Opstellers en ondertekenaars van de geruchtmakende Nashvilleverklaring gaan juridisch niet over de schreef, concludeerde het openbaar ministerie (OM) donderdag. Hoe komt justitie tot die conclusie?
Het is een cruciale zin in de negen pagina’s tellende uitleg van de Amsterdamse officieren van justitie mr. P. C. Velleman en mr. A. J. M. Vreekamp: „De context van het maatschappelijk debat en de context van de geloofsovertuiging maken dat de strafbaarheid van de delen van de Nashvilleverklaring die beledigend zijn over een groep in beginsel wordt weggenomen.”
Discussie
Justitie geeft aan dat de begin 2019 onder meer in het Reformatorisch Dagblad gepubliceerde Nashvilleverklaring „kan worden geplaatst in een discussie die al geruime tijd binnen de kerk wordt gevoerd over homoseksualiteit en de rol van man en vrouw.”
Dat debat is, zo stelt het OM, onder meer aangezwengeld door een groep predikanten en kerkelijk werkers binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Die groep wilde in november 2018 in een in Trouw gepubliceerde brief zich „uitspreken voor een inclusieve kerk, die geen onderscheid maakt tussen verschillende relatievormen.”
Hoezeer bijvoorbeeld homo’s of transgenders zich ook gegriefd voelen, de opstellers en ondertekenaars van de Nashvilleverklaring gingen juridisch niet buiten hun boekje, stelt het OM. De twee officieren verwijzen daarbij naar de Bijbel. „De formulering van de tekst (van de Nashvilleverklaring, JV) gaat niet verder dan noodzakelijk is om het standpunt van betrokkenen over te brengen. De woorden en termen die daarbij zijn gebruikt, zijn in lijn met het taalgebruik van de Bijbel. Woorden als ”onrein”, ”misvorming” en ”onteren” kunnen vandaag de dag kil en ongemakkelijk overkomen, maar zijn in het kader van de traditionele geloofsbelijdenis niet ongebruikelijk.”
Justitie weegt ook mee dat aan de Nederlandse vertaling van de Amerikaanse Nashvilleverklaring „enige nuancering” is aangebracht. De officieren van justitie citeren daarbij de passage in het „naschrift” van de verklaring: „Zij die bij zichzelf een homoseksuele gerichtheid herkennen of worstelen met hun geslachtelijkheid, mogen weten in de christelijke gemeente een volwaardige plaats te hebben.”
Justitie neemt onder meer artikel 10 van de Nashvilleverklaring onder de loep. Daarin staat: „Wij bevestigen dat het zondig is om homoseksuele onreinheid of transgenderisme goed te keuren. Wie deze wel goedkeurt, wijkt fundamenteel af van de standvastigheid die van christenen verwacht mag worden en van het getuigenis waartoe zij geroepen zijn. Wij ontkennen dat de goedkeuring van homoseksuele onreinheid of transgenderisme een moreel neutrale zaak is, waarover getrouwe christenen onderling van mening mogen verschillen.”
Slechter
Het OM oordeelt dat artikel 10 binnen de grenzen van de wet blijft. „Van artikel 10 kan worden gezegd dat derden aangezet worden homoseksuele onreinheid of transgenderisme af te keuren. Hoewel dit in de praktijk kan leiden tot uitsluiting, is de term ”afkeuren” te algemeen om te kunnen spreken van een concreet idee voor handelen. Daarom zet de Nashvilleverklaring niet aan tot het slechter behandelen van homoseksuelen en transseksuelen dan anderen in de zin van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht (over aanzetten tot discriminatie, JV).”
Dat politici, zoals SGP-leider Van der Staaij, de Nashvilleverklaring ondertekenden, „is niet onnodig grievend”, stelt het OM. „Uit de rechtspraak blijkt dat het van belang is dat politici in het debat de mogelijkheid hebben om zaken van algemeen belang aan de orde te stellen, maar tegelijkertijd de verantwoordelijkheid dragen om te voorkomen dat zij uitlatingen verspreiden die strijdig zijn met de wet en de grondbeginselen van de democratische rechtstaat. Daarbij gaat het niet uitsluitend om uitlatingen die aanzetten tot haat, geweld of discriminatie, maar ook om uitlatingen die aanzetten tot onverdraagzaamheid. Maar omdat het OM oordeelt dat de Nashvilleverklaring niet onnodig grievend is en niet strafbaar, is het ondertekenen of ondersteunen van de verklaring door politici ook niet onnodig grievend.” Daarbij tekent het OM aan dat de boodschap van de bewuste politici is ingegeven door hun „geloofsachtergrond.”
Het is zeer de vraag of het Nashvilledossier is afgesloten. De kans bestaat dat bijvoorbeeld homobelangenorganisaties het gerechtshof vragen het OM te dwingen om alsnog vervolging in te stellen.