Christelijke uitgevers zien kansen na de crisis
Het gaat beter met het boek. Na jaren van economische teruggang lijkt de weg omhoog weer ingeslagen. Vijf christelijke uitgevers over de kansen na de crisis.
Om de tafel zitten Adriaan Bouman (Den Hertog, Houten), Els de Jong-van Gurp (Royal Jongbloed, Heerenveen), Joop Koster (Gebr. Koster, Barneveld), Pieter Rouwendal (Brevier, Kampen) en Arjen van Trigt (Boekencentrum, Utrecht).
Is de economische crisis voor de boekenbranche nu echt voorbij?
Koster: „De economische ontwikkeling is maar een van de aspecten waarmee de boekenmarkt te maken heeft. Ook de digitalisering en de ontlezing spelen een belangrijke rol. Maar het consumentenvertrouwen is wel wat beter geworden. Er zit een voorzichtige plus in de verkoop, maar het herstel is broos. We moeten nog heel voorzichtig opereren.”
Bouman: „Het moet nog maar blijken hoe het zich allemaal verder gaat ontwikkelen. We maken de oplagen niet te groot en kijken kritisch naar de kosten. Dat hebben we wel geleerd van de crisis. De boekenbranche heeft een flinke dreun gehad. Maar gelukkig is er nu een kentering ten goede.”
De Jong-van Gurp: „Wat me een beetje zorgen baart is dat de christelijke markt achterblijft bij de algemene markt, die vorig jaar ruim 5 procent pluste. Al moet ik er wel bij zeggen dat de economische crisis in het christelijke segment ook wat later voelbaar werd.”
Rouwendal: „Na een economische crisis besteden mensen eerst hun geld aan grote zaken die ze uitgesteld hebben: een ander huis, een nieuwe keuken. Het kopen van meer boeken volgt daarna pas. De boekenmarkt trekt wel wat aan, vooral de algemene is ook mijn indruk, maar een stijging zoals in de huizenmarkt is nog niet waarneembaar. Hopelijk volgt dat in een volgende fase van herstel.”
Van Trigt: „De plus in de algemene markt is vooral veroorzaakt door een paar superbestsellers zoals ”Judas” van Astrid Holleeder en het nieuwe boek van J. K. Rowling over Harry Potter. Als christelijke uitgevers hebben we jarenlang Bijbeluitgaven en liedbundels gehad die ons boven de algemene markt uittilden. In 2016 is er voor het eerst sinds tijden geen nieuwe Bijbeluitgave geweest, dat merken we wel. Maar ik denk dat we de economische crisis achter ons hebben gelaten. In 2015 was er een groei van 3 procent en vorig jaar van ruim 5 procent. Als je bedenkt dat de digitalisering doorgaat en er steeds meer alternatieven voor het boek bijkomen, dan is het mooi om te zien dat de dalende lijn is afgevlakt en de bodem lijkt bereikt.”
Zijn de digitalisering en de ontlezing trends die doorzetten?
Van Trigt: „Zolang ik in de uitgeverijwereld werk, en dat is al zo’n dertig jaar, wordt er over ontlezing gesproken. Mijn indruk is wel dat met de komst van de tablet en vooral door de populariteit van streaming- en filmdiensten zoals Spotify en Netflix er beduidend minder wordt gelezen. En dan heb ik het over het lezen van lange teksten, van boeken.”
Rouwendal: „Dat er minder boeken verkocht worden wil niet automatisch zeggen dat er minder gelezen wordt. De veel verkochte verklaring van Matthew Henry staat in veel huiskamers vooral als degelijk pronkstuk en niet als gebruiksvoorwerp. Voor dat doel kopen mensen tegenwoordig geen boeken meer. Maar mijn kinderen lezen eerder meer dan minder dan ik op die leeftijd.”
Koster: „Het lezen is veranderd. Mensen lezen veel hapsnap op internet, maar ook op papier moeten de teksten korter en luchtiger.”
Van Trigt: „Een grote groep leest alleen nog maar een boek in de vakantie, als ze er de rust voor hebben.”
De Jong-van Gurp: „Een mooi boek voor je plezier lezen wordt iets bijzonders. Iets wat je koestert.”
Koster: „Het is rustgevend om een boek te lezen. Mensen ervaren dat ook zo. Daarnaast blijft het prettig om een papieren boek in handen te hebben, het te ruiken, te voelen. De beleving is belangrijk.”
Het e-book neemt geen hoge vlucht?
Rouwendal: „Het e-book lijkt over zijn hoogtepunt heen. Het zal er wel blijven, maar ik denk echt niet dat het papieren boek verdrongen wordt.”
