Armeense arts staat in het heetst van de strijd graag vooraan
Ooit was hij een vluchteling die onderdak zocht. Nu wil Gor Khatchikyan (33) zelf een veilige haven zijn. „Ik wil kunnen getuigen van mijn geloof, van mijn vertrouwen, mijn vertrouwen in God”, schrijft de arts van het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein in een boek over de coronacrisis.
Als jonge tiener fantaseerde Khatchikyan dat hij een onvermoeibare dokter zou worden die 24 uur per dag, 7 dagen per week de meest heldhaftige ingrepen zou doen. Hij was dan wel een uitgeprocedeerde asielzoeker uit Armenië, maar later zou hij het verschil maken. Voor alles en iedereen zou hij klaarstaan en elke dag levens redden.
De dokter uit zijn dromen bleek een utopie. „De realiteit is dat ik af en toe moegestreden ben en kortaf reageer, soms fouten maak”, schrijft Khatchikyan in zijn nieuwste boek ”De coronacrisis. Verhalen van de frontlinie”.
Daarin neemt hij de lezer mee naar de spoedeisende hulp ten tijde van de coronacrisis. Behalve een persoonlijk verslag van zijn ervaringen bevat het boek een weergave van zijn tv-interviews, gesprekken met collega’s, de tekst van Ruttes historische toespraak en de speech die hij zelf gaf voor een onlinejongerendienst van de EO.
Al in het voorwoord geeft Khatchikyan aan dat zijn ervaringen soms niet te beschrijven zijn en elke voorstelling te boven gaan. „Je had het moeten voelen, zien en horen.” Toch probeert hij een blik achter de schermen te geven.
Zo vertelt hij over een man die zo bang was om alleen te sterven dat hij een tas vol geld meenam naar het ziekenhuis. Om zo een verpleegkundige te verleiden bij hem te blijven, hem niet alleen te laten sterven.
Over volwassen mannen in de triagetent die in stilte voor zich uit staren, omdat ze onderdeel werden van waar iedereen over spreekt.
Over een kwetsbare patiënt die als een kluizenaar de deur niet was uitgegaan, maar toch in ziekenhuis belandt. En hem dan vraagt: Hoe kan dat nou? „Zelfs in zijn eigen huis met zijn eigen gezin was hij niet veilig voor de onzichtbare vijand.”
Over de voorbereiding in het ziekenhuis op „de grootste ramp die we ons ooit hadden kunnen voorstellen.” De spanning in ogen van zijn collega’s. De angst om zelf ziek te worden. „Mijn gevoel zegt: nu verlof nemen en wegwezen”, schrijft Khatchikyan. „Het liefst trek ik me terug ergens op de hei en wacht ik tot alles weer voorbij is.” Toch kiest hij voor de frontlinie. „Ik wil later terug kunnen kijken, en kunnen zeggen: Ik was erbij, ik héb gestreden.”
Is de rust in het ziekenhuis nu weergekeerd?
„Er zijn minder coronapatiënten. Maar dat wil niet zeggen dat de rust terug is. In de reguliere zorg hebben we een slag in te halen. Poliklinieken draaien weer en op de spoedeisende hulp is het drukker met mensen die langskomen met allerlei kwaaltjes.”
Naast heftige werkdagen in het ziekenhuis maakte u tijdens de coronacrisis ook vlogs en trad u op in diverse media. Nu ligt er weer een boek. Hoe krijgt u dat voor elkaar?
„Ik wil mensen graag vertellen waarom ze zo’n hoge prijs hebben betaald, allerlei dingen moesten nalaten. En als je dat belangrijk vindt, krijg je het voor elkaar. Da’s een kwestie van prioriteiten stellen en keuzes maken. Voor mij is het schrijven ook een manier om alles te verwerken. Als je je ervaringen op papier zet, kun je er van een afstand naar kijken en erop reflecteren.”
