Crisismanagement in Dordt
De Synode van Dordrecht (1618-1619) was bedoeld om een crisis in de kerk op te lossen en een burgeroorlog af te wenden. Dat lukte, maar de invloed van deze kerkvergadering was veel groter: we danken de Dordtse Leerregels, een kerkorde en de Statenvertaling aan de synode.
Prof. dr. Fred van Lieburg opent de deur van een piepkleine werkcabine op de veertiende verdieping van het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit Amsterdam. Er staan een bureau met computer en twee stoelen, en dat is het dan. Liever had hij afgesproken in zijn woonplaats Dordrecht, waar het vierhonderd jaar geleden allemaal gebeurde. Niet dat de Kloveniersdoelen –waar de synode werd gehouden– er nog staat. Het gebouw werd in 1857 afgebroken.
Wat er nog wel is, is de Grote Kerk van Dordrecht. Daar werd de synode op 13 november 1618 plechtig geopend. Onder grote belangstelling werden daar op 6 mei 1619 de Dordtse Leerregels –of de vijf artikelen tegen de remonstranten– voorgelezen. Ook de afsluiting van de synode –op 29 mei– had er plaats.
Kerk en staat waren in de zeventiende eeuw met elkaar verweven, zegt Van Lieburg, die dit jaar betrokken is bij tal van activiteiten rond de 400e verjaardag van de Synode van Dordrecht. „De vergadering moest een oplossing bieden voor een politieke crisis”, aldus de Amsterdamse hoogleraar religiegeschiedenis. „Vooral tussen de twee politieke leiders, prins Maurits en landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt, was het misgelopen. De oorlog tegen Spanje zou in 1621 weer beginnen. Voor die tijd moest de eenheid in de Republiek worden hersteld.”
De regering was officieel calvinistisch, maar de bevolking was voor de helft nog rooms-katholiek. Nog geen kwart van de mensen ging op zondag naar een gereformeerde kerk. Velen keken de kat uit de boom. Als Spanje de oorlog won, zou de Republiek weer rooms-katholiek worden.
Volgens Van Oldenbarnevelt was de gereformeerde kerk er niet in geslaagd de publieke functie van de Rooms-Katholieke Kerk over te nemen. Veel regenten wilden daarom meer ruimte voor leerstellige verschillen. Een kerk voor heel het volk zou meer stabiliteit bieden.
Van Lieburg: „Van Oldenbarnevelt gaf de steden de vrijheid om met eigen soldaten de rust te herstellen. Dat was voor Maurits, de legerleider, een stap te ver. Hij vreesde een burgeroorlog en het uiteenvallen van de Republiek. De prins pleegde een staatsgreep, waardoor de synode mogelijk werd.”
Ondertussen was de kerk diep verdeeld over enkele theologische vraagstukken, zoals de rol van de mens in het verkrijgen van het heil. „De remonstranten of arminianen wilden de menselijke verantwoordelijkheid een plek geven. Ze stelden dat God een deel van de mensen had verkoren, maar dat Hij vanuit Zijn alwetendheid rekening hield met hoe mensen zouden leven. De contraremonstranten of gomaristen ontkenden dat laatste.”
Waarom werd de synode in Dordrecht gehouden en niet in bijvoorbeeld Den Haag?
„Maurits had een voorkeur voor Den Haag, omdat de synode dan dicht bij de regeringscolleges plaatsvond. Men zou dan gemakkelijk met elkaar kunnen overleggen. De prins had een punt. Toen de synode in Dordrecht werd gehouden, moest er telkens een delegatie naar Den Haag en weer terug.
Dat er voor Dordrecht werd gekozen, had te maken met haar synodale traditie. Er waren in 1574 en 1578 belangrijke synodes gehouden. Dordrecht was bovendien de eerste stad van Holland, goed bereikbaar en redelijk veilig. Er woonden wel wat remonstranten, maar die verstoorden de openbare orde niet. En misschien heeft Dordrecht ook wel wat gelobbyd om de synode binnen haar muren te krijgen.
Onder de afgevaardigden klonk er af en toe wel wat gemopper over het ongezonde klimaat in de stad. Sommigen werden ziek en moesten terugkeren naar huis. Drie synodeleden stierven in Dordrecht en werden daar ook begraven.”
De staat had nogal een grote vinger in de pap. Wat deden de politici op de synode?