De Jong-van Gurp: „De omzet van e-books ten opzichte van het totaal is vorig jaar gelijkgebleven, zo’n 4 procent. Het aantal titels dat wordt verkocht is wel omhoog gegaan, dat zit nu op zo’n 6 à 7 procent. Bij de bibliotheken zijn er ook wat uitleenmodellen voor e-books bijgekomen.”
Koster: „Wij doen niets met e-books. Ik denk ook niet dat die het papieren boek gauw zullen verdringen.”
Bouman: „Bij Den Hertog is het totaal geen item. In onze klantenkring is er ook geen vraag naar. Het is een heel gedoe om e-books aan te bieden, en om het er zomaar een beetje bij te doen is niet zinvol. We krijgen wel af en toe de vraag of omvangrijke standaardwerken, zoals de ”Institutie” van Calvijn, digitaal beschikbaar kunnen komen. Maar dan leeft bij ons toch de zorg hoe we het copyright kunnen handhaven. Vooralsnog zijn we er terughoudend mee.”
Koster: „Ik las ergens dat er voor maar 12 procent van de e-books wordt betaald. Daar zit nog wel een groot probleem.”
Van Trigt: „Dat klopt, slechts één van de tien boeken op een e-reader is daadwerkelijk gekocht.
Bouwman: „Iemand wees me er onlangs op dat er verschillende boeken van Den Hertog illegaal als e-book werden aangeboden. Er zijn kennelijk mensen die de moeite nemen om een compleet boek te scannen en het vervolgens op internet te verkopen.”
Van Trigt: „Dat is de andere kant van het feit dat ze niet als e-book worden geboden... Je kunt mensen ook de richting van het illegale circuit opduwen. Technisch is het allemaal vrij gemakkelijk te realiseren. Ik heb inderdaad ook weleens digitale boeken uit ons fonds aangetroffen die we nooit als e-book hebben uitgegeven.”
De Jong-van Gurp: „Mensen realiseren zich niet altijd dat ze fout bezig zijn. Ik sprak laatst iemand die heel blij tegen me zei: ik heb een stickje waar 5000 boeken op staan. Ik vroeg: Heb je voor al die boeken dan betaald? Dan zie je dat het kwartje even moet vallen.”
Van Trigt: „Het schijnt een typisch Nederlands probleem te zijn. Nederland en Spanje staan bovenaan als het gaat om de illegale verspreiding van e-books. Je hoort weleens dat vriendinnen onderling e-books uitwisselen: ik mail je wel een paar romans, die moet je lezen. Dat is echter geen mailen, maar delen. Je vermenigvuldigt het boek.”
De Jong-van Gurp: „Dat is wel een ingewikkeld punt. Je hebt een digitaal boek en dat wil je met iemand delen omdat je het mooi vindt – zoals je ook een papieren boek aan iemand laat lezen. Maar dat mag dan niet.”
De vrees voor het verdwijnen van het papieren boek is ongegrond?
Van Trigt: „Het aandeel van het e-book zal nog wel iets groter worden, denk ik. Laten we overigens niet doen alsof het op dit moment weinig voorstelt. Bij Boekencentrum heeft het e-book toch wel een behoorlijk aandeel in de omzet, zeker bij de romans. Digitaal lezen drijft vooral op de lage prijs. Voor minder dan 5 euro heb je al een mooi boek. En een groeiende groep leent digitale boeken via bibliotheek.nl.”
Koster: „Veel mensen bekijken op internet het aanbod aan boeken, maar gaan dan toch naar de winkel om iets aan te schaffen.”
Bouman: „Uiteindelijk kiezen ze toch vaak voor het fysieke boek.”
De Jong-van Gurp: „De e-bookmarkt in Amerika, die ons altijd als voorbeeld werd voorgehouden, is in 2016 voor het eerst gekrompen. Ik denk dat het digitale boek een beperkte, maar niet onbelangrijke lijn naast het fysieke boek zal blijven.”
Van Trigt: „In Amerika heeft het e-book het altijd beter gedaan dan in Europa omdat ze er goedwerkende downloadsystemen hadden met de Kindle van Amazon, en vanaf het begin een aantrekkelijk prijs van 9,99 dollar per e-book. Het heeft heel lang geduurd voordat we in Nederland iets vergelijkbaars hadden, zoals nu met Kobo en bol.com. En Kobo wordt in Nederland nog groter dankzij de abonnementsdienst die ze in maart starten, waarmee mensen voor een vast bedrag per maand onbeperkt digitale boeken kunnen lezen, een soort Spotify voor boeken. Het voordeel is dat het een gesloten systeem is waar je niet zomaar een boek kunt uithalen en naar iemand anders sturen.”
