Wetenschap 15 februari 2000

Zie ook: Kwaliteitsvis

Drijfjacht op de zeebodem

Door S. M. de Bruijn
Vissers zijn jagers. Kennis van het weer, het getij, de stroming, van de vis, de zeebodem en het water – het komt bij vissen aan op inzicht en techniek. Bij de nieuwste kotters lijkt het echter meer om pk's, om dommekracht te gaan. Die paardenkrachten zijn nodig om de met kettingen verzwaarde netten over de bodem te slepen. Biologen maken bezwaar tegen de 'kaalslag' op de zeebodem. Reden voor verschillende vissers om te zoeken naar een alternatief voor de boomkor.

Een Eiffeltoren op z'n kant, daarmee vergeleek een wetenschapper ooit het net dat de 40 meter lange boomkorkotters achter zich aan slepen. Aan weerskanten van de kotter gaat een trechtervormig net –de kor– over boord, aan de voorkant verzwaard met een dwarsbalk –de boom– en een serie sterke ijzeren kettingen. De tien tot vijftien kettingen –in visserslatijn: wekkers– jagen de platvis van de bodem, waarna ze in het net belandt.

De kotter trekt het gevaarte, twee keer 12 meter breed en 6 tot 8 ton zwaar per tuig, met een snelheid van 10 kilometer per uur over de zeebodem. Daarvoor is een sterke scheepsmotor nodig –de grote kotters hebben 2000 pk of meer aan boord– en als regel kent de gashendel maar één stand: volle kracht vooruit.

Bezorgde biologen verwijten de vissers dat ze de zee leegvissen en de bodem omploegen. Twee weken geleden wist het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) op Texel te melden dat de boomkorvisserij honderdduizend keer meer schade aanricht aan het bodemleven dan andere menselijke activiteiten, zoals olie- en gaswinning.

Zijn de vissers echt zulke brokkenmakers als de biologen beweren? Daar valt het nodige op af te dingen. Uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek (RIVO) te IJmuiden blijkt dat ze het grootste deel van de Noordzee amper bevissen.

Een van de problemen is dat door de relatief hoge vaarsnelheid tijdens een trek de vis, samen met schelpen en krabben, een paar uur lang tegen de achterkant van het net gedrukt wordt. Dat kan de vis, vooral tong en schol, beschadigen. Van de bijvangsten –teruggegooide ondermaatse of niet vermarktbare vis, zeesterren, schelpdieren– overleeft de helft tot 95 procent het niet. Toch lijken de gevolgen daarvan mee te vallen. Het RIVO heeft becijferd dat in het beviste gebied de sterfte voor de meeste soorten minder dan 1 procent van de totale bodembevolking bedraagt. Dat is verwaarloosbaar.

Gouden eieren
Ook Luut de Boer (42) van de UK 224 heeft er geen behoefte aan om naar zijn boomkorrende collega's te trappen. Toch waren het mede de acties van Greenpeace, de steeds krappere quota en de toenemende bezorgdheid van de biologen waardoor De Boer enkele jaren geleden besloot om te kijken naar een alternatief voor de boomkor. „Het kan geen kwaad om de vinger aan de pols te houden. We moeten de visstand goed in de gaten houden en niet de kip met de gouden eieren slachten.”

De oude kotter van de vier gebroeders De Boer uit Urk kreeg eind 1996 problemen met de motor en de broers stonden voor de keuze: een nieuwe motor of een ander schip. Na een zoektocht door Engeland, Denemarken en zelfs Polen, kwamen ze uiteindelijk terecht bij de scheepsbouwer Maaskant Shipyards in Stellendam.

„Daar lag een scheepscasco dat eigenlijk te klein was voor een boomkorkotter, omdat er geen 2000 pk motor in paste. Maar het was weer te groot voor een eurokotter, waar maar 300 pk in mag. Te groot voor servet, te klein voor tafellaken.” Luut de Boer, de oudste van het viertal, had zich intussen met de hulp van een grote Urker rederij verdiept in twee alternatieve methoden voor het vissen op platvis. Ze besloten de sprong te wagen en halverwege 1998 maakte de nieuwe UK 224 z'n proefvaart: de ”Tunis van Luut”, genoemd naar de vader en opa van de huidige schipper.

