Een meditatie in een SGP-periodiek waarin de plicht van de Judese koning Asa om zijn land te ontdoen van afgodstempels linea recta wordt doorgetrokken naar ónze regering, die moskeeën eveneens zou moeten weren? Prof. dr. M. J. Kater heeft daar moeite mee. „Dan vergeet je de grote verschillen in historische context.”
Wat is tolerantie? Wat bedoelen moderne, seculiere Nederlanders met dit door hen zo vurig bepleite begrip? Hoeveel ruimte laten zij nog voor afwijkende opvattingen? Maar ook: zijn christenen, als ze hun eigen godsdienst serieus nemen, per definitie onverdraagzaam? En hoe tolerant of intolerant zou een christelijke overheid behoren te zijn richting bijvoorbeeld de islam?
Over dit soort vragen schreef de christelijke gereformeerde hoogleraar Kater voor de SGP een grondige studie. Het boek ”Tolerantie in balans” (uitgegeven bij De Banier) werd vrijdag in het Gelderse dorp De Klomp gepresenteerd. Een van de kerngedachten die Kater de SGP wil meegeven: „Tolerantie is niet per se een vies woord. Van christenen vraagt God een hoge mate van verdraagzaamheid, zowel in hun omgang met elkaar als in hun omgang met de ongelovige buitenwereld.”
Tolerantie had in SGP-kring lange tijd een negatieve klank. Het stond gelijk aan slapheid en werd geassocieerd met een overheid die voortdurend toeliet wat zij niet behóórde toe te laten.
„Die scepsis is begrijpelijk. De term werd in verband gebracht met Erasmus, met Coornhert, met denkers die leerstellig niet zuiver op de graat waren. Daar komt bij dat door moderne seculieren tolerantie vaak wordt opgevat als: alle levensovertuigingen zijn precies evenveel waard, en: niemand komt het recht toe enig oordeel over de overtuiging of levenspraktijk van een ander te hebben. Maar dát, het idee dat alles even waar of onwaar is, is geen tolerantie. Dat is onverschilligheid, lege tolerantie. Werkelijke verdraagzaamheid doet onvermijdelijk pijn: je laat iets toe waar je enorm veel moeite mee hebt.”
Toch hebben gereformeerden, en met name SGP’ers, óók gefulmineerd tegen die laatste invulling van tolerantie. Een overheid mag de zonde, en dus ook de uitoefening van valse godsdiensten, niet toelaten, vond SGP-oprichter ds. G. H. Kersten.
„Onder gereformeerden bestaan, op dit punt, vanouds verschillende denkrichtingen. In mijn studie bespreek ik de theologen Samuël Rutherford (1600-1661) en John Owen (1616-1683). De eerste stond een ver doorgevoerde theocratie voor ogen. Voor religieuze tolerantie had hij geen goed woord over. Owen daarentegen was voor een veel grotere scheiding van kerk en staat. In zijn bekende preek voor het Engelse parlement, de dag na de executie van koning Karel I, werkt hij die gedachte uit. In zijn ogen komt de staat het recht niet toe burgers te dwingen tot een bepaalde manier van denken of leven, omdat gewetens zich nu eenmaal niet laten sturen door uiterlijke strafmaatregelen.”
Dat laatste is ook uw lijn van denken?
„Zeker. Ik kom bij die benadering uit door enkele rode lijnen die ik in de Bijbel zie, en ook wel via mijn verstaan van de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament. Mensen als Rutherford, en ook een deel van de SGP, trekken vanuit het Oude Testament regelrecht lijnen naar het heden. Zoals de koningen van Juda de afgoderij met wortel en tak moesten uitroeien, zo zou ook onze regering dat moeten doen.
Maar als je zo redeneert en exegetiseert, vergeet je volgens mij de historische context. De theocratie in Israël was in de geschiedenis uniek; die kun je met geen andere natie vergelijken, ook niet met het door God zo begenadigde Nederland, Engeland of Schotland.
Zeker, God heeft in het verleden bijzondere bemoeienis met ons land gehad. Maar als je de ”Neerlands Israël”-gedachte op een bepaalde manier gaat inkleuren, sluipt daar al snel iets in van het verheerlijken van bloed en bodem. Daar ben ik huiverig voor.
Ook nu nog lees ik in SGP-bladen soms meditaties waarin teksten uit het Oude Testament zó worden doorgetrokken naar nu. Zoiets kan ik uit míjn pen niet laten vloeien. Volgens mij verdisconteer je dan allerlei nieuwtestamentische gedachten te weinig in je wereldbeschouwing.”
