CGK moeten „vuile handen maken” met toekomstplan
Het wordt deze woensdag een spannende dag: de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) vergadert in Nunspeet over de toekomst van het kerkverband. Volg het nieuws in dit liveblog.
Advertentie
Hoe zat het ook alweer?
De CGK-synode vergadert woensdag over de toekomst van het kerkverband. Redacteur Addy de Jong vertelt hoe het zo ver kwam.
Livestream
Na een lange pauze gaat de vergadering weer verder. Preses ds. P.D.J. Buijs deelt mee dat er donderdagochtend een uitgewerkt voorstel op tafel ligt, waarover gesproken kan worden. Maar eerst geeft prof. dr. M.J. Kater, rector van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), namens alle hoogleraren een zogenoemd preadvies. Hij doet dat in drie punten: Het kan niet, het kan niet langer zo, het kan niet anders.
Prof. Kater spreekt over schuld, schaamte en schande. „We gaan geen vuile handen maken: die hebben we al. De kerk moet kijken naar wat de afgelopen jaren niét is gebeurd. Er moet gezegd worden: we hebben gezondigd.”
De preadviseurs scharen zich „van harte” achter de „richtinggevende houtskoolschets” van het moderamen, die nader wordt „ingekleurd” met diverse voorstellen van synodeleden. „Zending, evangelisatie, TUA: die hebben we gemeenschappelijk en dat willen we graag zo houden.”
Bij het punt ”Het kan niet anders” zegt prof. Kater: „We zien geen andere weg. Als dit de enige weg is die gewezen wordt, de weg waarlangs we heil verwachten, dan hebben we óók grote zorg bij het overnemen van dit voorstel. Er is niet echt een alternatief.”
De hoogleraren vinden het onverstandig als de synode zich bij stemming zou „vastleggen” op een bepaald getal, zoals 80. „Als dit voorstel niet wordt overgenomen, dan is er geen reëel alternatief.” Een „ruime meerderheid van stemmen” moet voldoende zijn om te besluiten: „We willen verder gaan en samenwerken waar het kan, en helaas niet waar dat niet meer kan.”
Ds. H.C. Bezemer sluit de vergadering met het lezen van Psalm 119:145-152 en met gebed. Er wordt Psalm 119:76 gezongen.
J.W. Benschop vraagt het voorstel-Klaver nader uit te werken. Daarin wordt volgens hem de „verantwoordelijkheid voor elkaar” het meest gescheiden.
Ds. J.G. Schenau vraagt onder meer „te overwegen om de plaatselijke kerken te raadplegen voordat de synode een definitief besluit neemt” over de toekomst van de CGK.

Ds. J. Nutma vraagt aandacht voor de „middengemeenten” en vindt dat er eerst een „principiële bezinning op het kerk-zijn” moet plaatsvinden voordat er naar een „pragmatische oplossing” wordt gezocht.
W. Hijmissen wil aansluitend aan de vierde synodeweek classicale bijeenkomsten beleggen waarin de kerken worden geïnformeerd over de besluiten, waarin ze vragen mogen stellen en worden gewezen op de mogelijkheid om revisieverzoeken in te dienen. Die zouden dan na een half jaar behandeld moeten worden.
Ds. F.W. van der Rhee vraagt onder meer om een commissie van zeven leden (in plaats van de voorgestelde vier) te benoemen, met duidelijke „kaders” om de plannen verder uit te werken. Zo moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat „middengemeenten” intern verdeeld raken, vindt de predikant. Het plaatselijk kerkelijk leven moet in ieder geval in één van de „kerkdelen” kunnen voortgaan zoals nu, „binnen de kaders van kerkorde en synodale besluiten”.
Ds. H.C. Bezemer pleit voor een model met twee zelfstandige afdelingen die niet meer verantwoordelijk zijn voor elkaars beslissingen
De pauze is voorbij. Afgevaardigde K. Sijtsma leest Johannes 15:1-8 en gaat voor in gebed. Er wordt gezongen: Gezang 78:1 en 2. Dan gaat de vergadering weer verder.
Ds. A.D. Fokkema gaat namens het moderamen in op de vragen van synodeleden. „De opdracht is om zo lang en zo veel mogelijk de kudde van de Heere bijeen te houden”, zegt de predikant. „Het plan van het moderamen is het hoogst haalbare. Wat we ook doen, het kan niet zonder vuile handen maken.”
