Wetenschap 7 maart 2000

Zie ook:
Zelfbedieningscafetaria voor vissers of speeltuin voor wetenschappers

Biologen en vissers oneens over toekomst Noordzee

Natuurreservaten
in een visvijver

Door H. van den Berge en S. M. de Bruijn
Bijna gingen ze rollebollend over het strand: tussen de eipakketten van de wulk, de met zeewier gelardeerde sinaasappels en de dode eidereenden. Over de toekomst van de Noordzee zijn de meningen stevig verdeeld. Twee biologen en een vertegenwoordiger van de vissers tonen hun bezorgdheid: voor het ecosysteem en voor hun hachje. Wordt de Noordzee een natuurreservaat of een visakker?

Slechts weinig Nederlanders krijgen de gelegenheid om een kijkje te nemen onder de zeespiegel van de Noordzee. Toch loopt er al jarenlang een lobby om een deel van de zeebodem in te richten als natuurreservaat. Niet om daar met de wandelwagen tussen de geplooide zonneschelpen, de oesterbanken, de heremietkreeften en de zeesterren te kuieren, maar om te voorkomen dat het ecosysteem ”Noordzee” komende eeuw in z'n geheel wordt ingeruild voor een visvijver die vrijwel uitsluitend zal bestaan uit schol, schar, tong en wat zeepieren.

De biologen prikken hun beschuldigende vinger richting visserijsector. Dr. H. J. Lindeboom, hoofd van de afdeling mariene ecologie van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) op Texel, publiceerde ruim een maand geleden een rapport dat de boomkorvisserij afschildert als de grote boosdoener: 99,8 procent van de door de mens veroorzaakte directe schade komt op het conto van de kotters die met dikke kettingen de platvis van de bodem schrapen.

De vissers zijn het daar –uiteraard– niet mee eens. G. Meun, secretaris van de Federatie van Visserijverenigingen, schudt de kritiek van zich af. „Het effect van een zware storm op de bodem is veel groter dan dat van een boomkor.” Maar ook de biologen zijn verdeeld. Dr. A. D. Rijnsdorp van het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO) nuanceert de beweringen van Lindeboom: „Er zijn zeker directe effecten van de boomkor op de zeebodem, maar er is geen verband aangetoond tussen de langetermijnveranderingen en de visserij. Naast visserij zijn er ook andere invloeden, van vervuiling, vermesting en klimaatsveranderingen. Toch vinden ook wij dat de visserijdruk nu te hoog is.”

Met het zicht op een woelig Marsdiep gaan de twee biologen en de visserijvertegenwoordiger in Den Helder het debat aan. De meningsverschillen zitten diep, zo blijkt al snel. Termen als lariekoek, demagogie, pamflettist, dooddoeners, in de ruimte praten, omdraaien van feiten, dat zijn zo de verwijten die over tafel gaan.

Raggen
Lindeboom, met zijn hand naar het water wijzend: „De mens is bezig het ecosysteem elementair te wijzigen. We maken ons op het ogenblik zorgen over de klimaatverandering, maar de vissers veranderen het mariene ecosysteem op een manier die veel grondiger en directer is. De boomkor is niet selectief. Het tuig ragt over de bodem –letterlijk– en allerlei beesten waar de visserij geen belang bij heeft, worden gedood.

De vissers gaan voor de tong en de schol. Dat is volstrekt begrijpelijk. Maar waar ik géén begrip voor heb, is het standpunt van de sector en van het RIVO dat vissers 100 procent van die zee naar eigen goeddunken menen te mogen omploegen. Op het land hebben we al lang geaccepteerd dat er natuurgebieden zijn waar de boeren niet mogen ploegen; dat we steden bouwen, wegen hebben, maar dat we hier en daar ook stukken apart zetten voor de natuur. Andere landen doen dat ook voor de zeebodem. Nederland is wat dat betreft een ontwikkelingsland. Hier claimen de vissers keihard: Wij moeten overal bij kunnen, je weet maar nooit wat er aan vis zit. Dat recht wil er bij mij totaal niet in.

