WIV-debat geeft valse voorstelling van zaken
Omdat er alleen wordt gefocust op de inperking van vrijheden, zonder oog voor de báten van veiligheid, is het WIV-debat misleidend, betogen Paul Ducheine en Bas Rietjens.
Verblinding door wantrouwen of onwetendheid? Of oprechte bezorgdheid over onderdelen van de wet? Het debat over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (WIV) staat bol van een valse voorstelling van zaken, gebaseerd op onkunde of demagogie.
Het debat (en het bijbehorende referendum) doet geen recht aan de veiligheidsbehoefte van Nederland, van burgers en bedrijven. En evenmin aan de opbrengsten en kosten van veiligheid. Laat staan aan de noodzaak van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) in onze democratische samenleving. We noemen vijf ontbrekende of ‘verdraaide’ thema’s.
Amoreel
Allereerst gaat het debat voorbij aan het feit dat het verschaffen van veiligheid een fundamentele overheidstaak is. Veiligheid waardoor burgers zich kunnen ontwikkelen, bedrijven kunnen produceren en de overheid haar andere taken, zoals zorg en onderwijs, kan uitvoeren. Veiligheid als randvoorwaarde voor samenleven, voor economie en voor soevereiniteit. Voor het kunnen genieten van rechten en vrijheden.
In de tweede plaats: voor zover veiligheid een rol speelt, is dat helaas in de misleidende discussie over ”veiligheid versus privacy”. Dit is echter maar één aspect van de ware spanning in (het wetgevingsproces van) de WIV. De echte vraag is namelijk hoeveel veiligheid burgers en bedrijven van de staat verlangen, welke kosten (in de vorm van belastingen en overdracht van rechten) dit vergt en wat ze daarvoor (in de vorm van welzijn en welvaart) terugkrijgen.
De wetgever heeft deze integrale keuze vorig jaar al gemaakt, maar in het referendum speelt slechts de privacydiscussie een rol. Alsof niemand zich realiseert dat veiligheid opeisen zonder daarvoor de nodige middelen (begroting en bevoegdheden) te verschaffen amoreel is en aan hypocrisie grenst! Wel de lusten maar niet de lasten…
Toezicht
Ten derde blijkt er nauwelijks inzicht te bestaan in de begrenzing van het handelen van de eerdergenoemde diensten. Want hoe ingrijpender de (bijzondere) bevoegdheden van de diensten zijn, hoe ‘strakker’ de begrenzing, het toezicht en de verantwoording moeten worden geregeld. Dat bijvoorbeeld die expliciete begrenzing van de bevoegdheden wel degelijk in de nieuwe WIV wordt geregeld, is een van missers in het debat.
Zo heeft de wetgever de taken van de diensten concreet en compleet opgesomd en mogen de bevoegdheden alleen voor de in de WIV genoemde taken worden aangewend. Telecommunicatie mag dus zeker niet lukraak en ongebreideld worden onderschept, zoals sommige tegenstanders van de WIV ons willen doen geloven.
Om dit te borgen, wordt intern en extern toezicht gehouden. Intern door leidinggevenden (die hebben een eed of belofte afgelegd) en een stafafdeling, zoals juridische zaken binnen de diensten en op de ministeries. Extern gebeurt dit door een onafhankelijke toetsingscommissie, die vooraf de inzet van een aantal zware bevoegdheden toetst en kan blokkeren. De onafhankelijke Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) controleert het gehele proces, rapporteert aan de Tweede Kamer en behandelt eventuele klachten.
Ingewikkeld
Hoewel de neutrale Referendumcommissie waardevol werk verricht, is in de vierde plaats de uitleg van de WIV nog steeds een lijvige voorlichtingsbrochure van 33 pagina’s. Bovendien is de WIV zelf een typisch product van wetgevingsjuristen en dus ingewikkeld. Met de even onvermijdelijke als weinig begrepen trits van ”noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit”.
Deze trits begrenst eveneens. De inzet van bevoegdheden moet noodzakelijk zijn voor (en binnen de grenzen van) de taakstelling. Ofwel, de gezochte inlichtingen zijn bijvoorbeeld nog niet uit open bronnen of eerder onderzoek beschikbaar.
Bovendien moet eerst de minst zware bevoegdheid worden overwogen. Bijvoorbeeld de telecommunicatie van één persoon die mogelijk een aanslag tegen Nederlandse troepen voorbereidt, gericht onderscheppen in plaats van het scannen van de metadata bij een telecomprovider. Ook dán moet die bevoegdheid proportioneel zijn voor het doel van de inzet. Bijvoorbeeld: de impact op de privacy van de desbetreffende persoon weegt op tegen het belang dat beschermd wordt.
Missiegebieden
Ten vijfde: wat weinigen zich realiseren, is dat met name de MIVD moet bijdragen aan de effectiviteit van militaire missies en de veiligheid van ingezette militairen. Daarvoor zijn tijdige inlichtingen over missiegebieden en strijdgroepen nodig. Zodat die missies een kans van slagen hebben en militairen zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen. De meeste missiegebieden (potentiële of actuele) zijn immers geen omgeving waar die cruciale informatie open en bloot te vergaren valt.
De inzet van bijzondere bevoegdheden moet dit manco repareren. Bijvoorbeeld door communicatie naar of over een missiegebied te onderscheppen.
Nuance
Met het platslaan en simplificeren van het debat verdwijnt helaas ook de nuance. Die nuance is zo essentieel bij dit complexe veiligheidsvraagstuk. Een vraagstuk waarin de driehoeksrelatie tussen veiligheid, opbrengst en kosten centraal staat. Veiligheid eisen of daarvan profiteren, maar de ‘gereedschappen’ zoals bevoegdheden niet verstrekken is hypocriet. Veiligheid kan onmogelijk gevraagd (en geboden) worden zonder inperking van vrijheden, waaronder privacy. Daarbij moeten óók de baten, het welzijn en de welvaart meegerekend worden. Doen we dit niet, dan is de voorstelling van zaken even bizar als vals.
Brigadegeneraal prof. mr. Paul Ducheine is hoogleraar cyber operations. Prof. dr. ir. Bas Rietjens is hoogleraar inlichtingen en veiligheid. Beiden zijn verbonden aan de Nederlandse Defensie Academie.