Het moderamen onderstreept dat het de zogenoemde middengemeenten in het oog willen blijven houden. Zij moeten volgens het plan kiezen tussen A en B. De in te stellen commissie moet vervolgens „de beste route kiezen”.
Heeft het moderamen wel mandaat om richting te wijzen? Ja, zegt ds. Fokkema, en hij verwijst onder meer naar de „vastgelopen” classis Zwolle, die om hulp heeft gevraagd.
In de uitwerking van de „houtskoolschets” moet de mate van verantwoordelijkheid voor elkaar nader worden omschreven, aldus het moderamen. Kerken zullen in ieder geval minder verantwoordelijk voor elkaar zijn dan in bijvoorbeeld het model van interim-classes. Hoe Bijbels is dat? „Dit is niet de koninklijke weg, we moeten vuile handen maken, maar met het oog op de kudde is het wel de beste weg.”
Dan volgt een derde ronde, waarin amendementen en voorstellen ingediend kunnen worden.
Ds. J. Nutma vraagt zich af of het moderamen niet te veel bezig is met crisismanagement. „Is die houtkoolschets misschien geschreven met houtkool uit het brandende huis? Vraagt de Heere van ons niet meer een geestelijk leidinggeven?”
Ook wil hij weten of de problemen in het kerkverband nu voortkomen „uit afwijkende praktijken of ook uit afwijkende leerstellingen”. Als dat laatste het geval is, zegt ds. Nutma, „hebben we dan niet een ander soort van besluit van deze synode nodig?”
Ds. Nutma is zeer kritisch over het kerkmodel dat de nog in te stellen commissie van het moderamen zou moeten gaan uitwerken. „Mag dit nog wel de naam van kerk dragen?”
De houtkoolschets van het moderamen spreekt over een “Gebot der Stunde”. „Maar is het niet vooral Gebot der Stunde om elkaar lief te hebben tot het einde toe?”
De predikant is er bepaald niet van overtuigd dat de weg die het moderamen wijst „de weg is die wij te gaan hebben. Hebben we die extra mijl niet met elkaar te lopen?”, vraagt ds. Nutma zich af.
Na deze bijdrage leest ds. S.M. Buth 1 Petrus 2: 19-25. Hij gaat voor in gebed. Preses ds. Buijs kondigt nu de dinerpauze aan. Die zal duren tot tenminste 18.30 uur.
Ds. W.E. Klaver zegt dat het toestaan van vrouwelijke ambtsdragers wel degelijk tegen het belijden van de kerk ingaat. „Meer dan ooit geldt: hoe ver zijn we afgeweken van de kerk die we zouden moeten zijn?” Hij verwijst, net als ds. A.D. Fokkema eerder deze dag, naar de kerken die denken in de lijn van de Nederlandse Gereformeerde Kerken, die onlangs besloten homoseksuelen met een relatie in de ambten en aan het avondmaal te accepteren.
Zijn voorstel, zegt ds. Klaver, „is niet bedoeld als oplossing, maar om een ongecontroleerde breuk te voorkomen”.

Ds. H.C. Bezemer signaleert dat „we zijn stukgelopen”. Het gereformeerde karakter van de CGK staat volgens de predikant op het spel. „De breuklijn ligt bij het gezag van de Schrift.” Oorzaak is, aldus ds. Bezemer, dat gemeenten die afwijken van de synodale besluiten „zich onmogelijk maken binnen de CGK”. „Hier is sprake van een vorm van zonde, van woordbreuk en scheurmakerij.”
Met het aanvaarden van het „plan” van het moderamen wordt de weg van tucht afgesloten, vindt ds. Bezemer. Hij denkt aan twee afdelingen met twee synodes, die samenwerken zoals kerkverbanden dat doen. „Deze vorm is mogelijk, tijdelijk, in geweten te dragen.” Eenheid is volgens hem alleen mogelijk als „afwijkende kerken” zich bekeren.
Ds. Bezemer dient een voorstel in voor „twee zelfstandige afdelingen die geen verantwoordelijkheid dragen voor elkaars beslissingen”.
Ds. J.R. Bulten vraagt „wat er moet gebeuren om A en B weer bijeen te laten komen” Ook vraagt hij zich af „of het misschien reëler is om aan de voorkant te schetsen dat dit voorportaal is naar herverkaveling”. Hij merkt op dat „van middengemeenten die in het A-model terechtkomen, het meest wordt gevraagd”.
