Nederland moet meer doen om, in internationaal verband, de onderdrukking van onder meer Oeigoeren en christenen door de Chinese overheid aan de orde te stellen, vindt CDA-Kamerlid Martijn van Helvert.
De parlementariër stelde het kabinet over dit thema donderdag, samen met collega’s uit andere fracties, een serie vragen. Aanleiding is het bliksembezoek van de Chinese minister van Buitenlandse Zaken, Wang Yi, woensdag aan Nederland. Wang Yi overlegde met zijn ambtsgenoot Stef Blok, maar wilde niet ingaan op het verzoek van Van Helvert om óók met woordvoerders uit de Tweede Kamer te spreken.
Misschien niet vreemd. Zo’n minister, verantwoordelijk voor het buitenlands beleid van een wereldmacht als China, heeft natuurlijk méér aan zijn hoofd.
„Hij is zoiets inderdaad niet verplicht. Maar ter vergelijking: toen vorig jaar Mike Pompeo, de minister van Buitenlandse Zaken van de VS, toch ook geen onbeduidend landje, slechts zes uur in Nederland was, maakte híj wel degelijk anderhalf uur tijd vrij voor een gesprek met de Tweede Kamer.”
Waarover spraken Blok en Wang?
„Dat weten wij dus, gek genoeg, officieel niet. Vandaar dat ik dit vandaag, samen met andere collega’s, aan het kabinet vraag. Ik wil onder meer weten of het behalve over economie ook over mensenrechten en geloofsvervolging is gegaan. Overigens hoorde ik slechts bij toeval, via bevriende relaties, dát Wang Yi woensdag naar Nederland kwam. Ook best vreemd.”
Toen de Chinese minister aangaf niet met u te willen spreken, belegde u woensdag zelf een persconferentie, samen met de uit de heropvoedingskamp vrijgelaten Oeigoer Ömir Bekari...
„Ja, want als volksvertegenwoordiger wil ik de schending van mensenrechten in China –de heropvoedingskampen, het geweld, de gedwongen sterilisatie van Oeigoeren– aan de orde blijven stellen. En ook de onderdrukking van christenen. Ömir Bekari kan uit eigen ervaring spreken en durft dat ook, waarschijnlijk omdat veel van zijn familieleden toch al gevangen zitten en zijn echtgenote geen gevaar loopt doordat ze in Kazachstan verblijft.”
Hoorde u nieuwe dingen van deze man?
„Dat niet meteen. Maar als iemand uit eigen ervaring vertelt over de ontberingen die hij heeft geleden en hoe hij op de grond vastgeketend heeft gelegen, maakt dat vaak meer indruk dan verhalen over verdrukte Oeigoeren waarbij de miljoenen slachtoffers je om de oren vliegen.
Datzelfde geldt voor christenvervolging. Zolang we over „de” kerk spreken, blijft het abstract. Maar als we horen van met name genoemde bisschoppen of voorgangers die in China vlak voor Pasen worden opgepakt, om christelijke gemeenschappen zo hard mogelijk te treffen, komt het binnen.”
Wat verwacht u van de Nederlandse regering?
„Dat zij in reguliere overleggen met China dit soort gevoelige thema’s aan de orde stelt en niet alleen praat over handelsrelaties. Dat het kabinet voorzichtig te werk gaat, begrijp ik. De economie ís belangrijk. Maar te lang wachten met het benoemen van deze zaken is riskant. Hoe lang wil je wachten? Tot Hongkong definitief is ingepalmd? Tot de Dalai Lama vervangen is door een vazal? China gaat steeds een stap verder. Daar móét je iets tegenover zetten, liefst in internationaal verband, met de EU en met de VS. Als je het alleen doet, reageert men natuurlijk van: „Eh, Nederland? Waar ligt dat ook alweer?””
Kun je ook als parlement iets doen?
„Zeker, dat moet zelfs. Daarom ben ik als actief in de Inter-Parliamentary Alliance on China (IPAC), een netwerk waarin sinds maart dit jaar zo’n 150 parlementariërs wereldwijd actief zijn. We laten onze stem horen over Hongkong, over geweld tegen Oeigoeren in Xinjiang, enzovoort.”
Woensdag vroeg u Ömir Bekari wat China u voor zou schotelen als u met een Nederlandse delegatie in Xinjiang op bezoek zou komen.
„Het antwoord lag voor de hand: dan laten ze je een paar fraai geklede, volksdansende Oeigoeren zien en suggereren ze dat er verder niets aan de hand is. Toch zou ik er, als de coronasituatie het weer toelaat, wel heen willen om te pogen een glimp van de ellende op te vangen. Daarna kun je soms weer makkelijker pleiten voor de inzet van onafhankelijke VN-onderzoekers, die gewend zijn met weerstand om te gaan. Want we moeten China op de huid blijven zitten. Het alternatief is niets doen. En dat wil toch niemand?”