Snurrevaad
Het schip –skip, zeggen de Urkers– is inmiddels ruimschoots 'ingevaren'. Vorige week woensdag was het biddag op Urk; dan blijft de Urker vloot de hele week binnengaats. De UK 224 ligt in IJmuiden, een monteur sleutelt aan de waterpomp van de motor en De Boer heeft in de fraai afgetimmerde stuurhut tijd voor een praatje. In een hoek liggen wat cd's met Urker visserkoren; een geborduurd schilderij wijst op de noodzaak van de zegen des Heeren, ook in de visserij.

In het ruim ronkt een dieselmotor van 1000 pk. „Maar die pk's hebben we nog nooit nodig gehad”, zegt de schipper. Wie niet sterk is, moet slim zijn. In plaats van een boomkor met wekkerkettingen gebruikt de UK 224 een kabel die over de zeebodem sleurt om de platvis in de richting van het net te jagen. Die techniek heet fly-shooting, maar de meeste vissers spreken over snorren, afgeleid van de Deense naam: snurrevaad (zie illustratie).

„Bij het snorren leggen we eerst 3,5 kilometer kabel uit in een vierhoekige vorm en daarna drijf je alle vis binnen die vierhoek bij elkaar door met een lier langzaam de kabel in te halen. Intussen varen we zachtjes met de stroming mee, anders gaat het net te strak staan. Door het indraaien van de lijn ziet de schol een gordijn van opwervelend stof op zich afkomen, daardoor schrikt hij en zwemt hij bij de lijn vandaan”, zegt De Boer, terwijl hij de golvende zwembeweging van het scholletje met zijn hand nadoet.

„Zo drijf je de vis naar binnen, tot je ze allemaal op een kluitje voor het net hebt zitten. Dan hoef je ze maar op te scheppen. Daardoor heb je heel verse vis, die zit maar tien minuten in het net. Het slijm zit er nog op.”

Snorren is niet zo eenvoudig, hebben de broers inmiddels ontdekt. „Boomkorren is een domme visserij, daar is kracht en snelheid het belangrijkste. Hier heb je meer kennis voor nodig, feeling. Ik voel me nu meer visserman. Je moet letten op de stroming, en weten of de zeebodem vlak genoeg is. Je moet aanvoelen hoe snel de vis op de bewegende lijn reageert. Dat hangt af van de watertemperatuur en van het seizoen, en dat bepaalt hoe snel je je lijn moet indraaien. Het is belangrijk dat het water helder is, anders ziet de vis de lijn niet aankomen. De lijn mag ook niet stilvallen, want dan is je vis verdwenen.” Dat overkwam De Boer een aantal keren: na een paar uur indraaien weigerde de lier, de kabel viel op de grond, vlak voor het inhalen van het net. Weg vis.

Schaats
De UK 224 is uniek, omdat de kotter niet alleen geschikt is voor het snorren, maar ook kan vissen met twee trawlnetten, het zogenaamde twinriggen. Het verschil met de boomkor is dat het trechtervormige trawlnet opengehouden wordt door lange stalen kabels en niet door een boom (zie illustratie). De twee netten hangen aan vier kabels, elk 150 meter lang. De buitenste twee kabels zitten elk vast aan een scheerbord, een 2 meter brede stalen plaat die als een schaats over de zeebodem schuift. De stroming en de vaart van het schip zorgen dat de scheerborden naar buiten toe bewegen, zodat ze het net goed openhouden. Net als bij het snorren veroorzaakt de over de zeebodem slepende kabel een 'rookgordijn' van stof, dat de vis het net in jaagt. Om te zorgen dat de 'drijfjacht' genoeg stof opwerpt, zit er om de staalkabels een 5 centimeter dikke rubberen mantel.

„Vanwege de aanloopproblemen met het snorren hebben we vorig jaar vooral met de trawlnetten gevist. Ook dat luistert heel nauw, want je moet de stand van de scheerborden precies in de gaten houden. Op elk scheerbord zit een sensor, zodat we in de stuurhut kunnen meten hoe ver de borden uit elkaar staan. We bevissen een gebied ter breedte van 175 meter.” Daarbij vaart het schip met een snelheid van zo'n 5 kilometer per uur. „Niet sneller, want de vis moet vóór de kabels blijven.”

„Voor het trawlnet hangt ook een ketting –anders krijg je de platvis er niet in– maar dat is een armbandje vergeleken met de wekkerkettingen van een boomkor. De kabels van de trawlnetten zijn van staal, zodat ze niet uitrekken, maar toch wegen net en kabels bij elkaar niet meer dan 1000 kilo.”