Ds. R. Bikker leest met veel emotie voor uit Efeze 2: “Want Hij is onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en de middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, namelijk de wet der geboden in inzettingen bestaande; opdat Hij die twee in Zichzelven tot een nieuwen mens zou scheppen, vrede makende.”

Hij zegt: „Laten we de tijd nemen. En voorkomen dat we moeten zeggen: Operatie geslaagd, patiënt overleden. Een goed model maken, kost maanden en misschien wel jaren. Er liggen zoveel vragen”, aldus ds. Bikker.
Hij vraagt: „Zou het mogelijk zijn om in het nieuwe model meer mogelijkheden te creëren om elkaar toch nog te ontmoeten?”
Ds. Bikker merkt op: „Bij stemmen volgens een gekwalificeerde meerderheid van 80 procent, bepalen tien afgevaardigden de toekomst van het kerkverband. Realiseren we ons dat? Willen we dat?”
Ds. D. van der Wal zegt dat de synode met het afwijzen van de revisieverzoeken inzake vrouwelijke ambtsdragers, in november, duidelijkheid heeft geschapen. „Maar gemeenten keren niet terug op hun besluiten, integendeel. En wij praten verder.” De kerken vragen om een „heldere en duidelijke leiding”, aldus de predikant. Hij vindt dat de opdracht van de in te stellen commissie „te ruim en te breed” is en hij vreest „voor een herhaling van zetten”, omdat de commissie toekomst kerkverband ook al onderzoek heeft gedaan. „Er is een duidelijke, heldere instructie nodig, voor de flanken, maar ook voor het midden van de kerken.”
Ouderling W. Hijmissen stelt voor op direct na de vierde synodeweek in juni een informatiebijeenkomst voor de kerken te beleggen, ook met het oog op eventuele revisieverzoeken.
Ds. F.W. van der Rhee geeft aan dat hij, gegeven de situatie, „geen andere weg meer ziet dan die het moderamen nu wijst”. „We moeten als synode leidinggeven aan ons kerkverband”, zegt hij. „We kunnen niet lijdelijk de zaken op zijn beloop laten. We moeten de hand aan de ploeg slaan.”
Volgens hem moet het moderamen aan de commissie „duidelijke kaders meegeven” en moet er „een einde komen aan de juridisering van allerlei thema’s”.
Een pastoraal gesprek „gaat tegenwoordig al snel over de situatie in de CGK”, ervaart ds. Van der Rhee tot zijn spijt. Hij noemt een zestal voorwaarden waaraan een nieuw kerkmodel (en dus ook het werk van de in te stellen commissie) zou moeten voldoen. Zoals: dat er een ingreep nodig is om het kerkelijk leven vlot te trekken, een wat grotere ingreep dan een eerdere commissie toekomst kerkverband bepleitte. En: dat die grotere ingreep niet kan zijn dat het kerkverband wordt opgeheven.
Ds. H. Peet benadrukt nog eens dat er „sprake is van gezamenlijke schuld, die vele jaren teruggaan”. “Zou het niet het eerlijkst zijn om terug te gaan naar 1834, we zijn minder breed dan PKN, maar we naderen die wel”, zegt de predikant.
Tegelijk vindt hij: „Een harde scheuring zal alleen maar verliezers kennen. Geen van de flanken gaat dit overleven. Als we nu geen stappen zetten, zou een federatief model straks ook wel eens achterhaald kunnen zijn. We moeten gaan voor het minst kwade, want de onzekerheid in de kerken mogen we niet laten voortduren.”
Door ds. Buijs daarnaar gevraagd, zegt ds. Peet dat hij de houtskoolschets van het moderamen steunt.
Advertentie
Er komt even een onderwerp tussendoor: de jaarlijkse afdracht per kerklid voor de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). Daar was dinsdag op de synode veel discussie over: eerst zou een kerklid 9,48 euro aan de TUA moeten afdragen, maar in een commissievoorstel was dat bedrag op 6,68 euro gezet. O.H. Bouwman, voorzitter van deputaten financiële zaken, laat nu weten dat het bedrag na onderling overleg is vastgesteld op 7,50 euro. Het deputaatschap gaat jaarlijks met de TUA in gesprek of dit bedrag moet worden aangepast. Daarnaast gaan een commissie en het deputaatschap „gezamenlijk op zoek naar de financiering van 0,82 cent aanvullende bijdragen voor de TUA.”