„De Synode van Dordrecht was eigenlijk een dubbele synode, met een kerkelijk en een politiek deel en twee voorzitters. De politieke afgevaardigden woonden alle zittingen bij om het vergaderproces te bewaken. Ze waren er niet voor de inhoud, al was die in de praktijk moeilijk van het proces te scheiden.
De politieke afgevaardigden hadden ook hun eigen vergaderingen. Daarin probeerden ze met de remonstrantse predikanten tot een vergelijk te komen. Het was volstrekt duidelijk dat vanwege de politieke crisis de leer van de remonstranten veroordeeld moest worden. Toen dat was gebeurd, hebben de politieke afgevaardigden geprobeerd de remonstrantse predikanten tot verzoening te bewegen. Remonstrantse kerkleden werden niet onder censuur gezet.”
Aan de synode deden ook buitenlandse afgevaardigden mee. Waarom?
„Aan de Synode van Dordrecht namen in totaal zo’n 120 afgevaardigden deel. Ongeveer een kwart kwam uit het buitenland: Engeland, de Palts, Hessen, Zwitserland, Genève, Bremen, Nassau en Emden. Dat hadden er nog meer kunnen zijn. Zo zegde Brandenburg af. Dat gebied was luthers, maar met een calvinistische vorst. Ze hebben het diplomatiek opgelost door de afgevaardigden ziek te melden. Frankrijk trok zich ook terug en de gereformeerde zusterkerken in Engeland en het Rijnland waren niet eens uitgenodigd.
Dat er zo’n grote groep buitenlandse afgevaardigden aanwezig was, had te maken met het Europese krachtenveld in die dagen. De Republiek wilde zoveel mogelijk bondgenoten hebben. De synode mocht geen Nederlands dingetje zijn. De uitkomst van de besprekingen moest katholiek zijn: algemeen geldend.
De buitenlandse afgevaardigden vonden de Nederlandse vergadercultuur maar vreemd. In de Republiek was men gewend dat iedere provincie zijn zegje mocht doen en dat vergadermodel werd ook in de synode gebruikt. Dus eerst het hertogdom Gelderland, dan het graafschap Holland, enzovoorts. En na Drenthe mochten de buitenlandse synodeleden hun mening geven. De voorzitter moest dan, net als in de Staten-Generaal, de conclusie trekken en daarin de verschillende nuances laten klinken.
De buitenlandse afgevaardigden vonden dat maar een tijdrovende werkwijze. Bovendien leek het net alsof de voorzitter zaken dicteerde. Voor de Dordtse Leerregels werd er daarom een commissie ingesteld die samen met de voorzitter een tekst formuleerde.”
Hoe beleefden gewone mensen de synode?
„De synode trok veel aandacht. Dordrecht was in die maanden echt een toeristische hotspot. Veel mensen kwamen gewoon even kijken of woonden op de publiekstribune een deel van de vergadering bij. Er liepen ook rooms-katholieke spionnen rond. Die wilden wel eens weten wat die gereformeerden allemaal bespraken. Het moet een drukte van belang zijn geweest.”
Waarom koos de synode Johannes Bogerman als voorzitter?
„Bogerman, predikant in Leeuwarden, was bestuurlijk en theologisch een zwaargewicht. Hoewel hij nog betrekkelijk jong was –42 jaar– had hij verschillende synodes en classes voorgezeten. Ik denk dat de keuze voor Bogerman ook te maken had met zijn afkomst. Maurits en zijn neef Willem Lodewijk, stadhouder van Friesland, wilden deze provincie tijdens de besprekingen een gezicht geven.”
Wat heeft de synode opgeleverd?
„De hoofddoelen werden bereikt. De synode bracht op korte termijn eenheid in de Republiek. Ook de vrede in de kerk werd hersteld. De synode leverde ook een drietal documenten op: de Dordtse Leerregels, de Dordtse kerkorde en –in 1637– de Statenvertaling.
Een groep theologen werkte tussen 25 maart en 16 april 1619 heel intensief aan de Dordtse Leerregels. Wij kennen de eindversie, maar in de archieven kun je de verschillende tussenversies lezen. Daaruit blijkt dat er flink is onderhandeld: hier een woordje erbij, daar er een vanaf. De Dordtse Leerregels zijn, mede door de inbreng van de buitenlandse afgevaardigden, terughoudend in theologische stellingnames. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het artikel over de verwerping.