De Jong-van Gurp: „Ik vraag me af of mensen nog wel de moeite nemen om via Kobo iets in een digitaal boek op te zoeken. Bij het minste of geringste wordt Google gebruikt…”
Van Trigt: „Als er bij Kobo via de abonnementsdienst veel non-fictie wordt aangeboden, zou die als een soort huisbibliotheek kunnen gaan fungeren. Je zoekt even iets op in een boek, leest een stukje, en zet het weer weg. Zoals de gewone bibliotheek ook functioneert. Maar er is wel een verschil met de streamingsdiensten voor muziek en films. Het is maar de vraag of er behoefte is aan onbeperkt lezen.”
De Jong-van Gurp: „Ik denk wel dat het belangrijker wordt om ergens onbeperkt de beschikking over te hebben dan om het daadwerkelijk te bezitten. Mensen willen wel gebruikmaken van van alles en nog wat –films, muziek– maar ze hoeven de cd of de film niet meer zelf te hebben. Het kan zijn dat dit ook verschuift naar het boek. Dat mensen niet meer zo geven om het boek in de kast, maar het wel gelezen willen hebben om erover te kunnen meepraten.”
Bouman: „Een boek moet je veroveren en dat kost tijd, inspanning. Als je een overvloed aan leesmateriaal beschikbaar hebt en je hebt niet de tijd en de rust om het tot je te nemen, dan heb je er niets aan. Ik vraag me af of dit hele gebeuren wel toekomst heeft.”
Van Trigt: „Voor het snelle gebruik van boeken kan het wel handig zijn. Als je een paar dagen naar Berlijn gaat en je wilt een reisgids raadplegen, dan is zo’n digitale dienst heel geschikt. En voor het lezen van eenvoudige romans en thrillers. Literaire lezers houden doorgaans meer van papier.”
Is er een spanningsveld tussen ideaal en werkelijkheid? De populairste boeken zijn niet altijd kwalitatief of inhoudelijk de beste.
Koster: „Dat spanningsveld is er altijd geweest. Alleen je eigen smaak volgen leer je wel gauw af. Je moet als uitgever wel commercieel zijn. Natuurlijk geef je best eens iets moois uit dat je bedrijf een bepaald cachet geeft of een waardevolle aanvulling op je fonds vormt, maar waar je niet veel aan verdient. We hebben bijvoorbeeld de dogmatiek van Johannes à Marck uitgegeven, in een oplage van 250. Dat levert geen goudgeld op, maar het is wel een heel mooi werk voor de identiteit van ons fonds. Soms kun je vanuit de goedlopende titels wat geld reserveren voor dat soort boeken.”
Rouwendal: „Voor mij komt de kwaliteit van een boek op de eerste plaats. Vervolgens komt de vraag aan de orde of het commercieel haalbaar is. Beide vragen moeten positief beantwoord worden. Kwalitatief slechte boeken uitgeven omdat ze goed verkopen, al is het nummer 13 in het dozijn, daar kan ik misschien ruimer van leven, maar ik word er niet gelukkiger van. Het is uiteindelijk ook niet goed voor het profiel van je uitgeverij. Je wordt er vroeg of laat op afgerekend.”
Bouman: „Ik zou voorop willen stellen dat kwaliteit commercieel succes niet per se uitsluit. Dan zouden we wel een heel vervelend vak hebben. Gelukkig kunnen we heel regelmatig uitgaven op de markt brengen waarop we inhoudelijk trots zijn en waar ook volop belangstelling voor blijkt te zijn. Maar inderdaad, we zijn geen stichting. De schoorsteen moet roken. Het is de uitdaging om zo veel mogelijk te zoeken naar die uitgaven die kwaliteit en commercieel succes in zich verenigen. Maar soms heb je uitgaven waarvan je zegt: we vinden het goed om dit op de markt te brengen, ook al weten we dat we er financieel niet veel wijzer van worden. Je hebt als uitgever daarvoor ook een geweten.”
Van Trigt: „Voor mij is die spanning er nooit zo. Als ik weet dat er ergens een behoefte aan is, ook al zijn het boeken die niet zo diepgravend zijn, dan geef ik die met veel plezier uit. Voor mij hoeft het niet allemaal wetenschappelijk en in leer gebonden te zijn. Als uitgever bedien je de markt.”
De Jong-van Gurp: „Ik zit nog maar net in de uitgeverijwereld, maar dit vond ik een van de spannendste dingen. Je kunt heel gemakkelijk van de zijlijn roepen dat je vooral heel bijzondere boeken moet maken. Maar zodra je de eerste berekeningen gaat maken, dan denk je: er moet wel gewoon een goed rendement komen.”