Ds. J. de Bruin wijst op gemeenten die zich niet aan synodebesluiten houden. „Het is een uitslaande brand geworden. Ik kan niet anders bidden dan: Heere, behoud ons.” De predikant vindt dat de synode deze week een besluit moet nemen. „U hoort hier een noodkreet van een mens die zich onveilig voelt in een brandende kerk.”
Ook ds. S.M. Buth vindt langer wachten „onverantwoord”. „De situatie in de kerken is dermate ernstig dat enig uitstel niet mogelijk is. Ontvlechting van het kerkverband moet zorgvuldig bekeken worden, hoe ernstig en verdrietig dat ook is.”
Het is pauze tot 15.25 uur.
Ds. W.L. van der Staaij citeert uit het boek ”De theologen gingen voorop” van ds. A. M. Lindeboom, dat gaat over de snelle ontwikkelingen binnen de toenmalige Gereformeerde Kerken in Nederland. „We zijn nu zes jaar verder sinds in IJmuiden, tegen de afspraken in, de eerste vrouwelijke ambtsdrager binnen de CGK werd bevestigd.” In verschillende classes is sindsdien, „hoe droevig ook, het kerkelijk leven vastgelopen. Er is afstand gekomen tussen gemeenten die klassiek CGK willen zijn en gemeenten die nieuwe wegen gaan.” De predikant vindt dat de kerk geen ruimte moet bieden aan wat de synode verschillende keren heeft afgewezen. „Er is geen herschikking geboden, maar bekering.”
Ds. Van der Staaij vindt de „denkrichting” van het moderamen „te vrijblijvend” en stelt voor die eerst inhoudelijk door de synode te laten bespreken, in samenhang met het interim-model en het plan-Klaver, die deels in dezelfde richting wijzen. „De rek in het kerkelijk leven is er echt uit. We wilden geen rotondesynode, maar we dreigen nu in een doolhofsynode terecht te komen.”
„Laten we alsjeblieft bij elkaar blijven”, zegt ds. M. Groen. Hij stelt een aantal vragen. Zoals: Worden middengemeenten niet de dupe van de houtkoolschets van het moderamen? En: Wat moeten onze jongeren hiervan denken? Dat is voor hen die gevormd moeten worden in hun geloof, namelijk niet bevorderlijk. Een andere vraag: Hoe moeten we ons samenspreken zien in het licht van de duisternis van deze tijd, van dreigende oorlog? Kunnen wij dit in het oordeel van God verantwoorden?
Ds. G.J. Post denkt dat het „helaas niet meer reëel is om op de oude manier CGK te zijn”. Hij ziet geen grote verschillen tussen het model van de interim-classes en het nieuwe voorstel van het moderamen. Ook merkt hij op dat „we zijn ingehaald door de realiteit”. Hij verwijst in dezen naar een recente column van Ad de Bruijne, hoogleraar aan de Theologische Universiteit Utrecht. De Bruijne schreef dat de klassieke Schriftleer ons niet bij vrouwen in het ambt brengt en dat een herijkte Schriftleer nodig is.
Volgens ds. Post resteert de synode niets anders dan te „erkennen dat er in de CGK een diepe scheur is”. Volgens hem moet de synode „zo ordelijk mogelijk aan ontvlechting gaan werken”.
Ds. Post zegt dat hij meer ziet in het model-Klaver dan in de houtskoolschets van het moderamen.

Afgevaardigde R.A. Bijzet is het niet eens met de geopperde 80 procentregeling. Ook vindt hij het „verwonderlijk” dat het onderwerp hermeneutiek, „een van de oorzaken waardoor we in deze situatie zijn gekomen”, niet eerst wordt besproken. Niet het moderamen, maar de synode moet met een plan moet komen, aldus Bijzet. Het verdelen van de CGK in een A- en een B-afdeling vergelijkt hij met een twee-onder-een-kapwoning, waarbij de „erfgrens” niet duidelijk is. „Daarmee leven we niet naast elkaar, maar steeds verder van elkaar af.”
Ds. J.G. Schenau kan de uitkomst van de bezinning van het moderamen „niet dragen”, zegt hij. „Wordt u met uw denkrichting toch geen partij in de bezinning?”