Mijn voorstel is: laat die vissers in een flink deel hun gang gaan. Prima. Daar heb ik geen probleem mee. Ik ben niet tegen de boomkor. Maar laten we zo hier en daar een stuk met rust laten waar zich een ecosysteem kan ontwikkelen zonder die geweldige visserijdruk. Daar komen dan weer roggen, zeedahlia's, zeeveren en kreeften terug.”

Akkertjes
De vertegenwoordiger van de vissers plaatst kanttekeningen bij de reservaten die Lindeboom wil. Meun: „Er zijn al grote delen van de Noordzee waar de boomkorvloot niet of nauwelijks komt. Een aanzienlijk deel van de activiteiten van de vloot, 70 procent, heeft plaats in een gebied van slechts 20 procent van de Noordzee. De visserman heeft bepaalde gebieden waar hij steeds terugkeert, daar heeft hij zijn visstekken. Je kunt dat misschien zien als zijn akkertjes. Dus als Lindeboom stelt dat de boomkor verantwoordelijk is voor het verdwijnen van een bepaalde schelp of zo, dan zouden in de gebieden waar de boomkor niet komt die anemonen en dat soort organismen gewoon aanwezig moeten zijn.”

Lindeboom: „Toen we in 1990 met dit onderzoek begonnen, hebben we de vissers gevraagd ons gebieden te noemen waar ze nooit komen. We zijn daar gaan kijken en toen bleek dat 70 procent van de bodem zichtbare trawlsporen vertoonde. Dat gebied was dus helemaal niet zo onbevist. We meten dat bijvoorbeeld aan de noordkromp, een schelp die heel oud kan worden, meer dan honderd jaar, en die zich pas op hoge leeftijd voortplant. Aan de beschadigingsfrequentie van de schelp kun je zien of bepaalde gebieden zwaar of minder zwaar bevist zijn. Als er onbeviste gebieden in het Nederlandse deel van de de Noordzee bestaan, hadden we ze moeten kunnen vinden.

Uit dat onderzoek aan de noordkromp weten we dat de visserij de afgelopen veertig jaar de hoeveelheid noordkrompen met een factor honderd heeft teruggebracht. Meer dan 99,99 procent van de noordkrompen is al gedood voor ze de leeftijd van 100 jaar bereiken.”

Rijnsdorp fel, richting Lindeboom: „Dit is een flut-wetenschappelijke redenering. Tong kan 45 jaar worden. Elk jaar wordt 40 procent van de volwassen stand aan tong weggevist, dus hoeveel tong hou je over die uiteindelijk de maximale leeftijd bereikt? Bijna niks. Er is inderdaad sprake van overbevissing, maar toch betekent dat niet dat de tong wordt uitgeroeid in de Noordzee. De gegevens van Lindeboom zeggen alleen dat door bevissing de oudere leeftijdsgroepen niet of veel minder voorkomen, maar dat hoeft geen bedreiging te zijn voor het voortbestaan van de soort. Waar het om gaat, is of er voldoende volwassen dieren zich kunnen voortplanten.”

Duitse Bocht
Ook Meun vindt het argument van Lindeboom over het verdwijnen van de noordkromp nergens op slaan. „Hoeveel van die schelpen wil je hebben? Een paar jaar geleden vroeg het RIVO om noordkrompen voor onderzoek en een van de vissers zei toen: Waar wij vissen, in de Duitse Bocht, komen we ze elke week tegen. Die visserman heeft vanuit het meest intensief beviste gebied die week een paar emmers noordkrompen bewaard. Ze bleken tachtig of negentig jaar oud te zijn. Zelfs daar kom je ze dus nog volop tegen.”

Lindeboom: „Over tien jaar kun jij ze daar niet meer vangen.”