Van Trigt: „Elk boek moet renderen, in elk geval op papier. Hoogstens kun je accepteren dat je er weinig aan verdient, maar je geeft geen boeken uit waarvan je vooraf weet dat je er verlies op lijdt. Dat heb ik tenminste nog nooit gedaan.”
Bouman: „Ik denk dat dat besef door de economische crisis sterker is geworden. We hebben geleerd dat we niet moeten beginnen met onderbuikgevoelens. Je moet heel rationeel calculeren en ook anderen hun oordeel over je plannen laten geven om te zien of ze haalbaar zijn. We kijken bewuster naar waar behoefte aan is en proberen heel exact te formuleren voor welke doelgroep we een boek uitgeven.”
De Jong-van Gurp: „Als je je collega’s al niet weet te overtuigen, dan wordt het heel lastig.”
Koster: „Het is een grote les van de crisis geweest dat iedereen heel goed is gaan kijken of een boek nu wel zo nodig herdrukt moest worden.”
Van Trigt: „Door de technische vooruitgang en de behoorlijke prijsdaling bij de drukkers is het wel mogelijk geworden om de oplagen te verkleinen. Een oplage van duizend is nu goed te doen voor een boek.”
De Jong-van Gurp: „Het herdrukken is ook vrij simpel geworden.”
Van Trigt: „Dat doen wij steeds minder. Als een boek is uitverkocht en we verkopen er minder dan 200 per jaar van, gaan we over op printing-on-demand, POD. Met een speciale printtechniek kan er dan voor een klant één exemplaar worden geleverd. Als het moet zelfs gebonden, maar dat is erg prijzig.”
Bouman: „Dat is een mooie oplossing voor uitgaven in je fonds die altijd gezichtsbepalend zijn geweest, maar niet meer in grote aantallen worden verkocht.”
Koster: „Wij werken wel met heel kleine oplages. We zijn vorig jaar behoorlijk aan het stoeien geweest met de prijzen. Als we denken dat een boek levensvatbaar is voor een herdruk dan combineren we wel een aantal zaken. Een paar boeken met hetzelfde formaat en dezelfde bindwijze kun je heel economisch tegelijk verwerken.”
Van Trigt: „Ik ben bij een bedrijf geweest dat behalve een digitale printer ook een bindmachine had. Daar werden de geprinte boeken ingebonden met harde kaften. Een oplage van honderd exemplaren was mogelijk. De techniek biedt mogelijkheden die we tien, twintig jaar geleden niet hadden.”
Uitgeven in eigen beheer wordt steeds populairder. Is dat een plaag voor uitgevers?
Koster: „Er zijn altijd wel kerken en stichtingen geweest die zelf prekenbundels of herdenkingsboeken uitgaven. Maar je ziet nu wel dat steeds meer schrijvers zelf hun boeken op de markt brengen. Ze denken daar financieel voordeel mee te behalen, maar ze vergeten dat de boekhandel hét afzetkanaal voor boeken is. Als uitgever heb je die gewoon nodig.”
Rouwendal: „Iedereen kan tegenwoordig een boek maken. Maar uitgeven blijft een vak. Een boek dat in eigen beheer is uitgegeven houdt meestal toch de verdenking dat geen uitgever het wilde publiceren. In redactie, vormgeving, bereik van boekhandel, recensenten en klanten heeft de uitgeverij in de meeste gevallen nog altijd een belangrijke meerwaarde boven het uitgeven in eigen beheer. De succesvolle auteurs die in eigen beheer uitgeven hebben het meestal eerst bij een uitgeverij gemaakt. Onbekende auteurs die doorbreken met een uitgave in eigen beheer zijn zeldzaam.”
Van Trigt: „Er zijn tot nu toe maar twee mensen in Nederland die met succes in eigen beheer boeken hebben uitgegeven: Paulien Cornelisse en Sonja Bakker. Soms dreigt een auteur er weleens mee als hij vindt dat de uitgever meer voor hem of haar moet doen. We hebben daarom eens goed op een rij gezet wat we zoal aan de uitgave van een boek bijdragen. Schrijvers willen steeds vaker weten wat wij voor toegevoegde waarde voor hen hebben.”
Bouman: „Het is goed om helder te maken hoe je tot een bepaalde prijs komt. Dat mag geen schimmig gebeuren zijn. Dat promotie en distributie een vitaal onderdeel van het uitgeven vormen moet je aan sommige auteurs echt uitleggen.”
