Waarom de hoorzittingen met ministerskandidaten niets toevoegden
De Tweede Kamer wil af van de hearings met kandidaat-bewindspersonen voordat die beëdigd worden. Een politieke afrekening met initiatiefnemer D66, of een goed onderbouwd besluit?
De aanhouder wint. Dat gezegde is zeker van toepassing op D66-Kamerlid Joost Sneller. Nadat diverse pogingen van zijn voorgangers waren mislukt, kreeg hij in oktober 2023 een Kamermeerderheid achter het plan om openbare hoorzittingen te organiseren met kandidaat-bewindspersonen; voorafgaand aan hun beëdiging.
Een belangrijke stap? Zeker wel, juichte D66. Sneller somde in zijn lofzang op deze vernieuwing maar liefst drie doelen op. Eén: het doorbreken van de schimmigheid van het formatieproces. Concreet: dankzij de hoorzittingen konden Kamerleden aan de weet komen waarom een partij de bewuste kandidaten naar voren had geschoven voor een post in het kabinet.
Twee: het uitvoeren van een geschiktheidstoets; oftewel de kandidaten aan de tand voelen over hun motivatie en hun geschiktheid. En drie: met een vriendelijk praatje vooraf zorgen dat het ijs al een beetje zou breken voor de bewindslieden echt aan de bak moesten.
Verkooppraatje
Dat riekte behoorlijk naar een verkooppraatje dat vooral bedoeld was om zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken wat met de hoorzittingen in elk geval niet valt te bewerkstelligen. En dat is heel wat. Zo is de kans dat de Kamer tijdens die gesprekken duistere zaken boven water krijgt uiterst klein, om maar wat te noemen. De bewindspersonen in spe hebben immers al een uitvoerige screening door de veiligheidsdiensten achter de rug.
Verder, hoeveel twijfels er tijdens de hearings ook rijzen over de geschiktheid van de kandidaat-bewindspersoon; hem of haar wegsturen kan nog niet. Daarvoor moeten Kamerleden wachten tot de eerste vuurproef na de beëdiging: het debat over de regeringsverklaring.
Kortom, dat de hoorzittingen niets zouden toevoegen aan het staatsrechtelijk instrumentarium was vooraf al duidelijk. Ze konden hoogstens politiek nog waardevol en interessant kunnen worden genoemd, of juist niet.
Grote vraag is alleen: hoe bepaal je dat? Hoe achterhaal je nu of de Tweede Kamer de hoorzittingen inderdaad heeft benut om meer te weten te komen over de rekrutering van de bewindspersonen, hun geschiktheid en hun motivatie?
Vooral beleidsvragen
Twee promovendi, Florian van Hout (Universiteit Maastricht) en Jelmer Maarsen (Universiteit Utrecht) waagden vorig najaar de stap. Ze maakten transcripties van alle hoorzittingen om vervolgens alle gestelde vragen te inventariseren en te rubriceren.
Wat bleek? De vragen die er volgens Sneller zo enorm toe zouden doen zijn nauwelijks gesteld. Over de geschiktheid van de bewindslieden in spe ging maar 15 procent van de vragen; over hun motivatie maar 3 procent. Maar liefst 68 procent van de vragen was beleidsinhoudelijk van aard, waarbij slechts 10 procent zijdelings viel te realiseren aan de geschiktheidsvraag.
Een plausibele verklaring is dat met name Kamerleden van coalitiepartijen bovenmatig veel beleidsinhoudelijke vragen stelden (71 procent), verduidelijken Van Hout en Maarsen; vermoedelijk om het hun bewindspersonen zo makkelijk mogelijk te maken. Met 39 procent is het percentage zuiver beleidsinhoudelijke vragen van oppositiepartijen echter ook nog behoorlijk royaal.
Terecht concluderen de twee promovendi vervolgens dat het stellen van dergelijke vragen in een hearing totaal geen nut heeft. Concrete antwoorden kunnen de kandidaten dan immers nog niet geven, aangezien het regeerprogramma dan nog niet is uitgewerkt. Er dus volgen er dan ook geen antwoorden op basis waarvan hun geschiktheid valt te beoordelen.
Motie van wantrouwen
Overigens verwezen sommige vragen niet expliciet naar iemands geschiktheid, maar impliciet wel. Daaronder schaarden de auteurs ook de vragen aan de PVV-kandidaat-ministers Faber en Klever over hun eerdere omvolkingsuitspraken. Oppositiepartijen wisten zo tijdens een hearing wel alvast een basis te leggen voor de moties van wantrouwen die tijdens het debat over de regeringsverklaring tegen beide bewindslieden werden ingediend. Die kregen echter alleen de steun van GL-PvdA, D66, SP, DENK, Partij voor de Dieren en Volt.
Ook logisch, zeggen Van Hout en Maarsen, de coalitiepartijen VVD en NSC waren even daarvoor, zij het mokkend en tegen heug en meug, met de voordracht van beiden akkoord gegaan.
Concluderend, het initiatief van SGP, SP, VVD, ChristenUnie en BBB om de hearings weer af te schaffen, dat dinsdag dankzij de steun van PVV en CDA kan rekenen op een meerderheid, is goed te onderbouwen. Noch staatsrechtelijk, noch politiek voegden ze iets toe.