Meun: „Onzin. We vissen daar al dertig jaar met de boomkor en dan zouden ze er straks niet meer zijn? Als dat zo is, ligt het niet aan ons. Wat ik een wetenschapper hoogst kwalijk neem, is dat hij het verdwijnen van de wulk, de pieterman, de rog, allemaal toeschrijft aan de boomkorvisserij. Waar wij jaar in jaar uit vissen, komen wij steeds die organismen tegen waarvan u zegt dat ze weg zijn. Ook de roggen vangen we nog.”

Lindeboom: „Gelukkig zijn ze nog niet helemaal uitgeroeid, anders zou het helemaal te gek worden. Jullie vangen ze 100 kilometer uit de kust, maar vroeger zaten die soorten hier vlak over de dijk en nu zijn ze daar weg. Ik ga nog een stap verder: mijn instituut wordt gebeld door vissers die vragen om verspreidingskaartjes van de noordkromp, omdat ze die eruit willen vissen. We hebben dus aanwijzingen dat er gericht op gevist wordt, voor de export naar Spanje.”

Oogsten
Rijnsdorp: „In de jaren vijftig is de stekelrog uit het Nederlandse deel van de Noordzee verdwenen. Dat dier is inderdaad kwetsbaar voor de intensieve bodemvisserij: het leeft in een beperkt gebied, legt weinig eieren en de eieren liggen op de bodem. De roggen komen nog wel voor aan de Engelse kant van de Noordzee. Stel dat er in Nederland een duidelijke maatschappelijke keuze is om de rog ook hier weer terug te laten komen, dan heb je inderdaad een gesloten gebied nodig, bijvoorbeeld ten westen van Texel. Als wetenschapper heb ik daar geen mening over, maar persoonlijk vind ik het voldoende als de roggen elders in de Noordzee kunnen overleven. Het is ook breed maatschappelijk geaccepteerd dat je de Noordzee mag gebruiken om voedsel te oogsten.”

Lindeboom: „Ik ben blij dat Rijnsdorp nu zegt: Als je dat gebied sluit, heb je kans dat de rog weer terugkomt. Dat riep ik tien jaar geleden al, maar toen moest mijn kop er nog ongeveer af. Ik ben het ook met hem eens dat de Haagse politiek maar moet besluiten of we die roggen bij Engeland, Amerika, op de maan of vlak voor onze kust moeten beschermen. Maar als de politiek allerlei nota's schrijft over natuurbeleid in de Noordzee en daar geen consequenties aan wil verbinden, begrijp ik dat niet.”

Rijtjes beesten
Rijnsdorp: „Lindeboom probeert aan te tonen dat de boomkorvisserij schade aanricht, met allerlei rijtjes van beesten die vroeger hier voorkwamen en nu niet meer.” Lindeboom valt hem in de rede: „Nu ben je demagogisch bezig.” Rijnsdorp: „Er zijn gebieden die zeer intensief worden bevist. Daardoor komen er vooral organismen voor die als voedsel dienen voor de platvis en zo blijft dat systeem ook draaien. Daarom komt de visser jaar in jaar uit naar dat plekje terug. Het systeem is niet kapot, maar het is een beïnvloed systeem, waar je vooral veel productieve diersoorten hebt, zoals schol en tong.

Daarnaast heb je grote gebieden die veel minder intensief bevist worden, waar minder dan één keer per jaar of zelfs maar eens per vijf jaar een boomkor komt. Hier treffen we ook meer noordkrompen aan. In deze gebieden lijken kwetsbare soorten zoals de noordkromp te kunnen overleven.”

Lindeboom: „Vanuit het voorzorgsprincipe zeg ik: Doe hier of daar een beetje minder, of vis daar zelfs helemaal niet.”

Dit is het zesde en laatste artikel in een serie over de boomkorvisserij.

Vorige afleveringen:
Big Brother jaagt op vissers

Drijfjacht op de zeebodem

Europese storm bedreigt kottervloot

Vissen onder spanning

Visserman hoeft minder te bukken