Van Trigt: „Aan de andere kant werkt Boekencentrum nu wel met Boekscout samen, een POD-uitgeverij. Als we van een gerespecteerde auteur een manuscript ontvangen waarvan wij denken dat we er niet genoeg van zullen verkopen, kan hij bij Boekscout terecht. Die geeft het dan uit onder een speciale imprint waaraan onze naam verbonden is. Zo kunnen we dergelijke schrijvers toch een dienst bewijzen.”
De Jong-van Gurp: „Bij Jongbloed hebben we een eigen selfpublishingpoot: Jongboek. Als we voor een manuscript geen plek hebben in ons fonds, kan de auteur daar naartoe. Maar hij krijgt dan geen redactionele begeleiding en we zorgen ook niet voor de distributie en de promotie van het boek.”
Koster: „Een auteur kan natuurlijk wel zelf begeleiding inkopen.”
Van Trigt: „Dat is bij Boekscout ook zo. Schrijvers kunnen zelfs een heel promotiepakket kiezen.”
Koster: „Mijn ervaring is dat veel auteurs helemaal geen zin hebben om zelf al die zakelijke dingen te regelen. Ze willen dat hun geesteskind wordt uitgegeven en daarbij willen ze graag goed worden begeleid.”
Is er een verschuiving te zien in het soort boeken dat mensen lezen?
Koster: „Hoewel er nog steeds belangstelling is voor omvangrijke werken is de tijd dat mensen al de werken van Wulfert Floor –vier dikke delen– achter elkaar lazen wel een beetje voorbij. Nu moet alles korter, toegankelijker, meer behapbaar. Uitgeverijen spelen daar op in.”
Van Trigt: „Er verschijnen nog wel dikke theologische werken, zoals de ”Christelijke dogmatiek” van Van der Kooij en Van den Brink.”
Koster: „Vijfentwintig jaar geleden lazen mensen een Bijbels dagboek verschillende jaren achtereen of ze ruilden het met familieleden. Nu lezen ze elk jaar een ander dagboek. Het aanbod is ook enorm toegenomen. Voor allerlei doelgroepen zijn er dagboekjes.”
De Jong-van Gurp: „De belangstelling voor dogmatische werken is verminderd. Er is meer vraag naar praktische theologie.”
Koster: „Ook op ethisch gebied zijn er veel publicaties bijgekomen.”
Rouwendal: „Romans winnen het in christelijke kring van theologie. Helaas niet de kwalitatieve, literaire romans. Daarvoor is in christelijke kring te weinig belangstelling. De Zuid-Afrikaanse schrijver Schoeman verkoop ik vooral in de algemene markt. Het valt me in de theologie op dat stevige, degelijke werken het relatief goed doen: het ”Handboek apologetiek” bijvoorbeeld, en ”Het merg van het evangelie” van Edward Fisher met aantekeningen van Thomas Boston.”
Van Trigt: „Het dagboek is op dit moment dé vorm waarin veel mensen geestelijk voedsel tot zich nemen. Ze hebben weinig tijd, maar er is wel een behoefte om regelmatig met de Bijbel en met geloofszaken bezig te zijn. Een dagboek helpt hen daarbij.”
Bouman: „Een duidelijk voorbeeld dat uitgevers zich aanpassen aan de vraag.”
De Jong-van Gurp: „Mijn oma had een gezin met 14 kinderen. Ze had niet veel opleiding, maar ze stond wel elke dag om 5.30 uur op om ”Christus in Zijn lijden” van K. Schilder te lezen. Dat deden de mensen toen. Tegenwoordig nemen niet veel mensen meer de tijd om een standaardwerk door te lezen.”
Van Trigt: „Er is gebrek aan concentratie. Mensen moeten heel snel schakelen tussen allerlei zaken en taken. Ze vinden het moeilijk om de concentratie op te brengen om lang iets te lezen.”
Bouman: „Dat herken ik helemaal. Het moet allemaal korter en behapbaarder. Aan die behoefte proberen we zo veel mogelijk tegemoet te komen. Maar de laatste jaren merken wij ook wel dat mensen toch wat moe worden van al die kleine hapjes. Er is een groeiende groep die complete uitgaven tot zich wil nemen. In ons geval is dat vaak een vertaling van een puriteins werk. Dit voorjaar komen we met een boek van Hugo Binning, een zeventiende-eeuwse puritein: 320 bladzijden. Een nieuwe, betrouwbare vertaling die recht doet aan de oorspronkelijke tekst. Dat durven we goed aan, ook wel dank zij het feit dat we de oplage wat bescheidener kunnen houden.”