Zoals?
„Een centraal punt in de Bijbel is Gods lankmoedigheid voor zondaren. Je vindt die al in het Oude Testament, maar nog sterker in het Nieuwe. Denk aan de gelijkenis van het onkruid op de akker, dat er volgens Jezus niet uitgetrokken mag worden. In het Nieuwe Testament vind je ook nergens meer de oproep aan een heidense overheid om de samenleving te reformeren en daartoe wetten uit te vaardigen. En je vindt nauwelijks meer de gedachte dat misoogsten of natuurrampen geduid moeten worden als tekenen van het ongenoegen van God. Het heil voor Israël werd destijds heel zichtbaar getekend in hoe het gewas op de akkers stond. Maar Nederland is het beloofde land niet. Daarom zou ik, om een hedendaags voorbeeld te noemen, ook heel voorzichtig zijn om de economische crisis van 2008 van zo’n label te voorzien. Kunnen we niet net zo goed zeggen dat onze wélvaart een oordeel is; dat het eigenlijk een straf is dat het economisch nu weer min of meer goed gaat?”
Wat betekent uw pleidooi voor (een juiste vorm van) tolerantie nu concreet? Overheden moeten zich níét verzetten tegen de groei van valse godsdiensten?
„Als je denkt vanuit de theocratie, en dat doe ik, moet je om te beginnen vaststellen dat God regeert en dat Hij er recht op heeft dat elk mens Hem dient. Schakelt Hij om dat laatste te realiseren mensen in? Jazeker. Het is met name de kerk die geroepen wordt mensen aan te moedigen en te vermanen God lief te hebben en te gehoorzamen. Maar ik zou weg willen blijven bij de gedachte dat –om het maar even op zijn janboerenfluitjes te zeggen– overheden de Heere daar ook nog een handje bij moeten helpen door allerlei regels en wetten uit te vaardigen, want dat is niet de route van het Koninkrijk Gods. Dat Koninkrijk is niet van deze wereld. En het is niet de taak van overheden om mensen bij wijze van spreken Psalm 119 te leren zingen.”
Hoe nieuw is, volgens u, deze gedachte in SGP-gelederen?
„Niet nieuw. Ook mensen als ds. H. G. Abma en mr. G. Holdijk hebben dit geluid een en andermaal laten horen. Ik pretendeer ook niet in alle opzichten origineel te zijn. Wel lijkt me het goed dat deze invalshoek, een wat positievere benadering van tolerantie, om de zoveel tijd opnieuw naar voren wordt gebracht. Vooral van het hoofdstuk uit mijn boek waarin ik een Bijbelse doordenking bied, hoop ik dat het in de partij landt, dat mensen over dit materiaal nog eens verder willen nadenken. Zo van: is het wel zo logisch en verdedigbaar om oudtestamentische gegevens zo direct door te vertalen naar nu? En: laten we door een te negatieve visie op tolerantie alsjeblieft niet vergeten dat wij christenen in deze wereld werkelijk veel te verdragen hebben.”
Zou, vindt u, elke SGP’er over tolerantie zo moeten gaan denken als u?
„Pfff, weet je: als mensen uit liefde tot God de gedachte koesteren dat overheden alleen het gereformeerde geloof moeten toestaan, vanuit het idee: ik gun ze de Heere allemaal, als mensen dat in hun eenvoud denken en als dat met een oprecht verlangen gepaard gaat; tja, wie ben ik dan om dat die mensen te willen afnemen? Maar ik zag ook een keer op PowNed –bepaald geen leuke zender, een van mijn jongens liet het me zien– dat op een beurs in Overijssel iemand tegen de verslaggever zei: „Als jij dit gelooft, ga je naar de helle!” Het kwam eruit op een manier van: dat heb ik toch weer eens goed gezegd! En met zo’n benadering heb ik dan weer helemaal niets. Sterker nog, daar huiver ik van.
In die situaties is het geen wonder dat het plaatje bevestigd wordt: christenen zijn mensen die je veroordelen, daar kun je gewoon niet mee praten. Gelukkig kom ik ook mensen tegen die met bewogenheid en liefde praten over mensen die er totaal andere denkbeelden op nahouden, omdat ze beseffen dat die ten diepste heel ongelukkig zijn.
Overigens kun je werkelijke tolerantie naar niet-gelovigen alleen betrachten als je als christenen ook onderling verdraagzaam bent, wanneer zonen van hetzelfde huis als broeders samenwonen.”
