Ziekenhuis in Kamp Westerbork was „bizar”
HOOGHALEN - Er bestond in de oorlog in Kamp Westerbork een ziekenhuis. Bepaald geen kleintje, waarin ook nog de beste Joodse specialisten van die tijd werkten. „Zieke Joden werden met de best mogelijke medische zorg opgekalefaterd, en dan… gedeporteerd. Het is te bizar voor woorden.”
Vanaf vrijdag is er in het herinneringscentrum bij het voormalige Kamp Westerbork een tentoonstelling te zien over het ziekenhuis, met de titel ”Genezen verklaard voor…”.Het ziekenhuis draaide van 1939, toen er nog alleen Duitse Joden in Westerbork zaten, tot aan de bevrijding van het kamp in april 1945. Met ruimte voor in totaal 1750 patiënten en zo’n 1000 personeelsleden. Tussen de vele duizenden gevangen zaten veel getalenteerde mensen, ook op medisch vlak. De beste medische zorg van die tijd was er dus voorhanden. En dat voor mensen die allemaal vernietigd moesten worden.
Bizar, noemde directeur Dirk Mulder van het herinneringscentrum donderdag het ziekenhuis tijdens de opening van de tentoonstelling. „Zieke Joden werden met de best mogelijke medische zorg opgekalefaterd, en dan?”
Mulder vertelt van de Joodse man die zijn hals doorsneed om zelfmoord te plegen. „De chirurgen vochten voor zijn leven. De man haalde het, maar moest kort erna op transport naar een vernietigingskamp. Daar werd hij vergast.
Het woordje bizar doet de situatie geen recht, vindt huisarts Rob Oudkerk, voormalig PvdA-wethouder in Amsterdam, wiens familie in Westerbork zat. „Het juiste woord hiervoor moet nog worden uitgevonden.”
Oudkerk reikte een boekje over het ziekenhuis uit aan vijf mensen die er persoonlijk bij betrokken zijn geweest. Zij deden allen hun verhaal over de ziekenzorg in het doorgangskamp.
Zoals Jetta Leget-Lezer (88) uit Assen, die verpleegster was in het ziekenhuis. Toen zij zelf ziek -„met natte pleuris”- in een van de barakken lag, beviel haar vriendin in de kamer ernaast van de kleine Bert Cohen. Ook hij was gisteren aanwezig, nu 62 jaar oud. Van zijn ouders heeft hij nooit over de kampen gehoord, vertelt hij. „Ik vroeg er ook niet naar, dat wilde ik ze niet aandoen. Gelukkig hoor ik veel van tante Jetta.”
Dan is het de beurt aan Trudel van Reemst-de Vries (92). Haar verhaal over de kleine Michiel Prins gaat door merg en been. De twee maanden te vroeg geboren baby kwam over uit Kamp Vught - de vroeggeboorte was het gevolg van een staand appel van 24 uur. Bij aankomst in Westerbork -een reis per veewagen- bleek dat de moeder niet genoeg borstvoeding had. Omdat ze daarom niet meer nodig was, werd ze kort erna gedeporteerd.
De kleine Michiel mocht blijven; voor zijn leven werd gevochten. Van Reemst-de Vries: „Kampcommandant Gemmeker was dol op kinderen. Hij liet voor deze baby een couveuse uit Groningen komen en hij riep er zelfs de beroemde kinderarts Van Creveld uit Amsterdam bij. Dagelijks kwam Gemmeker kijken.” Van Reemst-de Vries zorgde als verpleegster dag en nacht voor het kind. „Iedereen in het kamp was opgetogen toen bleek dat de baby het ging halen. Michieltje was een symbool van hoop.” Totdat het blonde mannetje 6 pond woog en sterk genoeg was om zelf te overleven. Toen werd hij -de oude verpleegster stokt- op de trein naar Auschwitz gezet. „Daar is hij meteen na aankomst vergast.”
Ze heeft het verhaal al vaak verteld, zegt ze. „En het is iedere keer moeilijk. Maar zo lang ik leef, zal ik het blijven doen. Dit is toch de ultieme vorm van sadisme?”
Een ziekenhuis voor mensen die vergast gaan worden, wie verzint zoiets? De vertwijfelde vraag klonk donderdag meermalen. Was het een façade, zoals Bert Cohen beweert? Een tactiek om Joden voor te spiegelen dat alles normaal was? Of was het de Duitse grondigheid: Ordnung muss sein?
Huisarts Oudkerk zei niet aan zijn zoontje te kunnen uitleggen waarom mensen elkaar dit aandoen. „Dat blijkt simpelweg niet mogelijk. En ik hoop eerlijk gezegd dat we dit nooit uit kúnnen leggen.” Mensen zijn kennelijk niet helemaal goed of helemaal slecht, maar allebei, concludeert Oudkerk. „Dat is het erge ervan.”
Geanimeerd gaat Leget-Lezer na afloop verder met haar verhaal in de nagebootste ziekenboeg van Westerbork, zoals ze dat ook al jaren doet voor schoolkinderen. De tatoeage van haar kampnummer uit Auschwitz-Birkenau is duidelijk zichtbaar op haar onderarm. Ze schaamt zich er bepaald niet voor. „Deze is nog keurig gedaan, ik heb ze wel lelijker gezien.”
Moeiteloos dreunt Leget-Lezer haar nummer op: 75268. „En bij schoolkinderen zeg ik er altijd achteraan: „Tuut-tuut-tuut, in gesprek.””
De tentoonstelling in Herinneringscentrum Kamp Westerbork duurt tot 1 november.