Dankzij het lichte vistuig en de lage treksnelheid kan de motor het op z'n sloffen aan. „Wij verbruikten de afgelopen week 13 ton gasolie, dat is maar een kwart van wat zo'n grote boomkorkotter nodig heeft.” Bovendien lijdt het vistuig veel minder, er treedt verhoudingsgewijs weinig slijtage op.

Te dik
De UK 224 is het enige Nederlandse schip dat uitgerust is voor zowel snorren als twinriggen. „Binnen een kwartier kunnen we omschakelen van de ene naar de andere techniek”, zegt De Boer. „Volgend seizoen willen we weer volop gaan snorren.”

Dat De Boer nu vooral met het trawlnet vist, komt niet alleen door de aanloopproblemen met de snurrevaad, maar ook omdat de wintermaanden niet geschikt zijn voor het snorren. „Dan is het water te dik. Voor het snorren moet je helder water hebben en liefst zonnig weer. De vis moet de lijn zien, dat kan alleen overdag. Bij twinriggen is het zien van de lijn net zo belangrijk, maar als je in het donker vist, vang je toch nog wat er voor het net zit.”

De Boer bezocht afgelopen vrijdag in Denemarken een demonstratie van een nettenbouwer die een triple-rig ontwikkeld heeft: drie trawlnetten naast elkaar, met vier scheerborden. „Elk net is zo'n 20 meter breed, dus daarmee bevis je meer dan 60 meter. Het is bewezen dat je daarmee 20 tot 30 procent meer vangt. Vooral kreeft en garnaal, want die vang je niet zozeer door de bewegende lijn maar omdat ze voor het net komt. We waren met zo'n 25 Urkers, dus blijkbaar is er veel belangstelling voor deze alternatieve technieken.” De vissers kijken ook met belangstelling uit naar het onderzoek naar de elektrokor, waarbij de platvis met elektrische signalen het net in gejaagd wordt.

Bijvangst
De afgelopen weken heeft de UK 224 in het Kanaal gevist. „Daar werken we met één trawlnet, omdat er een sterke stroming staat. Je vangt er meer aparte soorten, vooral inktvis, dan heb je niets met visquota te maken. We zetten de vis af in Boulogne, een Noord-Franse havenstad. In Frankrijk is veel meer vraag naar aparte vis.”

Haalt De Boer met z'n 1000 pk minder vis boven water dan de grote kotters? „Met rustig zonnig weer, in de zomer, vangen we zelfs meer schol dan een boomkorkotter.” Tegelijkertijd is de grootste kostenpost, het verbruik van dieselolie, een stuk lager. Een trawlnet of snorrenet is echter niet erg geschikt voor het vissen op tong, een vissoort die drie of vier keer zoveel opbrengt als schol. „Behalve als we op weke grond vissen, dan halen we ook tong en kreeft naar boven.” Een ander nadeel van het trawlnet is dat het schip niet zo wendbaar is tijdens het vissen.

Door het ontbreken van de wekkerkettingen heeft de UK 224 veel minder bijvangst van ongewenste vissoorten en schelpdieren. „Bovendien krijgt de vis er bij ons minder van langs. Wij varen niet zo snel als een boomkorkotter, het net wordt niet zo strak getrokken en er zit geen vuil in. En wat wij overboord gooien, leeft meestal nog.” De Boer schat dat hij ongeveer de helft aan bijvangsten heeft vergeleken met een boomkor.

„Wij merken dat de visserij hiermee langer standhoudt. Als je in een bepaald gebied een week lang met de boomkor bezig bent, stinkt het aan het eind van de week vanwege de dode vis die overboord gegooid wordt. Bij ons is dat echt niet zo.”

De Boer merkt daarbij op dat de visstand op beviste gebieden zich in de praktijk altijd snel herstelt. Toch heeft de Urker wel het idee dat er tegenwoordig minder vis in de Noordzee zit. „Toen ik een jaar of vijftien, zestien was, kwam je de hele week niet van het dek. Het was toen veel meer handwerk. Tegenwoordig is alles geautomatiseerd, zijn de schepen veel groter, maar toch wordt er niet méér gevangen. Het gaat niet goed met de visserij.”

Dit is het tweede artikel in een serie over de boomkorvisserij.

Vorige aflevering:
Big Brother jaagt op vissers