Kerk & religie

Promovendus ds. Goedvree: Wedergeboorte gaat over gewone, menselijke dingen

Na een jarenlang proces van onderzoek doen, volgde deze week de bekroning op zijn werk. Ds. A. Goedvree promoveerde donderdag aan de Rijksuniversiteit Groningen op de wedergeboorte volgens de theoloog Herman Bavinck. Het onderwerp gaat de predikant aan het hart. „De wedergeboorte staat in het midden van het gereformeerde belijden en is een kernpunt in prediking en pastoraat.”

13 September 2018 13:18Gewijzigd op 16 November 2020 14:06
Ds. A. Goedvree uit Uddel promoveert op de theologie van Herman Bavinck. beeld RD, Anton Dommerholt
Ds. A. Goedvree uit Uddel promoveert op de theologie van Herman Bavinck. beeld RD, Anton Dommerholt

Al sinds zijn studietijd is ds. Goedvree (48) geïnteresseerd in de theologie van Herman Bavinck. Na zijn afstudeeronderzoek over de wedergeboortevisie van de gereformeerde theoloog sluimerde lang het idee van een promotietraject. In 2006 had de predikant het eerste oriënterend gesprek. Twaalf jaar later heeft hij zijn dissertatie afgerond onder de titel ”Een ondoordringbaar mysterie. Wedergeboorte volgens Herman Bavinck”.

Bavinck (1854-1921) was het grootste deel van zijn leven hoogleraar theologie, eerst in Kampen en later in Amsterdam. Samen met Abraham Kuyper stond hij aan de wieg van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zijn theologie –die nog altijd kan rekenen op internationale belangstelling– wordt vaak aangeduid als neocalvinisme. Kenmerkend voor deze stroming is de zoektocht om de klassieke gereformeerde theologie te actualiseren naar de vragen van de moderne tijd.

Het is dat streven wat ds. Goedvree aanspreekt in Bavincks theologie. Hij noemt zijn openheid naar moderne vragen: „Kuyper was veel antithetischer. Bavinck wilde luisteren naar wat de moderne mens beweegt. Tegelijk had hij een open oog voor waar de verschillen lagen. Ook in onze tijd is het nodig om het Bijbelse getuigenis dat de mens wederom geboren moet worden te actualiseren in kerk en theologie.”

Waarom koos u juist de wedergeboorte als onderzoeksveld?

„De wedergeboorte is hét moment waarop alles van de Drie-enige God de mens raakt. Hoe worden die grote dingen nu voor mij? Het gaat om het grote contactpunt tussen de openbarende God en de ontvangende mens. De wedergeboorte is het brandpunt waarop dat samenkomt. Het is natuurlijk ook geen exotisch onderwerp. Het staat in het midden van het gereformeerde belijden en is een kernpunt in prediking en pastoraat.”

Hoe omschrijft Bavinck de wedergeboorte?

„Hij verwijst veel naar de Dordtse Leerregels. Centraal staan de drie vermogens van de menselijke ziel: het denken, het willen en het voelen. Bavincks kernovertuiging is dat genade de natuur niet opheft, maar die herstelt. Genade gaat niet boven het normale menselijke leven uit, maar bevrijdt juist onze natuur.

Concreet betekent dit dat een wedergeboren mens geen ander wezen wordt, maar een vernieuwd mens. God verandert de menselijke vermogens. Een mens blijft denken, voelen en willen – maar vernieuwd, bevrijd van de zonde. Zijn vermogens zijn nu naar God toe gericht. Vaak zoeken mensen naar een bovennatuurlijke ervaring, om daar hun zekerheid aan te ontlenen. Maar God werkt juist in heel gewone, menselijke structuren. Het gaat niet om dat ene hele bijzondere moment dat alles anders maakte. Het gaat erom wat de Heere nu doet in de meest concrete dingen van het leven. Waar denk je aan, wat is je drijfveer om dingen te doen, wat voel je in je hart?”

U signaleert een verschuiving in Bavincks denken.

„Bavinck heeft een ontwikkeling doorgemaakt. Als je de jonge dogmaticus uit Kampen leest, proef je zijn behoefte om jonge predikanten te leren om de grote zaken van het heil in Christus en het ontvangen daarvan in een mensenleven zo dicht mogelijk bij elkaar te houden.

Later, als hij hoogleraar in Amsterdam is, zie je dat er in zijn theologie veel meer lagen zijn gekomen. Die ontwikkeling heeft verschillende oorzaken. Bavinck besteedt meer aandacht aan de moderne theologie en ook de gereformeerde orthodoxie krijgt een steeds grotere plaats. Daarnaast gaat hij zich intensief bezighouden met godsdienstpsychologie. Er komt door deze verschuiving een grotere nadruk te liggen op het subject, op de mens en zijn religieuze ervaringen. Het objectieve heil in Christus komt meer op de achtergrond te staan.

