Handelingen 2:17a
„En het zal zijn in de laatste dagen (zegt God): Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees.”
God is niet zoals u. U wilt naar de hel, God echter bereidt u de hemel. Hij spreekt: „Komt, komt, neemt aan wat Ik u zeg, dan bent u voor eeuwig gelukkig.” Deze God houdt woord en trouw. Wat Hij toezegt dat komt, u kunt daarop rekenen. Terwijl nu echter velen aandachtig luisteren naar hetgeen er gepredikt wordt, ontstaat er aan een andere zijde een hels hoongelach, nu een deel van het volk begint te spotten: „Zij zijn vol zoete wijn!” Daar hebben wij de goddeloze geest van deze wereld, om het hoogste, het heerlijkste en verhevenste belachelijk te maken.
Wat een Godslastering en bovendien een tastbare onwaarheid. Want ’s morgens vroeg dronk geen Semiet ooit wijn. Maar aanmerkt nu de zachtmoedigheid en de liefde en het geduld van God. Als Petrus zijn stem verheft komt er geen banvloek over deze spotters, maar hun woorden worden kalm en met goede gronden weerlegd. De apostel zegt tot hen dat dit is wat er gesproken is door de profeet Joël, en zo door de Heere: „En het zal zijn in de laatste dagen”, dat is, in de dagen van Christus (zegt God), „dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest.” Op al wat heilig is? Op alle uitverkorenen? Op Mijn bijzondere volk? Nee, zegt God. Ik zal Mijn Geest uitstorten op alle vlees.
H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Preken”, 1896)