Integratie van mensen met een beperking heeft tijd nodig
Welke rol kunnen buurten spelen bij de herintegratie van mensen met een beperking? Een concept waarbij mensen elkaar ontmoeten, begeleid door een coach, wil die vraag beantwoorden. Wat leert de praktijk van de ”Buurtcirkel” in Amsterdam?
Het recept van de buurtcirkel is relatief eenvoudig. Een groep van negen tot twaalf mensen met een psychiatrische, psychosociale of verstandelijke beperking die in dezelfde buurt wonen, spreken regelmatig met elkaar af. Ze doen dat onder begeleiding van een buurtcirkelcoach van een zorgorganisatie en een vrijwilliger uit de buurt. De bedoeling is dat ze met elkaar in contact komen, samen zelfvertrouwen opbouwen, hulpvragen oppakken en nieuwe relaties met de buurt aangaan.
De buurtcirkelcoach ondersteunt zowel de afzonderlijke deelnemers bij hun leerproces als de groepsvorming. Het idee is vervolgens dat de groep steeds onafhankelijker van de professionele zorg gaat functioneren. In de plaats van de formele zorg komt de informele wereld van de buurt.
Ideeën over meedoen en ”samenredzaamheid” staan centraal. Het buurtcirkelconcept past dan ook uitstekend binnen de nu ‘populaire’ extramuralisering (zorg bieden buiten de muren van een instelling) en vermaatschappelijking van de zorg, en bij de nadruk op de rol van buurten in het stimuleren van sociale contacten.
Het idee van de buurtcirkel komt van de Rotterdamse zorgorganisatie Pameijer. In Amsterdam zijn afgelopen jaar enkele buurtcirkels opgezet. De Hogeschool van Amsterdam, Cordaan, HVO-Querido en de gemeente Amsterdam doen er een actieonderzoek naar. Ze willen zicht krijgen op de invloed van de buurtcirkel op de kwaliteit van leven van de deelnemers en bekijken of en hoe er een relatie met de buurt ontstaat. Ze willen ook weten hoe de buurtcirkel (bestuurlijk) is in te passen binnen het geheel van zorg en sociaal beleid.
Moeizame start
Het is niet eenvoudig om een buurtcirkel van de grond te krijgen. Deelnemers haken soms af, vrijwilligers blijken lastig te vinden en zijn na werving niet altijd voor langere tijd beschikbaar. In zo’n eerste jaar is het terugtreden van de professionele formele zorg dan ook nog een stap te ver. Buurtcirkels functioneren pas na een jaar of drie zelfstandig. Daarnaast is de ene buurtcirkel de andere niet.
De vier cirkels die wij het afgelopen jaar volgden, kennen door hun samenstelling en de verschillende invulling die professionals en vrijwilligers aan hun rol geven uiteenlopende oriëntaties. Om meer grip te krijgen op die verschillen en overeenkomsten, en op de rollen die betrokkenen daarin spelen, hebben we een ”oriëntatiekwadrant” ontwikkeld. Daarin maken we onderscheid tussen een interne (focus op de interactie binnen de buurtcirkel) en een externe (focus op de interactie met de buurt) oriëntatie. Ook onderscheiden we tussen een smalle (ontmoeting als doel) en een brede opvatting (ontwikkeling als doel).
Vier oriëntaties
Binnen de ontmoetingsoriëntatie fungeert de buurtcirkel primair als sociaal netwerk voor de deelnemers. In deze oriëntatie draait het om het tegengaan van eenzaamheid, het ontwikkelen van vriendschappen en het ontdekken van gedeelde interesses.
De ontwikkelingsgerichte oriëntatie gaat een stap verder. Hoewel deze nog steeds intern van aard is, en de buurt hierin zo goed als geen rol speelt, is de buurtcirkel hier meer een tussenstation en een oefenplek. De focus ligt op leren en talenten ontdekken, zelfredzaamheid stimuleren en wederkerigheid oefenen. Het doel is herstel en persoonlijke ontwikkeling.
In de voorzieningsgerichte oriëntatie wordt wel de relatie met de buurt opgezocht, maar beperkt deze zich tot de wereld van de zorg- en welzijnsvoorzieningen. De buurtcirkel wordt daarmee een sociale tussenvoorziening. Er is aandacht voor samenwerking met andere voorzieningen, instanties en projecten in de wijk. De buurtcirkels bewegen zich dus wel extern, maar nog steeds binnen de zorg- en welzijnswereld.
In de buurtgerichte oriëntatie wordt de buurtcirkel gedragen door de buurt. Deze bestaat dan uit een diverse groep deelnemers met verschillende achtergronden. Er is aandacht voor zoveel mogelijk interactie met de buurt en het erbij betrekken van andere buurtbewoners. Buurtcirkels bewegen zich binnen het informele netwerk van de buurt, zo ‘normaal’ mogelijk.
We herkennen bij de verschillende groepen steeds meer oriëntaties tegelijkertijd. We zien ook dat de buurtgerichte oriëntatie in deze eerste periode nog heel beperkt gestalte krijgt. Die lijkt meer tijd nodig te hebben, onderkennen ook de coaches. Met name het ontwikkelen van de relatie met de buurt mag daarin niet overhaast worden. Zeker nu zich meer zorgorganisaties hebben gemeld die buurtcirkels in Amsterdam willen opzetten, rijst de vraag: Welke rol kunnen zij vervullen binnen buurten waar steeds meer mensen met een kwetsbare achtergrond komen te wonen?
Eelco van Wijk werkt voor het speerpunt Urban Management en het Lectoraat Management van Cultuurverandering. Meta de Lange en Max Huber werken beiden bij het Lectoraat Stedelijk Sociaal Werken en zijn verbonden aan de Werkplaats Sociaal Domein Amsterdam en Omgeving. Dit alles valt onder de Hogeschool van Amsterdam. Later dit najaar vindt een bijeenkomst over de resultaten van het onderzoeksproject plaats. Aanmelding via m.m.de.lange@hva.nl. Bron: socialevraagstukken.nl