Van Trigt: „Je kunt inderdaad niet zeggen dat alles eenvoudiger moet. Als ik kijk naar onze best verkochte boeken van de afgelopen jaren, dan zitten daar een paar heel stevige boeken tussen. Maar die moeten op de een of andere manier appelleren aan wat mensen bezighoudt. We hebben bijvoorbeeld de Tsjechische theoloog Tomas Halik op de Nederlandse markt gebracht. Van de eerste druk zijn er 6000 verkocht en de verkoop loopt nog steeds.
In ons fonds zitten boeken als ”Vreemdelingen en priesters” van Stefan Paas en ”Onze Vader” van Jan Muis. Stevige kost, die toch goed verkoopt. Momenteel speelt het thema van de geloofstwijfel heel erg in onze markt. Mensen worstelen met allerlei existentiële vragen over Gods leiding en aanwezigheid in hun leven. Boeken als ”Mintijteer” van Esther Maria Magnis, ”Mijn heldere afgrond” van Christian Wiman en ”Geduld met God” van Tomas Halik doen het daarom goed.”
Bouman: „Pakweg tien jaar geleden hebben we een fase gehad dat we zeiden: we moeten met de oude schrijvers en puriteinen maar voorzichtig pas op de plaats maken. De belangstelling voor de wat omvangrijkere werken viel terug. We durfden die niet meer zo goed uit te geven. Terwijl dat altijd de kern van ons fonds was. Nu is dat beduidend anders. Er zijn weer volop mensen die oude schrijvers lezen.”
Koster: „Onze lezers zijn nog wel erg gesteld op het origineel, maar we zetten niet meer in oude druk. Oudvaders worden, zij het voorzichtig, hertaald. In 2001 hebben we ”De geestelijke mens” van Florentius Costerius –echt een dikke pil– op die manier aangeboden en de verkoop liep toen goed. Er bleef ook vraag naar. We konden het boek onlangs in een nieuwe oplage uitbrengen, niet al te groot, maar toch wel van duizend exemplaren. Tot onze verwondering merkten we dat die beter liep dan we verwachtten.”
Bouman: „Er is behoefte aan herbronning; mensen willen weer de authentieke werken lezen. Wij geven al enige tijd oude schrijvers uit in een bewerking van Evert Barten: ”De viervoudige staat” van Boston en de ”Institutie” van Calvijn. Dat slaan enorm aan, maar tegelijk zien we de vraag naar de oorspronkelijke werken hierdoor toenemen. Daar word je wel blij van.”
Van Trigt: „Dat is een mooie ontwikkeling.”
Bouman: „Mensen proeven aan korte stukjes of aan een bewerking kennelijk dat een oude schrijver heel fris en actueel kan zijn, en willen vervolgens het oorspronkelijke boek lezen.”
Koster: „Ik zie ook best wel interesse bij jongeren voor dit soort werken.”
Bouman: „Er is een jonge, hoger opgeleide doelgroep die bereid is om zich –al of niet in groepsverband– in oudvaders te verdiepen.”
De Jong-van Gurp: „Het is dan wel belangrijk dat je goed bedenkt welk werk van welke oude schrijver je uitkiest voor een bewerking. Het moet aansluiten bij wat er op dit moment speelt.”
Van Trigt: „Het lezen in kringverband is toegenomen. Een interessant theologisch boek wordt vaak op een leeskring gelezen, want dat verplicht je om het, naast je werk, te lezen. Juist omdat mensen zo drukbezet zijn is dat een oplossing. Dan lezen ze toch zes of zeven keer per jaar een goed boek uit.”
De Jong-van Gurp: „Je dwingt jezelf op die manier tot reflectie.”
Van Trigt: „Daarom brengen we heel wat boeken uit met gespreksvragen.”
Bouman: „Dat vonden we vijftien jaar geleden algauw te geconstrueerd. Maar nu merk je dat het in een behoefte voorziet en dat het een boek geschikter maakt voor het kringwerk.”
Is de positie van de boekhandel veranderd?
Koster: „De boekhandel heeft meer een adviserende functie gekregen. Van ons personeel verwachten we klantvriendelijkheid en kennis van het assortiment. Mensen kunnen bij bol.com niet bellen met de vraag: Mijn neef doet belijdenis en leest eigenlijk nooit, heeft u iets voor hem? In een boekhandel kun je zo tien boeken laten zien.”
Van Trigt: „Ik heb het idee dat de boekhandel het moeilijker heeft dan de uitgeverij.”