U beschrijft verschillende ervaringen in uw boek. Wat was voor u de heftigste?
„Dat je druk bent met opschalen en alles anders moet, zonder dat je weet wat er komen gaat. Er hing iets dreigends in de lucht. We hadden allemaal de extreme beelden uit Spanje en Italië gezien. Als dokter wil je niet meemaken dat je slechtnieuwsgesprekken moet voeren met mensen die niet meer naar de ic kunnen.”
Was u zelf bang om ziek te worden?
„Ik hield er ernstig rekening mee. Het zou raar zijn als ik geen angst voelde, maar die hield mij niet tegen. Ik koos ervoor mijn verantwoordelijkheid te nemen. Handen uit de mouwen, niet bang om offers te brengen. Dat is mijn belangrijkste levensles: neem je verantwoordelijkheid in alles. Ik denk dat we vaak te makkelijk de slachtofferrol op ons nemen en praten alsof dingen ons overkomen. Of zeggen: Het is nu eenmaal zo. En daarmee alles te veel op z’n beloop laten.”
Wat heeft de crisis u geleerd?
„Hoe kwetsbaar we zijn. Hoe niet-maakbaar het leven is. Maar ook dat we heel wendbaar en flexibel kunnen zijn – in organisaties, in een land. Mensen hadden veel voor elkaar over, wilden zichzelf beperkingen opleggen ten koste van de economie. Tegelijk liet het hamstergedrag zien hoe weinig vertrouwen er was.
Zelf ontdekte ik dat ik het leuk vind om in de frontlinie te staan. Ik wil graag vooraan staan, dienstbaar zijn, aanpakken. Dat zit in mijn persoonlijkheid, maar ik ervaar het ook als een roeping van God in mijn leven. Ik ben dankbaar voor wat ik in Nederland heb gekregen. Dokter worden is altijd mijn droom geweest. Hoe mooi is het dan om die droom in het heetst van de strijd te realiseren.”
U schrijft in het boek dat God u voorbereidde op de coronacrisis door ervaringen in Afrika. Op welke manier?
„Eigenlijk is mijn hele leven een voorbereiding. Door mijn tienerjaren als vluchteling leerde ik verantwoordelijkheid nemen en het leven waarderen. In Kaapstad werkte ik in een ziekenhuis in een sloppenwijk – vol chaos, leed, onmacht. Rond de 60 procent van de patiënten had vergevorderde hiv-aids. Dagelijks stonden er wel tien tot vijftien patiënten op de stoep met steken en schotwonden. Berovingen waren aan de orde van de dag.
De eerste week was ik in shock. Ik wilde weg, vond het verschrikkelijk. Maar ik besefte ook: zonder strijd geen overwinning. God geeft geen makkelijke, maar wel een vruchtbare weg. Je moet daar doorheen om te groeien.”
Hoe hielp die ervaring u in de coronacrisis?
„In Kaapstad leerde ik werken in de chaotische omgeving met beperkte middelen en een dreigend tekort aan bedden en materialen. Maar een mens past zich aan. Na twee of drie weken voelde ik me thuis in die chaos. Het vormde ook mijn karakter. In de coronachaos gaf dat houvast. Net als de belofte dat God voor mij zorgt. Hij gaf lichamelijk en geestelijk kracht. Op dagen dat ik moe was en geen zin had om op te staan en naar het werk te gaan, ervaarde ik dat Hij me er als het ware bovenuit tilde. Zodat ik weer zin en moed had om eropuit te gaan, boven mijn eigen kunnen.”
Wat doet al het lijden met u?
„Lijden hoort bij het leven. Als arts kun je niet iedereen van de dood redden. Door mensen bij te staan, kun je wel troost brengen te midden van de ellende.
Het contrast tussen mijn geloof en wat ik dagelijks op de werkvloer zag, was best groot. Ook ik had mijn vragen. Dat is geen twijfel aan Gods bestaan, maar onbegrip. Waarom gebeurt dit?”