Ik zie dat niet als louter positief. Bavincks theologie wordt er ondoorzichtiger door. Hij wilde zijn visie verbreden, maar het pad tussen wat Christus heeft verworven en het hart van de wedergeboren mens wordt daardoor wel langer.”

U schrijft uitgebreid over Bavincks gebruik van bronnen uit de gereformeerde traditie.

„Zijn visie op de wedergeboorte rust op de gereformeerde orthodoxie en is daarmee behoorlijk scholastiek (theologische methode op basis van logica, red.). Bavinck put veel uit bronnen uit de traditie. Met name de Leidse Synopsis, een werk met theologische disputaties uit de zeventiende eeuw, was voor hem belangrijk. Ook is hij veel in gesprek met de gereformeerde theoloog Maccovius.

Bavinck doet de gereformeerde orthodoxie echter niet altijd recht. Hij heeft met name onvoldoende oog voor de causaliteitsgedachte uit de gereformeerde orthodoxie: dat de heilsorde een onlosmakelijke eenheid is. De weldaden van Christus zijn niet van elkaar los te maken. Als je dat wel doet, dan wordt de heilsorde een lange reeks van verschillende, losstaande stappen. Je zou je dan op één van die stappen kunnen positioneren, terwijl je van andere aspecten geen kennis hebt. Maar de gereformeerde orthodoxie heeft nooit bedoeld om de onderdelen van de heilsorde los te maken van elkaar.

Het gebruik maken van inzichten uit de gereformeerde orthodoxie is in zichzelf niet verkeerd. Maar we moeten in het oog houden dat de scholastiek een stuk techniek is voor theologen. De scholastieke stappen mogen niet verworden tot pastorale eisen. Je kunt als scholasticus, als ambachtsman, de heilsweg opknippen in honderd stukjes, maar als dat doorsijpelt naar de praktijk ontstaan er problemen. Ik kan genieten van een scholastieke kluif, maar gooi die niet van de kansel.”

Hoe komt Kuypers leer van de veronderstelde wedergeboorte terug in Bavincks werk?

„Bavinck had veel te maken met de kerkelijke discussie over Kuypers theologie. Enerzijds hielp het hem om de wedergeboorte kritisch te doordenken; hij moest wel. Aan de andere kant was het een stoorzender voor hem; hij wilde graag met andere theologische vragen bezig zijn. In zijn latere werk proef je de ergernis over de discussie. Hij wordt ook steeds kritischer op de leer van de veronderstelde wedergeboorte. Vroeger werd altijd over Bavinck gezegd: hij is voorzichtiger dan Kuyper, maar kiest uiteindelijk dezelfde lijn. Mijn onderzoek laat zien dat dat beeld onjuist is. Op alle wezenlijke Kuyperiaanse punten gaat Bavinck een eigen weg. Hij doet dat heel irenisch, heel samenbindend, om de kerkelijke eenheid niet te schaden. Maar toch kiest hij op beslissende dogmatische punten een andere weg dan Kuyper.”

Bavinck had veel aandacht voor de opkomende wetenschap van de psychologie. Heeft hij een poging gedaan om de inzichten van deze wetenschap te verbinden aan zijn visie op de wedergeboorte?

„Dat heeft hij wel geprobeerd, maar het is hem niet gelukt. Het grote probleem is dat de godsdienstpsychologie niet wil weten van een metafysische component; dat is van een bovennatuurlijk ingrijpen in natuurlijke processen. Terwijl juist dat de kern is van de gereformeerde visie op de wedergeboorte. Bavinck heeft geprobeerd beide werelden bij elkaar te brengen. In het derde deel van zijn dogmatiek, uit 1910, zie je nog een welwillende houding. Maar in het vierde deel uit 1911 is de synthese eigenlijk verdwenen. Bij de behandeling van de wedergeboorte en zelfs van de bekering, waar je het het meest zou verwachten, komt de psychologie nauwelijks meer terug.

De mislukte poging om beide werelden bij elkaar te brengen, leidde ertoe dat Bavinck later in zijn leven zich steeds minder met dogmatiek bezighield. Hij richtte zich voornamelijk nog op antropologische vakken, zoals psychologie en pedagogiek.

Ik vind het jammer dat hij de struikelblokken van de uitgangspunten van beide vakgebieden niet wist te overwinnen. Juist als je er vanuit gaat dat genade de natuur herstelt, ligt er een basis om te doordenken hoe het natuurlijke en bovennatuurlijke elkaar kunnen raken. Ook in onze tijd zou ik graag bezinning zien op dit onderwerp. Laat godsdienstpsychologen en dogmatici elkaar ontmoeten rond de vraag hoe de gereformeerde visie op de wedergeboorte zich verhoudt tot inzichten uit de psychologie en neurowetenschap.”

Wat heeft u van Bavinck geleerd over het gebruik van de psychologie?

