Ds. G. Hoogerland roept op tot schuldbelijdenis om kerkelijke verdeeldheid
Kerkelijke verdeeldheid is een zonde die voor Gods aangezicht dient te worden beleden en beweend. Die overtuiging bracht ds. G. Hoogerland tot het schrijven van ”Om vriend en broed’ren spreek ik nu.” „We moeten met elkaar in de schuld komen.”
Hij staat niet graag in de schijnwerpers. Het kostte ds. G. Hoogerland dan ook moeite om het boekje dat hij schreef aan de openbaarheid prijs te geven. Toch durfde hij het niet te laten. De inhoud woog hem te zwaar op zijn hart.
Wat bracht u tot het schrijven?
„Bij mij is het besef gegroeid dat kerkelijke verdeeldheid zonde is. Ook míjn zonde. Toen die nood me tientallen jaren geleden op de knieën bracht, kwam een regel uit het laatste vers van Psalm 69 me voor de aandacht: „En Juda’s steên herbouwen uit het stof.” Dat wekte het verlangen dat dit nog eens zou mogen gebeuren in Nederland, waar de kerk een puinhoop is.”
Kreeg u dat verlangen van thuis mee?
„Dat kan ik niet zeggen. Er werd soms wel gesproken over de verdeeldheid van de kerk, maar ik had niet de indruk dat die echt als nood werd beleefd. Na de samenvoeging van ledeboerianen en kruisgezinden kwam in de Gereformeerde Gemeenten de nadruk op de eigen kerkelijke organisatie te liggen. Dat had goede kanten, maar het ledeboeriaanse heimwee raakte steeds meer op de achtergrond. Zelf zal ik in het openbare gebed maar zelden specifiek voor ons eigen kerkverband bidden. Ik probeer de nood van de kerk van Nederland aan de Heere voor te leggen, ook in mijn persoonlijke gebed. Wat niet betekent dat ik mijn kerkverband niet liefheb.”
Herkent u uw pijn bij collega’s?
„Hierin voel ik me wat alleen staan, al kan ik niet al mijn collega’s in het hart kijken. De reacties op mijn boekje komen vooral van gemeenteleden. We hebben in ons kerkverband een uitgebreide organisatie gekregen, die ik niet afkeur, maar vooral ambtsdragers kunnen zich daarin verliezen.”
Eerder schreef u voor het RD al over dit onderwerp.
„Dat was naar aanleiding van het symposium ter gelegenheid van het veertigjarig ambtsjubileum van ds. Van Eckeveld. De christelijke gereformeerde ds. Egas pleitte toen voor kanselruil. Dat stemde me opnieuw tot nadenken. Voor mij staat bovenaan dat we eerst met elkaar voor God in de schuld moeten komen. Vandaar dat ik mijn boekje eindig met het uitspreken van mijn verlangen dat allen die de zuivere leer van Gods Woord en onze belijdenis van harte liefhebben, een gezamenlijke bidstond gaan beleggen. Met het gebed of de Heere Zelf ons de weg wil wijzen waardoor de eenheid weer hersteld kan worden.”
U presenteert uw boekje in de vorm van een brief. Waarom?
„Om het persoonlijke karakter ervan te onderstrepen. De brief is in de eerste plaats gericht aan het gewone kerkvolk. Het is mijn gebed dat met name daar de ogen open mogen gaan voor de schuld die op ons als kerken van de Afscheiding ligt.”
Ging u anders over afscheiding denken?
„In mijn jonge jaren zag ik de Afscheiding als een heldendaad. Nu zie ik die als een smartelijke breuk van de kerk, die overigens in de gegeven omstandigheden onvermijdelijk was. Ik heb meer respect gekregen voor de belijders van de Schriftuurlijk-bevindelijke waarheid die in de Hervormde Kerk zijn gebleven. Na de Afscheiding volgde scheuring op scheuring. Dat kan me benauwen. De meeste afgescheidenen raakten sterk met zichzelf bezig en dachten niet meer aan de broeders die achterbleven, laat staan dat ze baden voor het herstel van de Nederlandse Hervormde Kerk. Ook ik ben opgegroeid met de gedachte dat alles wat hervormd was, niet deugde. Als ik nu lees in het werk van bijvoorbeeld ds. G. Boer, vervult me dat met schaamte.”
Hoe gaat u zelf om met kerkmuren?
„Ik zoek naar de geestelijke verbinding. In de gemeenten die ik diende, heb ik goede gesprekken gehad met predikanten van allerlei denominaties, ook al verschilden we soms van mening.”
Hoe beoordeelt u de opvatting dat het primair om geestelijke eenheid gaat?
„Ik kan niet inzien hoe er geestelijke eenheid ervaren kan worden zonder smart over de kerkelijke verdeeldheid. Daarom sta ik positief tegenover kerkelijke samensprekingen. Tegelijk verwacht ik er weinig van zolang er geen gemeenschappelijke schuldbeleving en schuldbelijdenis aan voorafgaan. Alleen in die weg wil de Heere wonderen doen. Het Oude Testament geeft daar voorbeelden van.”
Welke kerken horen bij elkaar?
„Ik noem geen namen, dat geeft alleen maar discussie. Mijn diepste verlangen is dat alle kerkverbanden die op de grondslag van Dordt staan, verbonden door de Geest van Christus mogen komen tot eenheid. In paragraaf 4.1 van mijn boekje heb ik dat nader omschreven.”
Welk Bijbelgedeelte is voor uw denken over dit onderwerp cruciaal?
„Ik noem verschillende Bijbelgedeelten, waarbij het Hogepriesterlijk gebed voorop staat. Jezus bidt: „Opdat zij volmaakt zijn in één, en opdat de wereld bekenne dat Gij Mij gezonden hebt.” De eenheid van de kerk is dus een middel waardoor de wereld bekent, ofwel gelooft, dat de Vader Christus in de wereld gezonden heeft. Dat betekent dat het ontbreken van die eenheid daarvoor een belemmering is.
Veelzeggend is ook het begin van Paulus’ eerste brief aan de gemeente van Korinthe. Daarin zet hij uiteen dat de verdeeldheid de oorzaak is van het gemis aan opwas in de genade. Als we klagen over gebrek aan doorbrekend werk, moeten we de hand in eigen boezem steken. De boeken van ds. Golverdingen laten zien dat de Gereformeerde Gemeenten aan het begin van de 20e eeuw een bloeitijd kenden. Na de scheuring van 1953 is het geestelijk leven meer ingezonken.”
Wat deed het lezen van deze boeken met u?
„Ik heb altijd meegekregen dat de oorzaak van de scheuring bij de andere partij lag. Ds. Golverdingen laat met zijn in 2016 verschenen boek ”Geschiedenis van een scheuring” zien dat deze gedachte onterecht is. We kunnen de breuk niet afdoen als schuld van ons voorgeslacht, die ons niet raakt. Dat deed Daniël ook niet. Hij beleed de zonden van zijn voorouders als zijn zonden. In 2008 heeft onze synode erkend dat er formele fouten zijn gemaakt; ik had graag gezien dat we als kerkverband echt schuld hadden beleden.”
U legt een relatie tussen de ontvangst van het boek van ds. Golverdingen en de slagen die uw kerkverband in 2017 troffen?
„Voor mezelf heb ik dat inderdaad zo beleefd. Ik vond het heel opmerkelijk dat zeer onverwacht drie predikanten ons ontvielen, een gemeente scheurde en in een andere gemeente grote problemen ontstonden. Er waren broeders die zich afvroegen wat de Heere ons daarmee te zeggen had, maar het antwoord hoorde ik niet.”
Hoe nu verder?
„Het is mijn vurige verlangen dat de Heere het geschrevene als een middeltje wil gebruiken om onze ogen te openen en dat met name Gods kinderen hiermee worstelingen krijgen. Zo mógen we niet verder. Aan het komende geslacht, dat opgroeit in een wereld vol verwarring, laten we een verdeelde kerk als erfenis na. Dat kan me diep raken. Ik zou mijn hoofd niet rustig neer kunnen leggen als ik had nagelaten de nood en de schuld van de verdeeldheid onder de aandacht te brengen.”
Ds. G. Hoogerland
Ds. G. Hoogerland (67), zoon van wijlen ds. A. Hoogerland, werd in 1998 aangenomen door het curatorium van de Gereformeerde Gemeenten en volgde de theologische opleiding van dit kerkverband. Op 4 september 2002 werd hij tot predikant bevestigd in Drachten. Daarna diende hij de gemeenten van Kruiningen (2007) en Stolwijk (2012). Sinds 2018 is hij verbonden aan de gereformeerde gemeente van Rotterdam-IJsselmonde. Gedurende dertien jaar was hij lid van het deputaatschap evangelisatie van de Gereformeerde Gemeenten. Tijdens de laatste synode werd hij verkozen tot lid van het curatorium. Ds. Hoogerland is gehuwd; het echtpaar ontving 12 kinderen (intussen allen gehuwd) en 45 kleinkinderen.
Gebroken spiegel
„In welke grote mate hangt de voorstelling van de heerlijkheid van de Verlosser door de gemeente af van haar zichtbare eenheid! Een spiegel die in duizend stukken gebroken is, kan de heerlijkheid van de zon niet terugkaatsen met dezelfde schittering en kracht of hetzelfde effect als een hele spiegel. En evenmin kan de gemeente Gods, verdeeld en verscheurd, aan de wereld hetzelfde eendrachtige, overtuigende en krachtige getuigenis geven van Jezus’ heerlijkheid, als wanneer ze in een onverbroken geheel gezien werd als de dageraad, schoon gelijk de maan, zuiver als de zon, schrikkelijk als slagorden met Banieren.”
Octavius Winslow, uit de introductie van ”Om vriend en broed’ren spreek ik nu”.