Erasmus’ navertelling van Bijbel „immens populair”
Navertellingen van de Bijbel waren in de zestiende eeuw enorm populair. Vooral die van de Nederlandse humanist Desiderius Erasmus. Zijn parafrase van Lukas verscheen vrijdag in een nieuw jasje.
De parafrase is het vijftigste deel van de wetenschappelijke uitgave van Erasmus’ geschriften, de ”Erasmi Opera Omnia”. Wereldwijd werken zo’n 35 wetenschappers aan deze Latijnse editie, waarvan de komende jaren nog zeven delen zullen verschijnen. Het is niet echt een serie die thuis in de boekenkast staat: de delen –gemiddeld 150 euro per stuk– zijn vooral bedoeld voor kerkhistorici, theologen en literatuurwetenschappers.
De uitgave van het verzameld werk van Erasmus is een langlopend project: het eerste deel verscheen al in 1969. „J. N. Bakhuizen van den Brink overhandigde dat destijds aan koningin Juliana”, zei prof. dr. Nicolette Mout vrijdag in Amsterdam in haar feestrede. „En dan is nu, bijna vijftig jaar later, het vijftigste deel verschenen.”
Dat laatste gebeurde onder de paraplu van het Huygens ING (Instituut voor Nederlandse Geschiedenis) in Den Haag, onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Senior onderzoeker dr. Jan Bloemendal verzorgde de uitgave van Erasmus’ parafrase van Lukas (1523).
Erasmus schreef een navertelling van alle Bijbelboeken van het Nieuwe Testament, behalve van Openbaring. Die parafrasen waren bedoeld als een soort lopend commentaar, als hulpmiddel voor het houden van een preek. De insteek was dan ook voornamelijk pastoraal.
De parafrasen waren in de zestiende eeuw immens populair. In Engeland had zo’n beetje elke parochie een vertaling in haar bezit. Dat was weliswaar op bevel van de koning, maar ze lagen er toch maar. Wie wilde, kon ze gebruiken bij de voorbereiding van de preken.
Erasmus droeg zijn parafrase van Lukas op aan de Engelse koning Hendrik VIII. In het voorwoord schreef hij dat zijn commentaar „zuiver katholiek” was. Erasmus sprak echter maar gedeeltelijk de waarheid, aldus dr. Bloemendal. „Tijd voor ”fact-checking” dus.”
Erasmus’ parafrase van Lukas is méér dan het evangelie en soms ook minder, concludeerde dr. Bloemendal. „We zien het Bijbelboek door de bril van Erasmus. Hij voegde dingen toe volgens de regels van retorica, vertaalde woorden of gaf redenen en motieven voor gebeurtenissen. Als verteller wist Erasmus als het ware wat Jezus dacht en wat Zijn motieven waren.”
Erasmus paste zijn uitleg vaak toe op zijn eigen tijd, met name op de kerk. Zo verwees hij in een passage over de Farizeeën naar zogenoemde witrokken en zwartrokken. „Dan gaat het niet meer over het Bijbelboek Lukas, maar over zijn kritiek op de orden in zijn tijd, zoals de franciscanen en de dominicanen. En als Erasmus wordt aangevallen, kan hij altijd zeggen dat het Lukas’ woorden zijn en niet die van hem, de verteller.”
De boodschap van Erasmus was volgens dr. Bloemendal dat geloven eenvoudig en praktisch moet zijn. „God is mild in Zijn heilsplan. Hij redt zoveel mogelijk mensen. De kerk moet zo min mogelijk regels en dogma’s hebben. De christenheid moet één zijn – het komt allemaal direct en indirect in parafrase terug.”
Welk beeld van Jezus komt er de navertelling naar voren? „Christus is behalve Geneesheer vooral Leraar. Hij weet wat goed is, en dat legt Hij aan Zijn leerlingen uit. Christus is vooral Mens onder de mensen. Hij brengt de boodschap van Zijn vader en leert hoe mensen moeten leven.”
Dr. Bloemendal overhandigde het eerste exemplaar van de uitgave van Erasmus’ parafrase van Lukas aan prof. dr. Maarten Prak, bestuurslid van het KNAW.