Kamer steunt afbouwplan adoptie, beeld tijdelijk „diffuus”
De Tweede Kamer steunt het plan waarmee het kabinet de zogeheten interlandelijke adopties wil afbouwen, voorafgaand aan het definitief beëindigen daarvan na 2030.

Dat bleek woensdag tijdens een Kamerdebat.
Met het afbouwplan, dat verantwoordelijk NSC-staatssecretaris Teun Struycken, in december met de Kamer deelde, geeft het kabinet uitvoering aan een eerder in 2024 breed aangenomen Kamermotie van de SP. Die riep het kabinet op te stoppen met interlandelijke adopties vanuit de gedachte dat misstanden nooit zijn uit te sluiten; hoe zorgvuldig de procedures ook zijn.
In reactie op die motie kondigde Struyckens voorganger, D66-minister Franc Weerwind, destijds aan nieuwe adoptieprocedures niet meer toe te staan. Uit cijfers die het Reformatorisch Dagblad dinsdag opvroeg, blijkt echter dat achttien ouderparen sindsdien toch nog toestemming hebben gekregen een adoptietraject in te gaan. In een aantal gevallen dwongen ze dat af via een bezwaarprocedure.
Aan SGP-Kamerlid Diederik van Dijk, die opheldering vroeg over die gang van zaken, legde Struycken uit dat het kabinet zich zowel moet verhouden tot het internationaal volkenrechtelijk kader, als tot het Nederlandse bestuursrecht. Nederland is een van de partners van het internationale Haagse Adoptieverdrag, aldus Struycken. Dit verdrag verplicht lidstaten erop toe te zien dat de in de landelijke wet vastgelegde adoptieprocedures zorgvuldig zijn. In Nederland gaat het dan om de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka), ook wel bekend als de adoptiewet.
Om het stoppen met interlandelijke adopties mogelijk te maken, moet die wet worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe wet. Verder moet er een nieuwe, tijdelijke wet worden opgetuigd, waarin de (overgangs)regels voor de afbouw zijn vastgelegd.
Ontmoedigen
Zolang het wetgevingsproces niet is afgerond kan de overheid aspirant-adoptiefouders niet verbieden nog een nieuwe procedure te starten, aldus Struycken. „In die zin geeft de juridische situatie momenteel een ietwat diffuus beeld”, zo gaf hij toe.
Struycken tekende daar verder bij aan dat de overheid ouders die nog een procedure willen starten, bewust ontmoedigt. Dat gebeurt „vanuit een soort zorgplicht”, waarbij de ouders op het hart gedrukt krijgen dat de kans dat ze de door hen gewenste adoptie voor de afgekondigde stop in 2030 nog zullen meemaken buitengewoon klein is. „We durven het aan om vrij vocaal te zijn in de ontmoediging”, aldus Struycken.
Bang dat de adoptiestop na 2030 zal stranden bij de rechter is hij niet. Noch het Haags Adoptieverdrag, noch het VN-Kinderrechtenverdrag verplichten staten volgens hem adoptie mogelijk te maken.
Toezicht
Diffuus of niet, de zorgvuldigheid komt gedurende de afbouwfase niet in het geding, verzekerde Struycken de Kamer. Zo houdt de zorginspectie intensief toezicht op de bureaus die een vergunning hebben om voor een ouderpaar dat de procedure heeft doorlopen in het buitenland op zoek te gaan naar een adoptiekind. Ook worden hun afbouwplannen getoetst en periodiek gemonitord.
De tijdelijke wet die Struycken gaat opstellen ten behoeve van het afbouwplan zal ook strafbepalingen bevatten om kinderhandel tegen te gaan. Daarbij denkt hij onder meer aan een bemiddelingsverbod dat nog verder strekt dan het verbod dat nu al van kracht is. Het gaat om een voorzorgsmaatregel: het kabinet houdt er rekening mee dat wensouders vaker zullen kiezen voor illegale sluiproutes nu de interlandelijke adoptie wordt afgebouwd en stopgezet.