„Om meer oog te hebben voor de luisteraar in de kerk, in alle verscheidenheid. Je kunt als predikant niet vijftig verschillende toepassingen maken, maar je kunt wel in je achterhoofd houden dat je ook in psychologisch opzicht een rijk geschakeerd gezelschap voor je hebt.

Dat geldt ook voor het pastoraat. Je bent geen pseudopsycholoog, maar het is wel belangrijk om psychologische basiskennis te hebben. Als mensen allerlei diagnoses hebben gehoord vanuit de DSM (handboek voor psychische stoornissen, red.) dan weet de Geest echt wel hoe Hij daarmee moet omgaan. Maar het vraagt ook iets van de pastor. Kennis van psychische aandoeningen kan je leren zien langs welke structuren de Geest werkt bij deze specifieke mens.”

Hoe legt u de relevantie van uw studie uit aan gemeenteleden?

„Ik gebruik vaak het beeld van een donkere kamer, waarin je tast naar de lichtknop. Dat is een heel eenvoudige handeling. Toch zit achter die lichtknop een uitgebreide technische installatie. Je hoeft daar gelukkig niets van te weten om het licht aan te doen. Maar er zijn wel mensen nodig die verstand hebben van het elektriciteitsnet.

Zo zie ik ook het denken over geloof en wedergeboorte. In prediking en pastoraat gaat het om de oproep tot geloof. Wie de duisternis in zijn hart ervaart, moet belijden dat hij verduisterd is door de zonde. Dan wordt het licht van Christus Jezus door de prediking ontstoken. Wie dat gelooft, mag het licht in zijn hart ontvangen. Maar voor dat geloof is de wedergeboorte nodig, dat is meer de technische kant van het verhaal. Waar komt het geloof vandaan? Hoe ontstaat het? Zo leg ik uit dat achter de eenvoud van de lichtschakelaar van het geloof een enorm groots gebeuren ligt van het verborgen werk van de Heilige Geest waarover we nadenken.”

Is de wedergeboorte daarmee alleen iets voor ‘technici’ of moet die ook een plaats hebben in de prediking?

„Ik laat in de prediking doorklinken dat het gaat om een eenzijdig Godswerk, waarin wij tegelijk volledig verantwoordelijk zijn. Maar ik geef er de voorkeur aan de wedergeboorte niet teveel te thematiseren. De prediking is in de eerste plaats een appel van God op de mens, waarin Hij Zijn recht laat gelden en Zijn genade schenkt. Ik denk weleens dat er in onze tijd een schuwheid is ontstaan in de prediking, waarbij de wedergeboorte boven de oproep tot het geloof en de aanbieding van het heil gaat gelden. Dat is nooit de bedoeling geweest van de gereformeerde theologen.”

Uw proefschrift spreekt over wedergeboorte als een „ondoordringbaar mysterie.” Verliest u na tien jaar onderzoek niet iets van dat mysterie?

„Alle schrijvers die ik heb gelezen, ervaren de wedergeboorte als een mysterie. Tegelijk schrijven zij er uitgebreid over; dat mag en moet zelfs. Het is belangrijk te weten wat er achter de lichtknop gebeurt. Mijn ambtelijk werk is door het onderzoek verrijkt en verdiept. Maar hoe meer ik de wedergeboorte heb bestudeerd, hoe groter het wonder is geworden. Hoe meer ik ervan weet, hoe meer ik besef dat ik het helemaal niet weet. Vaak moest ik zeggen: hier staat mijn verstand ootmoedig stil.”

Ds. A. Goedvree

Aart Goedvree wordt geboren op 16 juni 1970 te Putten. Van 1991 tot 1998 studeert hij theologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Zijn doctoraalscriptie schrijft hij bij dr. W. J. van Asselt over de wedergeboorte bij Herman Bavinck. Ondanks de aansporing van zijn begeleider om op dit onderwerp te promoveren, is „het verlangen naar de pastorie” sterker. Hij wordt predikant in de hervormde gemeenten van Haaften (1999), Arnemuiden (2003), Wezep (2008) en Uddel (2013). Hij wordt scriba in verschillende classes en maakt deel uit van diverse raden en besturen in kerk en onderwijs. Ook geeft hij enkele jaren les in systematische theologie aan de ”Theologische Vorming voor Gemeenteleden” te Middelharnis.

Na de kerkscheuring van 2004 neemt de predikant „wat afstand van het bovenplaatselijke kerkenwerk” en begint hij een promotietraject weer te overwegen. Vanaf 2008 doet hij onderzoek naar wedergeboorte volgens Herman Bavinck onder begeleiding van prof. dr. J. Hoek. Later sluit ook prof. dr. H. van den Belt als begeleider aan. Op 13 september 2018 verdedigt de predikant zijn dissertatie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ds. Goedvree is getrouwd en heeft vijf kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer