoeveel boeken verkoopt een gemiddelde schrijver?
Nog nooit was een boek uitgeven zo makkelijk als de laatste jaren, maar nog nooit was een boek verkopen zo moeilijk. Juist omdat er zo verschrikkelijk veel verschijnt: per jaar zo’n 7300 nieuwe Nederlandstalige titels, nog los van alle vertalingen. Vroeger, een jaar of dertig geleden, kon je wat makkelijker van de pen leven dan nu, nu de concurrentie enorm is, de omloopsnelheid van boeken hoog ligt en de royalty's voor auteurs al jaren een dalende lijn vertonen.
Hoeveel drukken een boek heeft gehad, zegt intussen niet alles. Het hangt er maar vanaf uit hoeveel exemplaren zo’n druk bestaat. De laatste cijfers van onderzoeksbureau KVB Boekwerk dateren uit 2023, en daaruit blijkt dat van bij Nederlandse uitgevers verschenen boeken gemiddeld 166 exemplaren per titel worden verkocht.
Zelfs schrijvers die lof oogsten in recensies en genomineerd worden voor prijzen, halen soms maar amper de 2000 verkochte exemplaren. Zoals hoogleraar boekwetenschap Lisa Kuitert vorig jaar in de Volkskrant zei: „Ik denk dat de meeste schrijvers niet boven de duizend verkochte exemplaren uitkomen. Een schrijver verdient in Nederland doorgaans niks aan zijn boeken.”
Met 2000 verkochte exemplaren is een Nederlandse uitgever dus meestal dik tevreden, alles wat daar bovenuit komt vindt hij, commercieel gezien, de moeite waard. Maar in de praktijk moeten uitgeverijen het vooral hebben van die paar titels waarvan er tienduizenden en soms honderdduizenden over de toonbank gaan. De bestsellers. Maar zulke aantallen zijn slechts voor zeer weinigen weggelegd.
In Nederland kunnen maar 39 schrijvers echt van de opbrengst van hun boeken leven
4. Wat verdient een schrijver aan een boek?
Of je boek goed verkoopt hangt van allerlei zaken af. Schrijf je over een populair onderwerp of niet, heb je als auteur een bekende naam of niet, zit je bij een uitgever of verkoop je in eigen beheer, heb je een eigen doelgroep of niet? En dan hebben we het nog niet eens over de vraag of je boek goed geschreven is, psychologisch sterk, spannend.
Als je uitgaat van 2000 verkochte exemplaren met een verkoopprijs van 22 euro, waarbij de auteur 2 euro per exemplaar krijgt, kom je in totaal uit op 4000 euro. Met daarnaast een beetje vergoeding voor e-books (daarvan worden er meestal veel minder verkocht) en voor uitgeleende exemplaren in bibliotheken. Laten we zeggen: 500 euro. Als de auteur twee jaar aan zijn boek gewerkt heeft, is dat dus slechts gemiddeld 2250 euro per jaar – voor veel mensen niet eens een maandsalaris. En daar moet je dan ook nog belasting over betalen.
Geen wonder dus dat volgens onderzoek van KVB Boekwerk in Nederland maar 39 schrijvers echt van de opbrengst van hun boeken kunnen leven. Denk aan auteurs als Saskia Noort, Rutger Bregman, Herman Koch, Esther Verhoef. Nog eens 45 kunnen er ongeveer voor de helft van bestaan. Voor alle anderen, in totaal zo’n 16.000 schrijvers, geldt dat ze van de royalty's hoogstens een keer leuk op vakantie kunnen, of een mooie, nieuwe laptop aanschaffen. Meer niet. De meesten verdienen niet meer dan een paar honderd euro aan een boek.
Het salaris dat McDonald’s betaalt, is iets waar de meeste schrijvers alleen maar van kunnen dromen
Wie het om de inkomsten gaat, kan dus beter een andere baan kiezen. Als je 15 jaar bent en bij McDonald’s wilt gaan werken, verdien je bruto zo’n 7 euro per uur – het varieert iets per vestiging. Als je meerderjarig bent en in de nachtploeg werkt, kan dat zelfs oplopen tot bijna 20 euro per uur. Zo’n salaris, dat is iets waar de meeste schrijvers alleen maar van kunnen dromen.
5. Bijverdienen – hoe doe je dat?
Met een boek schrijven verdien je dus amper het zout in de pap, maar toch hoeven hardwerkende schrijvers de hoop op voldoende inkomen ook weer niet op te geven. Er zijn namelijk allerlei interessante bronnen van neveninkomsten denkbaar.
Allereerst de dingen die een spin-off zijn van je boek: lezingen geven, optreden als ”schrijver in de klas”, meedoen aan een podcast, proberen wat geld te verdienen met je eigen website of webshop of socialemediakanalen. Het levert allemaal niet heel veel op misschien, maar het is toch een extraatje, en bovendien maak je zo reclame voor je boek(en).
Wie zich bewezen heeft als auteur, en ten minste één succesvol boek bij een erkende uitgeverij gepubliceerd heeft, kan daarnaast proberen een subsidie in de wacht te slepen. Roman- en kinderboekenschrijvers kunnen bijvoorbeeld een poging wagen bij het Nederlands Letterenfonds, en zo hun inkomen aanvullen. Zo’n subsidie komt (voor een tweede of derde boek) neer op een bedrag van ongeveer 15.000 euro.
Daarnaast zijn er in Nederland heel veel grote en kleine boekenprijzen, variërend van een paar honderd euro tot de 60.000 euro van de P.C. Hooftprijs (maar die laatste win je natuurlijk niet zomaar, dan moet er eerst een flink oeuvre staan). Ook prijzengeld kan dus een incidentele aanvulling zijn op je inkomen.
Een baan ernaast zet intussen meer zoden aan de dijk. Veel auteurs verdienen de kost als parttimedocent, journalist, commercieel tekstschrijver, eindredacteur, schrijftrainer of iets anders wat met schrijven en vertellen te maken heeft. Of, nog slimmer, ze hebben een rijke echtgenoot die voor het grootste deel in het gezamenlijke onderhoud kan voorzien.
Werkplezier
Het is dus mogelijk om te leven van de pen, ook al zul je er meestal niet rijk van worden. Of je het voor de eer moet doen, kun je je ook afvragen. Wie daar veel mee bezig is wordt er immers meestal geen betere schrijver van, en al helemaal geen betere christen. Eer is vluchtig en verraderlijk, en eergevoel is meestal niet de route naar christelijke deugden als nederigheid of onzelfzuchtigheid. Trouwens, je kunt pas écht iets moois of goeds maken als je op de inhoud focust en niet de hele tijd nadenkt over hoe goed je zelf wel of niet bent.
Blijft over: het eenvoudige werkplezier, en de voldoening die je hebt als je andere mensen kunt laten meegenieten van wat je bedacht hebt, of van de inzichten die je al schrijvend verworven hebt. In de hoop dat die gedachten en ideeën lezers vinden die begrijpen wat je bedoelt. Zonder lezers zal het niet gaan.
Al blijft natuurlijk de hoop van elke schrijver dat het niet bij lezen alleen blijft. Dat het ook kopen wordt, en dat er in de afgelopen Boekenweek weer goed is ingeslagen. Het zijn immers –dat is de harde werkelijkheid– de boekenkopers die uiteindelijk bepalen wat een schrijver verdient, en daarmee ook hoeveel tijd hij of zij kan vrijmaken voor het volgende boek.