Gymnasiast wordt niet taalvaardiger door Latijnse les
Les in Latijn zou leiden tot meer taalgevoel of betere analytische vaardigheden. Maar nieuw onderzoek plaatst daar nu kanttekeningen bij.
Aeneas Troianus est. Met die woorden (Aeneas is een Trojaan) begon menig gymnasiast de laatste decennia aan zijn studie van het Latijn. De taal van het Romeinse Rijk is immers nog altijd een verplicht vak binnen deze tak van het vwo.
Maar wat is het nut van het leren van zo’n klassieke taal? Daarover bestaat al decennialang onenigheid. Waar tegenstanders menen dat het aanleren van het Latijn elitair en gedateerd is, claimen voorstanders juist grote voordelen. Zo zou Latijn leiden tot een beter taalgevoel en analytische vaardigheden die ook buiten het vak van pas komen.
In een recent artikel proberen Vlaamse wetenschappers het pleit eens en voor altijd te beslechten. Na onderzoek onder 1731 scholieren concluderen zij: het aanleren van Latijn heeft vermoedelijk weinig positief effect op andere vaardigheden. Uit het onderzoek blijkt weliswaar dat scholieren die zes jaar Latijn hebben gehad vaak beter zijn in Nederlandse spelling, tekstbegrip en intelligentietesten dan scholieren van hetzelfde niveau die géén Latijn in hun vakkenpakket hebben. Maar dit verschil was minstens even groot bij aanvang van hun middelbareschooltijd.
Met andere woorden: het leren van Latijn maakt waarschijnlijk niet geleidelijk slimmer ten opzichte van leeftijdsgenoten die voor een ander vakkenpakket kiezen. Alleen voor wat betreft woordenschat zagen de onderzoekers een kleine ”Latijnbonus”.
Verder komt het verschil tussen de beide groepen waarschijnlijk vooral door selectie-effecten: slimmere of meer gemotiveerde leerlingen zijn eerder geneigd om Latijn als examenvak te kiezen op de middelbare school. Daardoor scoort de groep van gymnasiasten beter op taal- en intelligentietesten.
Taalgevoeligheid
Volgens onderzoeker Cathy Hauspie (Universiteit Gent) is het van belang om de verwachtingen rondom Latijn bij te stellen. Zij ziet op Vlaamse onderwijswebsites dat er cognitieve voordelen aan het vak worden toegedicht. „Maar die zijn gebaseerd op oude en gebrekkige onderzoeken.” Ook Nederlandse studievoorlichting bevat dergelijke claims. Zo schrijft curriculumorganisatie SLO dat Latijn tot meer „taalbewustzijn, taalgevoeligheid en taalprecisie” kan leiden.
Dat soort aannames staat na het Vlaamse onderzoek op losse schroeven. „Dit onderzoek gaat volledig over de transferwaarde van het Latijn”, nuanceert Bosco Smit, docent klassieke talen en voorzitter van de Vereniging van Classici in Nederland. „Het zoekt een antwoord op de vraag of Latijn een voordeel oplevert voor andere vakken. Maar het zegt niets over de intrinsieke waarde van het vak.”
Volgens Smit zit die waarde vooral in het „intercultureel bewustzijn” dat de Latijnscholieren krijgen aangeleerd. „We zorgen ervoor dat grammatica en woordenschat altijd zijn ingebed in verhalen over de oudheid. Scholieren leren die tijd te interpreteren, om vervolgens de vergelijking te trekken met de huidige maatschappij.”
Wat hem betreft zouden ook scholieren van andere niveaus kennis moeten maken met die taal en geschiedenis. Ook de Vlaamse onderzoekers plaatsen overigens een kanttekening bij hun eigen werk. Hoewel Latijn waarschijnlijk een beperkt effect heeft op de Nederlandse taalvaardigheid, kan dat voor het Frans of Spaans weleens heel anders zijn. Die talen hebben immers een veel sterkere Latijnse oorsprong.