Rouwendal: „De digitalisering heeft volgens mij meer weerslag gehad op de boekverkoopkanalen dan op het papieren boek als zodanig. De boekwinkels hebben te weinig rekening gehouden met boekverkopen via internet. Zij zijn nu met een inhaalslag bezig, maar bol.com is niet zomaar weer in te halen. Boekhandels moeten hun meerwaarde boven een webshop laten zien aan de klanten en ook zelf een webshop hebben. Goede klanten die vanuit huis willen bestellen zullen dat dan ook wel bij de webshop van ‘hun’ boekwinkel willen doen.”
Koster: „Er wordt wel veel via internet verhandeld, dat is duidelijk. Maar we zitten met onze winkel in een heel goed gebied en we hebben regionale functie.”
Van Trigt: „Boekhandels zijn door de webshops wel gedwongen om iets aan hun service te doen. Er zijn er die boeken thuis afleveren, met de fiets of met een autootje.”
De Jong-van Gurp: „Of ze werken samen met de bakker of de bloemist. Dan worden de taarten, de bloemen en de boeken tegelijk rondgebracht.”
Van Trigt: „Boekhandels verbreden hun assortiment. Ik was laatst bij boekhandel Smit in Gouda. Die heeft een tijd geleden klassieke muziek binnengehaald. Nu verkopen ze ook Goudse kaarsen.”
De Jong-van Gurp: „Zo’n 60 procent van het assortiment in de boekhandel bestaat uit boeken, denk ik.”
Bouman: „Den Hertog heeft ook een muziekafdeling. En we verkopen Israëlproducten. Over het algemeen ervaren we wel dat de boekhandel van vitaal belang is. Die blijft dé koppeling tussen uitgever en lezer.”
De Jong-van Gurp: „De boekhandel is de etalage van de uitgever. Uitgevers kunnen heel veel produceren, maar als er geen fysieke boekhandels zijn, dan is het boek niet zichtbaar.”
Van Trigt: „Er zijn heel veel boeken die het moeten hebben van gezien worden. Als je bijvoorbeeld een dagboekje wilt kopen, dan wil je ze het liefst allemaal even zien voordat je een keuze maakt.”
Koster: „Een paar weken geleden begonnen we in onze winkel met het verkopen van legpuzzels. Ik wist niet dat er zo veel mensen, van ongeschoold tot hoogopgeleid, legpuzzels maken. Enorm!”
De Jong-van Gurp: „Puzzelen is ook een manier om een moment van rust te vinden in de hectiek van alledag. Net als het inkleuren van ingewikkelde tekeningen.”
Koster: „Het is wel belangrijk dat de boekhandel boekhandel blijft.”
De Jong-van Gurp: „In principe kun je alles online kopen. Maar het plezier om in een winkel rond te neuzen, het advies dat je er krijgt, de service, de beleving, dat vind je alleen in de boekhandel.”
Koster: „We hebben een leestafel waar mensen even kunnen gaan zitten om een boek bekijken. Soms kijken mensen een uur in de winkel rond zonder iets te kopen. Dat is beleving!”
Bouman: „Met z’n allen produceren we heel wat titels. Dan is het ook belangrijk dat mensen wegwijs worden gemaakt in het aanbod. Dat een medewerker goed advies kan geven is van onschatbare waarde.”
Van Trigt: „Er zijn heel veel boeken waarvan mensen niet weten dat ze bestaan. Ik ben actief in het kerkenwerk en dan zeg ik weleens: daar of daar is een mooi boekje over. Dan blijkt vaak dat ze het nooit hebben gezien, al is al tien jaar op de markt.”
Bouman: „Ik word er altijd een beetje zenuwachtig van als blijkt dat mensen dat prachtige boek van Den Hertog niet kennen. Dan denk ik: we hebben iets niet goed gedaan. Voor promotie heb je echter maar beperkte middelen. Dan is de boekhandel, de plaats waar het boek fysiek te vinden is, ontzettend belangrijk.”
Van Trigt: „Toch moeten we niet uit het oog verliezen dat de boekenmarkt nog altijd onder druk staat. Als de boekenoplagen dalen bij gelijkblijvende kosten, nemen de rendementen behoorlijk af. Bij een krimpende markt kan het niet anders of er verdwijnen partijen. Het aantal verkooppunten van boeken is de laatste jaren dan ook behoorlijk afgenomen. Daarbij komt dat uitgevers proberen waar het kan hun boeken rechtstreeks aan de klant te verkopen. Een boekhandel vangt gemiddeld toch 42 procent voor een boek.”
De Jong-van Gurp: „Dan denk je wel op korte termijn. De boekhandel is een kanaal dat we met elkaar in ere moeten houden.”