U zei in een eerder interview met het RD: „Een niet-gelovige zegt vaak: Ik begrijp dat jouw geloof je steun geeft op moeilijke momenten. Maar het tegendeel is waar. Juist als het moeilijk is, begrijp ik God niet.” Ervaarde u dit ook zo in de coronacrisis?
„Dit geldt voor alles in het leven. Voor een gelovige is het moeilijk te plaatsen dat een almachtig God sommige gebeurtenissen toelaat. Als je nergens in gelooft, denk je: dit is ons lot. That’s it. Er wordt weleens gedacht dat het geloof zwakkeren houvast geeft. Volgens mij is het andersom. Het is makkelijker om nergens in te geloven. Dat corona gewoon een infectieziekte is en je pech hebt als je het virus krijgt. Terwijl ik geloof in een God Die van mensen houdt. Waarom sterven er dan mensen aan een virus?”
Veel mensen vragen zich af wat God met de coronacrisis wil zeggen. Wat is uw antwoord?
„Ik geloof niet dat God zo’n crisis op ons afstuurt, maar dat er zegen en vloek liggen in de keuzes die we maken. Voor individuen, maar ook voor de mensheid collectief. Wie zich niet aan de hygiënemaatregelen houdt, krijgt te maken met ziekte en besmetting. Over vleermuizen staat letterlijk in de Bijbel dat je ze niet mag eten (Leviticus 11:19, AV). Uit zo’n wet blijkt de goedheid van God, maar wij proberen vaak onze eigen weg te ontdekken. Dan maken we verkeerde keuzes. Ook al is niet iedereen persoonlijk schuldig, we delen vervolgens wel in het lijden.”
In het tv-programma Op1 zei u dat u beter met een Bijbel bij patiënten kunt aankomen dan met een stethoscoop. In hoeverre is er ruimte om in het ziekenhuis iets over het geloof te delen?
„Die ruimte is net zo groot als de ruimte om te houden van en interesse te hebben in mensen. Altijd dus. Als een motorrijder onderuit is gegaan en bij mij op de spoedeisende hulp komt, weet ik dat die man een passie heeft voor motorrijden. Daar kan ik het met hem over hebben. Zelf houd ik van God en de Bijbel, dus ook over die passie kan ik praten. Christenen maken te veel een issue van praten over het geloof.”
Hoe probeert u dat gesprek dan aan te gaan?
„Ik probeer niets te doen. Het is gewoon wie ik ben. Als iemand op zondag z’n been breekt en hij komt op de spoed, dan zeg ik: Je had waarschijnlijk liever in de kerk gezeten. Nou, dan zegt iemand misschien: Ik ga niet meer naar de kerk. Waarop ik vraag wat er gebeurd is. Dat is niet proberen, maar interesse hebben in mensen. Praten over alles wat je bezighoudt. Dus ook over het geloof.”
Staan mensen in coronatijd meer open voor een gesprek over het geloof?
„Als er meer angst en eenzaamheid is, stellen ze over algemeen meer levensbeschouwelijke vragen. Maar ik heb het niet per se meer over het geloof dan voorheen. Het is ook geen evangelisatieproject of doelgerichte actie. Mensen weten dat ik gelovig ben, en anders komen ze erachter door wie ik ben en wat ik doe. Je moet gewoon zijn wie je bent. Op zondag dezelfde persoon als op maandag.”
Twee jaar geleden stond u op de kandidatenlijst van de ChristenUnie in Utrecht. Zien we u ooit terug in de politiek?
„De tijd zal het leren. Ik heb altijd gezegd dat ik graag beschikbaar wil zijn als het moment daar is. Als ik me geroepen weet, zal ik het doen.”
De coronacrisis. Verhalen van de frontlinie, Gor Khatchikyan; uitgave in eigen beheer; 160 blz.; € 16,95