Ongrijpbare Couperus maakt het biografen niet makkelijk
Louis Couperus heeft het zijn biografen niet gemakkelijk gemaakt. Hij ‘speelde’ tijdens zijn leven graag met zijn publiek. In interviews en populaire artikelen deed hij diverse uitspraken die vragen oproepen zoals: Wat bedoelt hij precies? Spreekt hij wel de hele waarheid?
Aanvechtbaar is bijvoorbeeld de bekende uitspraak: „Zo ik dan íéts ben, ben ik een Hagenaar.” Couperus was helemaal geen op en top Hagenaar! Den Haag vond hij veelal te benauwd en het weer daar te druilerig. Vanwege het zachte klimaat prefereerde hij Zuid-Europa: Italië, Zuid-Frankrijk. Ongeveer de helft van zijn reislustige leven bracht hij dan ook niet in Den Haag door, en dat heeft iets van een vlucht.
Diverse andere uitspraken van Couperus vertonen hetzelfde beeld: eenzijdig en onvolledig. Daardoor krijgt hij iets ongrijpbaars: Wat verbergt hij voor ons? Dat ongrijpbare is een van de lijnen in de nieuwe Couperusbiografie van Rémon van Gemeren.
Het boek biedt een breed overzicht, onderbouwd met een uitvoerig notenapparaat, van Couperus’ leven en werk. De schrijver moest daarbij –door gebrek aan niet-fictieve gegevens– in belangrijke mate gebruikmaken van Couperus’ literaire werk. Dat is niet zonder gevaren. Van Gemeren is zich daarvan bewust en dit verklaart, in combinatie met de hierboven genoemde ongrijpbaarheid, zijn voorzichtige en soms aarzelende formuleringen en conclusies op diverse plaatsen.
Aristocratisch gezin
Louis Marie Anne Couperus wordt in 1863 te Den Haag geboren in een aristocratisch gezin. In 1872 vertrekt het gezin naar Nederlands-Indië, maar na zes jaar keert het weer terug naar Den Haag, dit met het oog op de studie van de kinderen. Louis gaat de hbs-opleiding volgen, die hij niet afmaakt, en gaat vervolgens onder leiding van de bekende dr. Jan ten Brink studeren voor de akte Nederlands mo. Hij haalt die akte in 1886.
In 1891 trouwt Couperus met zijn nicht Elisabeth Baud, en reeds in 1892 verlaten ze Den Haag en vestigen ze zich in het buitenland, met name in Zuid-Frankrijk en Italië. Gedurende de Eerste Wereldoorlog wonen ze weer in Den Haag – wat als benauwend ervaren wordt. Ook zijn laatste levensjaren, die nog steeds gevuld zijn met diverse reizen, brengt de schrijver deels in zijn geboortestad door. Van Gemerden is hier duidelijk over: „Hoe langer Couperus in Den Haag woonde, hoe meer hij het ontvluchtte.” Vandaar dat Couperus en zijn vrouw uiteindelijk besluiten in De Steeg bij Arnhem te gaan wonen. Kort daarna, in 1923, overlijdt hij als een gelauwerd auteur.
Feuilleton
Als literator debuteert Couperus niet met verhalen of een roman, maar met poëzie. Zijn eerste dichtbundel, ”Een lent van vaerzen”, verschijnt in 1884. Deze krijgt geen goede recensies. In ‘wanhoop’ daarover –zo zegt hij ergens– begint hij eind 1887 aan de roman ”Eline Vere”. Deze verschijnt eerst als feuilleton in het blad Het Vaderland en vervolgens in 1889 in boekvorm.
De roman krijgt een zeer goed onthaal, en al zal hij de poëzie nooit helemaal vaarwel zeggen, hij beseft dat zijn grootste kracht op het gebied van het proza ligt. Zijn enorme productiviteit –mede om financiële redenen!– leidt tot een stroom van prozawerken: psychologische romans, symbolische sprookjes, mythologische romans zoals ”Herakles” en historische romans als ”Iskander” en ”Xerxes”. Grote populariteit verwerft hij met zijn journalistiek werk: reisimpressies en feuilletons voor diverse dag- en weekbladen.
