Wetenschap7 maart 2000

Zelfbedieningscafetaria voor vissers
of speeltuin voor wetenschappers

Door H. van den Berge en S. M. de Bruijn
„Het verlangen van het grote publiek naar een gezonde zee, is minstens zo gerechtvaardigd als het kortetermijngewin dat geleid heeft tot zwaar gesubsidieerde visserijvloten die op instortende vispopulaties worden losgelaten. De visserijwetenschap is pas echt vernieuwend als ze het behoud van vispopulaties én ecosysteemwaarden als een publiek goed ziet, en de zee niet beschouwt als een zelfbedieningscafetaria voor de visserij.”

De Canadese visserijbioloog prof. D. Pauly, auteur van dit pittige citaat, pleit daarom voor beschermde gebieden op de zeebodem. Koren op de molen van ecoloog dr. H. J. Lindeboom van het NIOZ, die in een recent rapport becijfert dat één vissersschip met twee boomkorren van elk 12 meter breed in één dag meer bodemdieren doodt dan alle olie- en gaswinning in een heel jaar.

Bioloog dr. A. D. Rijnsdorp van het RIVO verwijt Lindeboom dat hij met zijn cijfers vooral uit is op het halen van publiciteit. „Lindeboom spreekt met twee petten op. Als RIVO houden wij wetenschap en het visserijbeleid van de overheid sterk gescheiden. Wij geven adviezen via de daarvoor bestemde kanalen en niet via de media. Lindeboom doet dat wel en spreekt bovendien het ene moment als wetenschapper en daarna weer als natuurbeschermer. Hij is zich te veel met de politiek gaan bemoeien en frustreert daarmee in sterke mate het creëren van wetenschappelijke consensus en de mogelijkheden om draagvlak bij de visserijsector te krijgen.”

Lindeboom: „Lariekoek. Uiteraard kun je natuurbescherming wel wetenschappelijk benaderen. Uit onderzoek blijkt dat het menselijk handelen in de Noordzee gevolgen heeft. Dat proberen wij in kaart te brengen en de gegevens spreken voor zich.”

Rijnsdorp: „Het ecosysteem wordt nu te zwaar geëxploiteerd, dat zeggen wij al jaren. De visserijdruk moet omlaag, er moet op de Noordzee met minder kotters worden gevist. Wel moeten we beseffen dat de zee niet een ecosysteem is zoals de hei of het bos. Organismen in het water produceren hun eieren of larven in grote hoeveelheden, die bewegen vrij in het water heen en weer, door het getij of de stroming of de wind. Een hek om een stukje Noordzee is eigenlijk een naïeve benadering. Wij zijn niet tegen gesloten gebieden, maar we zijn er niet van overtuigd dat dat in het Nederlands deel van de Noordzee echt nodig is. Een vermindering van het aantal schepen zal voor de bodemdieren al tot een aanzienlijke verbetering leiden, waardoor het ecosysteem in stand zal blijven. Een gesloten gebied zal de visserijdruk alleen maar verplaatsen.”

In de Noordzee is al sinds 1989 een langgerekte kuststrook van Texel tot aan het Skagerrak bij Denemarken, van zo'n 50 kilometer breed, waar sinds 1995 de grotere kotters met motoren van meer dan 300 pk niet mogen komen. Deze zogenaamde scholbox is bedoeld als kraamkamer voor de schol. De boomkorvisserij in dit gebied is teruggebracht tot 16 procent. Is de scholbox niet geschikt voor de wetenschappers, om te meten of de vermindering van de visserijdruk effect heeft op het ecosysteem?

Lindeboom vindt van niet. „Je moet niet alleen naar tong en schol kijken, maar ook naar andere soorten. Visserijbiologen denken vooral aan beesten met staarten die zwemmen, ecologen hechten ook waarde aan het feit dat hier zeeanemonen moeten voorkomen. Om dat te onderzoeken, mag er niet net een week eerder een boomkor overheengaan.”

Rijnsdorp: „Het RIVO heeft uitgebreid onderzoek gedaan in de scholbox en veranderingen waargenomen in zowel de visstand als in de bodemdieren. Het probleem is echter dat de veranderingen ook aan andere factoren zijn toe te schrijven. Eigenlijk zou je als experiment de scholbox plaatselijk weer moeten openstellen om de effecten van boomkorvisserij te kunnen vaststellen.”

Is de visserijsector bereid een stuk 'akker' vrij te geven voor onderzoek? G. Meun van de vissersorganisatie PO Oost: „Wij gebruiken de Noordzee om vis te vangen en ons brood te verdienen. Of in dat gebied nu 2 of 10 of 20 miljoen wulken voorkomen, is voor ons niet interessant. Gebieden sluiten om wetenschappers daarin te laten spelen, daar zijn wij niet voor. Het systeem is zo dynamisch, na dertig jaar heb je nog steeds meer vragen dan antwoorden. Er gaan drie, vier zware stormen over zo'n gebied heen, en dan heb je weer een hele ecologische verandering. Dat verplaatst veel meer zand dan een boomkorketting.”

Lindeboom: „Die schelpdieren kunnen beter tegen een storm dan tegen de kettingen van een boomkor.”

Rijnsdorp: „Lindeboom is bij twee grote internationale projecten betrokken geweest, Impact I en II, die het effect van bodemvisserij op het ecosysteem onderzochten. Een paar weken geleden heeft de Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES) de Europese Unie daarover geadviseerd. Die concludeert dat bodemvisserij inderdaad een directe sterfte van bodemdieren veroorzaakt, maar dat er nauwelijks voorbeelden zijn waarbij onomstotelijk is aangetoond dat een organisme echt door de boomkorvisserij verdwenen is. Om de effecten toch te verminderen, moet de visserij volgens de onderzoekers met ten minste 30 procent worden gereduceerd.”

Meun denkt niet dat de vissers daarop zitten te wachten. „Wij hebben onze bijdrage al meer dan geleverd. We zijn in tien jaar tijd 160 kotters kwijtgeraakt en zijn van 600.000 naar 400.000 pk gegaan. De grens is nu bereikt.”

Lindeboom: „Zolang jullie vinden dat je de Noordzee voor 100 procent met de boomkor moet bewerken, vind je mij tegen je.”