In haar vorig jaar gepresenteerde visienota ”Gerechtigheid verhoogt een volk” poneert de SGP dat zij tegenwoordig vóór godsdienstvrijheid is, maar dat zij zich als vanouds blijft verzetten tegen een volledige gelijkstelling van alle godsdiensten. In de praktijk betekent dit dat zij zich doorgaans niet meer tegen de bouw van moskeeën verzet, maar soms nog wel tegen megamoskeeën, tegen hoge minaretten of tegen gebedsoproepen. Hoe houdbaar is die benadering?
„Principieel gezien is dat niet houdbaar, lijkt mij. Om je tegen dat soort zaken met enige overtuigingskracht te verzetten, moet je je vaak beroepen op argumenten zoals de Nederlandse cultuur en dergelijke. Dat kan tactisch gezien handig zijn, maar volgens mij maak je daar je positie niet sterker mee.
Kijk, bij dit soort discussies over je al dan niet verzetten tegen de bouw van moskeeën kom je terecht op de hoogspanning van wat tolerantie nu eigenlijk betekent. Dan beleef je dat je pijn gaat voelen. Tegen de komst van een moskee kun je je, als de aanvraag binnen de regels verlopen is, in politieke zin niet verzetten, lijkt mij. We leven in een rechtsstaat en in een pluriforme samenleving. Moslims horen erbij en hebben, net als wij, hun rechten.
Toch mag je, ook als politicus, de pijn die je bij dergelijke besluitvorming ervaart, wel uiten. Dat je iets moet gaan verdragen wat je eigenlijk niet verdragen kúnt. Het lijkt mij te simpel als je als christelijke politicus zou zeggen: Het is binnen de rechtsstaat, we moeten dit toestaan; ik neem mijn volgende slok koffie – afgehandeld.”
Door zich te verzetten tegen al te militante en opdringerige uitingen van de islam, zoals megamoskeeën of gebedsoproepen, doet de SGP in elk geval nog íéts met artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
„Moeten wij iets gaan dóén met artikel 36? Ik geloof daar niets van. Het gaat hier om een geloofsartikel, geschreven in een specifieke historische context. Een artikel bovendien dat vooral gelezen moet worden in het geheel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Luister eerst maar eens naar andersdenkenden, ga met hen vanuit je christelijke overtuiging het gesprek aan: Joh, maakt jouw manier van leven je nu écht gelukkig? Ben je vrij als je alles mag zeggen, doen of geloven? Laat hun zien dat Gods geboden pas werkelijk heilzaam zijn.”
De hervormde theoloog dr. A. A. van Ruler zei: „Tolerantie is geen zaak van concessie van maar confessie.” Dat is ook uw motto?
„Wie leeft van de verdraagzaamheid van God, wie beseft dat hij het daarvan moet hebben, die zal dat als burger, maar ook als politicus of bestuurder, voorleven aan anderen. Zo iemand wordt bijna automatisch ook zelf verdraagzaam; dat is met zijn belijdenis gegeven. Ik denk dat Van Ruler dat bedoelde. En daar sta ik van harte achter.”
SGP bezint zich suf over vrijheden
De achterliggende tien jaar is er binnen de SGP opvallend veel denkwerk verricht als het gaat om politieke grondbeginselen, om theocratie, godsdienstvrijheid, gewetensvrijheid en verdraagzaamheid. Het belangrijkste resultaat daarvan is de vorig jaar verschenen nota ”Gerechtigheid verhoogt een volk”, waaraan het wetenschappelijk instituut van de partij in het afgelopen decennium werkte. In die nota spreekt de SGP veel positiever over het concept godsdienstvrijheid dan zij in het (verre) verleden deed.
Terwijl de partij ploeterde op dit belangrijke basisdocument startte zij parallel hieraan nog twee onderzoeken. In 2012 gaf het wetenschappelijk instituut twee studiebeurzen uit, een aan historica dr. A. A. Kluveld (verbonden aan de Universiteit Maastricht) en een aan theoloog dr. M. J. Kater (verbonden aan de Theologische Universiteit Apeldoorn). Beide onderzoekers kregen de ruimte om –onafhankelijk– studie te doen naar respectievelijk de thema’s gewetensvrijheid en tolerantie.
Vrijdag werden zowel de studie van Kluveld (”Gewetensvrijheid in het geding. Het relationele geweten ondervraagd”) als die van Kater (”Tolerantie in balans. Tussen drang en dwang van individu en collectief”) in het Gelderse dorp De Klomp gepresenteerd.
Op zaterdag 17 juni houdt de SGP in Nieuwegein bovendien een studieconferentie over de twee boeken.