Het moderamen schrijft over het plan voor interim-classes, dat in november vanwege onvoldoende steun in de synode werd ingetrokken: „Het interim-model blijkt onvoldoende draagvlak te hebben en zou ook leiden tot een scheuring.” Dat laatste bestrijdt ds. Schenau en hij vraagt dit „oordeel” terug te nemen.
De predikant legt de vinger bij tal van punten in de „houtkoolschets” van het moderamen. Hij wijst bijvoorbeeld op de „middengemeenten”, die in de schets opeens een „flank” worden en een lastige keuze moeten maken. „Ook zonder het verlangen naar het openstellen van de ambten voor zusters kan dit plan binnen gemeenten tot grote spanningen leiden.”
Ds. Schenau tegen het moderamen: „Is er eigenlijk nog wel sprake van een kerkverband of heeft u de hoop al opgegeven en het kerkverband ingeruild voor een vereniging?”
„Een kerkverband opheffen hoeft niet per se verkeerd te zijn”, zegt ds. A.A.L. Aalderink. „Als het doel en de alternatieven maar duidelijk zijn. Het helpt mij om het grotere plaatje in het oog te houden”, zegt de predikant. Wat hem betreft is het van belang om af en toe „uit te zoomen van ons eigen kerkverband, met als mogelijk gevolg dat onze deputaatschappen en andere instanties op zullen gaan in andere, bestaande kerkverbanden.”
Geen van de voorliggende modellen overtuigen ds. Aalderink. „Het is niet goed om alleen nog met gelijkgezinden te maken te hebben. Laten we de optie van ontvlechten eerlijk onder ogen zien. En ook verkennende gesprekken aangaan met andere kerkverbanden.”
Iets over half twee heropent de preses de vergadering.
Afgevaardigde A.S. Bil leest Lukas 22:14-20 en 39-46. Hij laat zingen gezang 175.
Daarna krijgt ds. Heinrich Zwemstra, predikant in Namibië, het woord om groeten en bemoediging over te brengen van een zusterkerk, de Gereformeerde Kerken in Zuid-Afrika (GKSA).
Hij moedigt, met verwijzing naar Efeze 4, de CGK aan de problemen waarvoor de kerk staat „in liefde, wijsheid en nederigheid te benaderen”.
Ondanks verschillen in opvattingen moet een kerk haar taken t.a.v. zending, theologische opleiding en christelijk onderwijs, niet verwaarlozen, stelt Zwemstra.
Afgevaardigde A. Verburg vraagt aandacht voor de brief van „bijna de helft” van de gemeenten met de oproep om de Christelijke Gereformeerde Kerken niet te ontvlechten. Dat de brief „geen status” heeft, is volgens hem „een klap tegen de borst van gemeenten, kerkenraden en afgevaardigden”.
Ds. E.B. Renkema vraagt zich af waarom er zo’n haast wordt gemaakt. „Heeft u signalen dat kerken uit het kerkverband zullen stappen als er deze week geen besluit wordt genomen?”
D. Schaafsma leest uit Prediker 12:8-14 en gaat voor in gebed. Dan is het pauze tot 13.30 uur.
„De kans op een scheuring in de CGK is heel reëel”, vindt ook afgevaardigde D. Schaafsma. Het kerkverband is „volledig vastgelopen”, stelt hij. Wat hem betreft heeft elk voorstel betreffende de toekomst van het kerkverband een meerderheid van 80 procent nodig. De in te stellen commissie moet méér van vier afgevaardigden bevatten, zegt hij. „Meer mensen moeten aan de slag.” Er moeten ook mensen ingezet worden met financiële en juridische kennis. „En de opdracht aan de commissie moet scherper en duidelijker zijn. Het moet gaan om een model van ontvlechting, dat een zeer tijdelijk karakter heeft, zeg: voor maximaal één synodeperiode.”
Schaafsma merkt op dat samenwerkingsgemeenten recent in een „nóg onmogelijker positie” zijn gekomen door ontwikkelingen in de NGK, met name de besluiten inzake homoseksuele relaties. „Je kunt je niet tegelijk houden aan de verkeersregels van Engeland en van Nederland.”
Volgens hem wegen sommige afgevaardigden de ernst van de situatie niet goed. „Het is vijf voor twaalf. Hopelijk houdt iedereen zijn geduld.”