Van Trigt: „Een boekhandel moet zichzelf in stand kunnen houden. En de verdwijning van boekhandels hoeft niet per se te betekenen dat boeken niet meer in de winkelstraat te koop zijn. Dat kan ook in een hoekje in de Albert Heijn. Het zou met de boekhandel weleens kunnen gaan als met de sigarenboer die vroeger in elk dorp aanwezig was. Nu zie je alleen nog in de grote steden gespecialiseerde sigarenwinkels; op andere plekken worden sigaren verkocht in supermarkten of bij benzinepompen.”
Bouman: „Als het die kant opgaat dan ondergraaft de boekhandel zijn eigen bestaansrecht. Wat heb je nog voor aanbod in de plaatselijke Albert Heijn? Dan heeft Den Hertog in elk geval het nakijken…”
Koster: „Ik denk dat de boekhandels soms een beetje te veel van de uitgever verwachten. Ze moeten zelf hun boek ook op een aantrekkelijke manier promoten.”
De Jong-van Gurp: „We zeggen al een paar jaar dat de boekhandel achteruit holt. Maar als ik kijk naar de christelijke boekhandel, dan gaat het zo slecht nog niet. In de afgelopen jaren zijn er inderdaad minder christelijke boekhandels gekomen, maar dat heeft vooral te maken met het feit dat er geen opvolger was, of dat men toch al van plan was te stoppen. Faillissementen zijn er niet heel veel geweest. De vrees dat we binnen enkele jaren misschien nog 40 procent van het aantal boekhandels over hebben, is ongegrond.”
Van Trigt: „Dat geldt ook voor de uitgeverijen. Qua boekenomzet is er in de afgelopen jaren 25 procent uit de markt verdwenen, maar bijna alle uitgeverijen zijn er nog. Er heeft kennelijk veel lucht in de organisaties gezeten. De uitgeverijen zijn voorzichtiger geworden in hun beleid, er is bezuinigd, het personeel werkt wat harder en dan gaat het weer een tijdje. Laten we hopen dat het met de boekhandel ook zo zal zijn.”
Pieter Rouwendal
Pieter Rouwendal (1973) uit Kampen begon in 2012 een eigen uitgeverij onder de naam Brevier. Daarvoor werkte hij als acquirerend redacteur bij uitgeverij Kok. Brevier bedient de christelijke markt met romans, prentenboeken en non-fictietitels, vooral theologie. Vorig jaar voegde Rouwendaal een nieuwe label voor de algemene markt toe: Aldo Manuzio, met eveneens romans, prentenboeken en non-fictietitels.
Joop Koster
Joop Koster (1959) uit Barneveld is verantwoordelijk voor de uitgeverij van Gebr. Koster. Zijn broer Chris runt de bijbehorende boekhandel in het centrum van Barneveld. De boekhandel opende de deuren op 30 augustus 1979; later kwam de uitgeverij erbij. Koster richt zich op het uitgeven van theologische en kerkhistorische titels en jeugdboeken met een bevindelijk gereformeerde signatuur.
Adriaan Bouman
Adriaan Bouman (1967) werkt als uitgever bij Den Hertog in Houten, een familiebedrijf met een lange traditie. Den Hertog richt zich op de uitgave van oude schrijvers, boeken over de (kleine) kerkgeschiedenis, meditatieve boeken, jeugdboeken en, in mindere mate, romans. De uitgaven zijn voor een belangrijk deel van bevindelijke signatuur. Aan de uitgeverij zijn verschillende boekhandels verbonden.
Els de Jong-van Gurp
Els de Jong-van Gurp (1958) is sinds april vorig jaar uitgever bij Royal Jongbloed in Heerenveen. Ze is er verantwoordelijk voor het kinderboekenfonds en voor kinderbijbels. Daarvoor was zij directeur van de Brancheorganisatie voor het Christelijke Boeken- en Muziekvak (BCB). Royal Jongbloed is gespecialiseerd in Bijbeluitgaven, mede door de opgebouwde expertise op het gebied van dundruk. De uitgever richt zich op de breedte van de christelijke markt, waarbij Groen en Groen Educatief het reformatorische deel bedienen.
Arjen van Trigt
Arjen van Trigt (1963) is uitgever bij Boekencentrum, specialist in theologie, liturgie, gemeenteopbouw, spiritualiteit en geloofsopvoeding. Daarnaast is Boekencentrum huisuitgever van de Protestantse Kerk in Nederland. Onder het label Mozaïek worden (literaire) romans uitgegeven. De uitgeverij is bovengemiddeld actief op het gebied van e-books, apps en digitale platformen. Boekencentrum maakt sinds 1 januari van dit jaar deel uit van VBK Uitgevers in Utrecht, waartoe ook uitgeverij Kok behoort.
Alle artikelen uit het thema "Boekenmarkt in beweging" vindt u hier.