Invloed rovers op populatie weidevogels steeds groter
Grutto’s, kieviten en andere weidevogels hebben het al lange tijd moeilijk. Doordat er minder vogels zijn en het aantal roofdieren toeneemt, wordt predatie een steeds belangrijkere factor voor hun voortbestaan. Afrastering helpt tegen de vos, maar niet tegen kleinere rovers en roofvogels.
De weidevogels hebben het al jaren zwaar te verduren, het gaat steeds slechter met ze. De achteruitgang wordt geweten aan de intensieve landbouw met zijn ontwatering en zijn egale weilanden met alleen raaigras, waar jonge grutto’s en kieviten nauwelijks de insecten kunnen vinden die ze nodig hebben om op te groeien. Naarmate het slechter gaat met de vogels van het boerenland weegt de invloed van roofdieren zwaarder.
De predatie neemt volgens Sovon toe door toename van het aantal roofdieren en doordat het landschap verandert. De grond wordt intensiever gebruikt en raakt versnipperd, waardoor er minder terrein is waar vogels veilig kunnen nestelen. In de laatste twintig jaar is het aantal eieren dat wordt geroofd met 40 procent toegenomen, slechts een deel van de vogels begint dan aan een nieuw legsel. Van de jonge grutto’s en kieviten komt 70 tot 85 procent voortijdig aan zijn eind door predatie, blijkt uit een literatuuronderzoek van Sovon van vorig jaar.
Het verwijderen van vrijstaande bomen, struiken en hagen zou het gebied waar weidevogels kunnen nestelen, groter maken. Als de vogels in grote aantallen bij elkaar nestelen, blijken ze bovendien in staat roofvogels te verjagen.
Niet alle weidevogels hebben dezelfde behoeften. Zo zijn kieviten en scholeksters gebaat bij kortere vegetatie, terwijl grutto, tureluur en wulp baat hebben bij hoger opschietend grasland. Hoe natter de bodem, hoe moeilijker kleine roofdieren een nest kunnen bereiken en hoe meer insecten er zijn voor de jonge vogels. Variatie in een gebied biedt voor elk wat wils.
Experiment
De vos geldt als de belangrijkste predator voor weidevogels. Het plaatsen van een elektrische afrastering helpt om hem weg te houden. Staatsbosbeheer experimenteert daarmee in de Zwager Mieden, een weidevogelgebied van driehonderd hectare in Noordoost-Friesland. Hoewel er altijd pieken en dalen zijn in het broedsucces, heeft boswachter Gjerryt Hoekstra de indruk dat dit werkt.
Hij maakt aan het eind van het seizoen de balans op. „We tellen dan het aantal vogels dat alarm slaat als we door het broedgebied lopen. Die hebben nog jongen.” Ook Sovon is positief over een dergelijke proef waarmee in 2018 werd begonnen in de buurt van Eemnes.
Hoekstra heeft nu voor het vierde jaar op rij afrasteringen geplaatst, bij elkaar 2300 meter, rond twee kerngebieden waar veel kieviten, grutto’s, tureluurs en scholeksters broeden. „Het water staat hoog in de sloten en daarna wordt de vos geconfronteerd met de afrastering”, schetst hij. Wildcamera’s laten zien dat dit goed werkt. „Niet alleen het plaatsen is een hoop werk, ook het onderhoud. We maaien het gras onder de draden om de week om te voorkomen dat de stroom wegloopt en de vos er alsnog doorheen kan.” Na het broedseizoen wordt het raster weggehaald, zodat de boeren er weer terechtkunnen. „Het liefst zien we een permanente afrastering, maar daar is veel geld mee gemoeid.”
De nesten van weidevogels op de grond vormen een gemakkelijke prooi voor eierrovers zoals egels, wezels, hermelijnen en dassen. Deze dieren zijn vooral ’s nachts actief. In de Zwager Mieden speelt de das nauwelijks een rol omdat die het gebied nog niet heeft gekoloniseerd. De steenmarter, die het de laatste jaren steeds beter doet, lijkt een groter probleem. Voor deze kleine rover is de afrastering geen oplossing. Maar aangezien de vos ook kleine marterachtigen eet, beïnvloedt die ook de stand van bunzings, wezels en hermelijnen.
Jonge weidevogels hebben volgens het rapport van Sovon het meest te vrezen van kraaien, kiekendieven, buizerds en reigers. Dat zijn opportunisten met een grote actieradius die vooral overdag actief zijn. Ook wordt er wel gewezen naar de ooievaar, eveneens een opportunist die zich de laatste decennia sterk heeft hersteld. Maar goed onderzoek naar zijn invloed op weidevogels is er nog niet gedaan, aldus Albert de Jong van Sovon. Ook katten en honden eten nesten leeg en schaden weidevogels. In kraaien en kiekendieven ziet Hoekstra geen serieus probleem. „Predatie door roofvogels is normaal”, vindt de boswachter. „Groepen grutto’s en kieviten weten zich redelijk goed te verweren als zo’n rover zich laat zien.”
Magneet
In de Eempolder, een belangrijk weidevogelgebied tussen Eemnes en Nijkerk, zoekt Natuurmonumenten in overleg met de boeren naar het beste beheer voor het weidevogelgebied. Tim van den Broek, ecoloog bij de beheereenheid Utrecht, signaleert dat kraaien, reigers en ooievaars als door een magneet worden getrokken naar percelen waar wordt gemaaid. Ze verzamelen zich achter de maaimachine om te profiteren van de muizen en kikkers die dan tevoorschijn komen. Daar zitten ook jonge weidevogels bij. Hoe later in het seizoen er wordt gemaaid, hoe kleiner die kans. Of de pullen dan door de machine geraakt zijn, is niet duidelijk, maar Van den Broek is ervan overtuigd dat jonge vogels een gewilde prooi vormen voor de statige vogels met hun lange poten waar het de laatste jaren zo goed mee gaat. „Het zijn echte opportunisten.”
Voor Natuurmonumenten vormen de weidevogels in dit gebied de hoogste prioriteit. „Wij bemesten nauwelijks, ons gras groeit daardoor trager en we maaien pas laat in het seizoen als de jonge vogels vliegvlug zijn.” Voor de boeren in het gebied ligt dat anders. Zij hebben weinig keus, beseft van den Broek: „Een deel van hun land gebruiken ze om de weidevogels te helpen. Maar ze zijn voor hun inkomen afhankelijk van het gras. Ze moeten nu eenmaal voer hebben voor hun koeien.” Te lang wachten betekent ook dat de kwaliteit van het gras achteruitgaat.
Samen met de boeren die zich moeite getroosten om de weidevogels te beschermen en andere vogelliefhebbers heeft Natuurmonumenten vorig jaar dan ook bezwaar aangetekend tegen een plan van de gemeente om in een nieuwe wijk een paal met plateau neer te zetten om ooievaars te laten broeden. „Als je weidevogels wilt behouden, moet je scherpe keuzes maken en geen ooievaars lokken”, verklaart Van den Broek. „Wij hebben niets tegen ooievaars, maar je kunt beter geen palen neerzetten in de buurt van plaatsen waar ze problemen kunnen veroorzaken.”
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xx