De Dordtse Leerregels gingen al snel functioneren als een belijdenisgeschift, dat predikanten –lidmaten niet– moesten ondertekenen. Ik zie ze de Dordtse Leerregels vooral als een uitgebreide voetnoot bij artikel 16 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, over de eeuwige verkiezing. Ze dragen sterk het stempel van de toenmalige theologische discussies. Die hebben nu nadere uitleg en toelichting nodig. Elk artikel heeft een positief deel en een gedeelte met bestrijding van dwalingen. Ik weet niet of je die negatieve gedeelten tegenwoordig nog zo in de schijnwerpers moet zetten. Ik vind het te kort door de bocht om daarbij naar de evangelische beweging te wijzen en te zeggen: die zijn ook remonstrants.”
In de Dordtse Kerkorde worden praktische zaken in het kerkelijke leven geregeld. „De kerkorde wordt vaak gezien als een product van de synode, maar in feite ging het om een herziening van de van de kerkorde 1586.”
De originele versie van de Dordtse Kerkorde is nooit gevonden. „Er waren vijftig exemplaren gedrukt. Ik heb me suf gezocht in de archieven, maar tot nu toe tevergeefs. Wat wij als de Dordtse Kerkorde beschouwen, is in werkelijkheid de Gelderse uitgave.
Ik denk dat de status van de Dordtse Kerkorde wordt overschat. Maar een paar provincies hebben de kerkorde –onder voorbehoud– aanvaard. In de praktijk nam men beslissingen die op dat moment het beste leken. Wat wij als de Dordtse Kerkorde zien, is een moment uit die dynamische kerkordelijke praktijk.”
De synode nam ook het besluit tot een nieuwe vertaling van de Bijbel, de Statenvertaling. „In de bestaande vertalingen van de Vulgaat en de Lutherbijbel zaten veel onvolkomenheden. De overheid juichte de komst van de Statenvertaling toe, omdat die de eenheid kon bevorderen. De nieuwe vertaling was bedoeld voor heel het volk, ook voor rooms-katholieken. Maar die hebben er geen gebruik van gemaakt.”
Hoe wordt er nu teruggekeken op de Dordtse synode?
Op de langere termijn werd de synode een identiteitssymbool voor het calvinisme. In de gereformeerde gezindte wordt de synode gezien als toetssteen voor rechtzinnigheid, voor anderen –zoals ds. G. de Fijter en de Nationale Synode– als een aanknopingspunt van oecumene. Iedereen haalt zijn eigen dingen uit dat complexe spel van 1618-1619.
Het zou mooi zijn als we tijdens de herdenking van 400 jaar Synode van Dordrecht deze complexiteit wat beter leren begrijpen. En misschien dat we wat minder tegenover elkaar staan en in zwart-witschema’s blijven hangen. Probeer de kleuren te zien.”
Fred van Lieburg
Frederik Angenietus van Lieburg werd geboren op 19 juni 1967 in Rotterdam. Hij is sinds 2006 bijzonder hoogleraar geschiedenis van het Nederlands protestantisme en sinds 2015 hoogleraar religiegeschiedenis, allebei aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast coördineert hij het Amsterdams Centrum voor Religiegeschiedenis. Van Lieburg publiceerde een groot aantal boeken en artikelen, waaronder –samen met dr. Joris van Eijnatten– het handboek ”Nederlandse religiegeschiedenis”. Hij werkt nu onder meer aan een boek over de Synode van Dordrecht (uitg. Bert Bakker/Prometheus). Ook is hij betrokken bij een uitgaveproject van alle bronnen rond de synode, waarvan recent het tweede deel verscheen. Van Lieburg is medeorganisator van een aantal bijeenkomsten over de Dordtse synode: het congres ”1618: paniek in de Republiek” (25 augustus 2018), de Dag van de Nederlandse Kerkgeschiedenis (17 november 2018) en de conferentie ”The International Synod of Dordt: origins, contexts, and effects”, die van 14 tot 16 november 2018 wordt gehouden in het Dordrechts Museum. Daar is van 10 november tot begin mei 2019 ook de tentoonstelling ”Werk, bid en bewonder. Nieuwe kijk op kunst & calvinisme” te zien.