Hoe staat het kerkverband er volgens het moderamen voor? Ds. Fokkema zegt dat het CGK-besluit om geen vrouwen tot de ambten toe te laten „grote impact in onze kerken heeft gehad”. Ondertussen gaan de ontwikkelingen door, zegt hij, ook op het gebied van homoseksualiteit. „Sommige kerken kunnen dat niet dragen. En daarmee wordt gezegd: zó is er geen toekomst voor ons kerkverband.”
Volgens het moderamen is de „kloof” in de kerken „heel diep” en de kans op een „scheuring heel reëel”.
De vergadering gaat weer beginnen. Preses ds. P.D.J. Buijs zegt dat het overleg wat langer duurde omdat het moderamen onderscheid wil maken tussen informatieve en inhoudelijke vragen. Ds. A.D. Fokkema gaat nu in op de informatieve vragen. Hij zegt onder meer dat het moderamen het aan de synode overlaat welk percentage van de stemmen nodig is voor een besluit. Het voorstel is nu om 80 procent te zien als voldoende draagvlak.
Over de „houtskoolschets” van het moderamen over de toekomst van het kerkverband: „We kunnen niet overzien of er voldoende steun voor is, maar er zijn niet veel andere opties meer.”
Binnen de CGK zouden twee afdelingen moeten komen, volgens de schets. Wat als de ene particuliere synode ergens voor is en de andere tegen? De mogelijk in te stellen commissie (ds. M. Groen, ds. W.E. Klaver, ds. D. van der Wal en ouderling W. Hijmissen) moet dat gaan uitwerken.
Is het model bedoeld om later uiteen te gaan, om de status quo te handhaven of ooit weer bij elkaar te komen? Het moderamen doet daar geen uitspraak over. Ds. Fokkema: „Het is een spannende vraag, waar we moeilijk een antwoord op kunnen geven.”
De synode start met de bespreking van het rapport van het moderamen over de toekomst van het kerkverband. En ook met de bespreking van de zogeheten houtkoolschets van het moderamen. Deze houtkoolschets, die een „herschikking” van het kerkverband bevat in een A-deel en een B-deel, is volgens het moderamen „het meest passend en het minst schade opleverend” voor de CGK.
In een eerste, informatieve vragenronde worden zeer veel vragen gesteld. Zo wil afgevaardigde D. Schaafsma weten hoe het moderamen wil voorkomen dat er opnieuw een model op tafel komt dat straks wordt afgeschoten.
Ouderling R.B.J. Naaktgeboren vraagt of de opdracht die de nog te benoemen commissie krijgt „minder vrijblijvend kan worden geformuleerd”. Ook hij wil weten of de synode kan voorkomen dat het te schrijven plan van deze commissie „na vele gesprekken alsnog geen 80 procent instemming haalt”.
Afgevaardigde T.A. Meijboom vraagt of het moderamen het „denkbaar acht dat synode deze week wordt afgesloten zonder besluit of richting?”
Afgevaardigde A. Verburg wil weten of het moderamen ermee rekent dat dit of dat deel van de kerk zich zal afscheiden. „Zien we elkaar nog echt als broeders?”, vraagt hij. Wat hem betreft gaan de afgevaardigden dit vandaag („Vanmiddag bijvoorbeeld”) eerst tegen elkaar uitspreken.
Ook worden er veel vragen gesteld over het idee van het moderamen dat in het nieuwe kerkmodel het A- en het B-deel niet meer voor elkaar verantwoordelijk zijn. Ds. H. Peet: „Kan dit wel? Je hebt in een kerk toch altijd zorg voor elkaar? Hoe zou de Heere over dit model denken?”
Ds. M. Groen wil weten hoe het moderamen de toekomst ziet. „Is dit model bedoeld om t.z.t. uiteen te gaan, om de status quo te handhaven of ooit weer bij elkaar te komen?”
Na de informatieve vragenronde is er tot 10.30 uur een koffiepauze.
De vergaderzaal van de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) in de Nunspeetse Oenenburgkerk stroomt weer vol afgevaardigden. Het wordt een spannende dag, aangezien de agenda zowel ’s morgens, ’s middags, als ’s avonds gevuld is met het thema „toekomst kerkverband”. Zouden er mede daarom zoveel zogeheten pre-adviseurs aanwezig zijn? Op het podium zitten onder meer prof. M.J. Kater, prof. A. Versluis, dr. C.C. den Hertog, dr. J. van ’t Spijker en prof. J.W. Maris.
Advertentie