”Eline Vere”, met de ondertitel ”Een Haagsche roman”, past in de stroming van het naturalisme: de mens is bepaald door erfelijkheid en milieu. Deze factoren voeren Eline naar de ondergang: „zij was zwakker dan haar noodlot.” Ze wordt getekend als een „breekbare” en „vermoeide” vrouw „die lijdt aan het leven.” Andere Haagse romans zouden later volgen: ”De boeken der kleine zielen” en ”Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan”.
Van het zwarte naturalisme in ”Eline Vere” heeft Couperus naderhand afstand genomen, zo kunnen we concluderen uit ”De boeken der kleine zielen”. Een sterk accent valt daarin op de allesoverheersende normen en het standsverschil van de hogere burgerij, de Haagse society. Er heerst bij de personages onmacht om de leegte van het bestaan te boven te komen. Daarom zijn het ”kleine zielen”, met als uitzondering Constance, die evolueert naar hoop en vertrouwen en zo boven de onmacht uitstijgt.
Levensbeschouwing
Het gezin Couperus behoorde tot de Waalse kerk. Kerkgang ontbrak, behalve bij doop, huwelijksbevestiging en overlijden. Reeds tijdens Couperus’ tienerjaren gleed het christelijk geloof „van zijn schouders”, en na zijn huwelijk liet Couperus zich uitschrijven bij de Waalse kerk.
Een ander geloof –Van Gemerden zet dit helder uiteen– kwam ervoor in de plaats, een geloof in het „raadsel van het Leven”, waarbij de mens „uit goddelijke sferen gevallen” is en is „verbannen op deze aarde.” Couperus schuurt hier als het ware langs het christendom, maar de ‘val’ waarin hij gelooft heeft een totaal andere inhoud dan die in Genesis 3.
Zijn geloof is een geloof in de degeneratie van de mens, die is overgeleverd aan het noodlot, aan duistere machten en krachten. Gelukkig is er nog wel de Schoonheid in de kunst, in het bijzonder de literatuur , die het leven leefbaar maakt.
Hoe Couperus dacht over de dood en het leven na de poort van de dood verwoordt Van Gemerden als volgt: „Wat zou hij aantreffen achter die Poort? Niets , dacht hij. Alles stroomt, niets blijft, […]. Alles en allen gaan voorbij, ook de goden en de godsdiensten […] Hooguit zijn ziel […] zou voortbestaan, in een incarnatie.”
Sleutelroman
Van Gemerden maakt voor zijn biografie frequent gebruik van Couperus’ roman ”Metamorfoze”, een sleutelroman, met als hoofdfiguur de beginnende schrijver Hugo Aylva. Dat is riskant en daarvan is hij zich bewust, zodat hij zich op veel plaatsen in zijn studie beperkt tot het aanwijzen van parallellen. Zelf schreef Couperus eens: de roman ”Metamorfoze” is „eenigszins autobiografie.” Deze uitspraak –”eenigszins” maant tot voorzichtigheid– kan leiden tot misverstand: Couperus doelde hier namelijk niet primair op identieke levensfeiten van Aylva en hemzelf, maar op een parallel in de ontwikkeling als kunstenaar, de wending van poëzie naar proza.
De omvangrijke, soms wat wijdlopige, biografie van Van Gemerden biedt veel zinvolle informatie over leven en werk van Couperus, overzichtelijk van jaar tot jaar geordend. Ook is er een nuttig register op personen, maar helaas niet op de besproken werken. De biografie getuigt van grote belezenheid in Couperus’ oeuvre en de tijd waarin de auteur leefde.
----
Boekgegevens
”Couperus, een leven”, Rémon van Gemeren; uitg. Prometheus, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 351 4088 2; 958 blz.; € 39,95.