Gokkast in je broekzak: hoe je verslaafd raakt aan je smartphone
Tien jaar na de introductie van de iPhone is er een heuse beweging ontstaan die zich keert tegen de gevolgen van de smartphonerevolutie. Daarmee groeit de weerstand tegen de invloed van digitale media, ook búíten christelijke kring.
Een hippe conferentie in Amsterdam, enige tijd geleden. De zaal zit vol mensen uit de technologiesector. Op het grote podium staat Imram Khan, topman van het populaire Snapchat. Trots vertelt hij hoeveel tijd de –veelal jonge– gebruikers per dag in de app doorbrengen. Onomwonden deelt hij zijn missie met de zaal: die tijd moet verder omhoog.
Bedrijven als Snapchat, Facebook en Twitter gaan ver om mensen zo lang mogelijk bezig te houden. Dat ze daarvoor met de smartphone het middel bij uitstek in handen hebben, is een leidend thema in drie boeken die recent verschenen.
Van die boeken heeft ”Superverslavend” de opvallendste invalshoek. De auteur, de Amerikaanse sociaal psycholoog Adam Alter, probeert hard te maken dat het grootste verslavingsgevaar van deze tijd niet schuilt in drugs en alcohol, maar in digitale media. Hij laat de technische aspecten daarbij goeddeels liggen en benadert het thema vanuit het psychische en lichamelijke. Hoe komt het dat mensen vatbaar zijn voor verslavingen? En waarom zijn juist digitale media zo verslavingsgevaarlijk?
Alter gebruikt een fors deel van zijn boek om aan te tonen dat gedragsverslavingen wel degelijk bestaan –niet iedereen gelooft dat namelijk– en dat we er allemaal gevoelig voor zijn. Hij stelt ook dat ontwikkelaars van apps, games en andere nieuwe technologieën daar handig op inspelen. Hoe dan? Door in hun producten fascinerende doelen te stellen die nét buiten je bereik liggen. Of door je onweerstaanbare en onvoorspelbare positieve feedback te beloven. Of door je het gevoel te geven dat je stapsgewijs vooruitgang boekt en beter wordt. Net als bij een gokkast.
Als voorbeeld noemt Alter de like van Facebook: het duimpje dat omhoogwijst ten teken dat een foto, filmpje of post gewaardeerd wordt. „Het is de cocaïne van onze generatie. (…) Elke statusupdate is een gok. Een bericht met geen enkele like is niet alleen privé pijnlijk, maar ook een soort openbare veroordeling. Je hebt niet genoeg vrienden online, of –erger nog– je internetvrienden vonden er niks aan. We gaan nog fanatieker op zoek naar feedback als we niet weten of we die krijgen.”
Wat Facebook en Instagram zo verslavend maakt, is dat elke activiteit reactie oplevert, óf niet. Een foto die flopt? Geen nood, er is altijd een volgende kans. Eindeloos. Sociale bevestiging, iets waar we allemaal van houden, is echter vluchtig. We hebben constant behoefte aan een nieuwe dosis.
Drijvende kracht
Games, of we die nu spelen op onze smartphone, pc of gameconsole, hebben een vergelijkbare ‘trigger’ in zich. Ze geven het gevoel dat je iets creëert wat inzet, moeite en kennis vergt. Alter laat zien dat juist dit een drijvende kracht is achter verslavende handelingen. Hierin schuilt het verraderlijke verschil tussen drugsverslaving en gedragsverslaving: „Waar drugsverslaving onverholen destructief is, zijn veel gedragsverslavingen heimelijk destructieve handelingen onder het mom van iets creëren.”
Terecht wijst Alter erop dat gedragsverslavingen zich niet beperken tot sociale media of games. Hij legt de vinger bij de enorme ‘doelgerichtheidscultuur’ van deze tijd. Alter noemt het „een periode die wordt benadrukt door verslavend perfectionisme en zelfbeoordeling, waarin we langer werken en ons minder ontspannen.” Digitale mediatechnologie bindt mensen immers óók 24 uur per dag aan hun werk. Tot voor kort lieten we ons werk achter ons als we het kantoor uitliepen, maar dat is achterhaald door de introductie van smartphones, tablets, mobiel inloggen en mailtjes die ons overal achtervolgen.
De oplossing voor de grote invloed van digitale media zoekt Alter niet in de medicalisering van gedragsverslaving, maar in het veranderen van de structuur van ons leven. In ander gedrag dus. Een cultuurverandering zelfs. Die moet ervoor zorgen dat we digitaal weerbaarder worden, en het goede van technologie benutten zonder dat de risico’s de overhand krijgen. Dat bepleiten is nobel, maar of Silicon Valley –waar veel grote technologiebedrijven zijn gevestigd– daarvan onder de indruk raakt? Het geeft Alters informatieve boek een wat open einde.
Onderbuikgevoel
NRC-journalist Wouter van Noort beschrijft in ”Is daar iemand?” de invloed van de smartphone, daartoe aangezet door wat hij om zich heen ziet en wat hij zelf ervaart. „We vóelen dat er iets niet helemaal deugt. We wéten dat het niet normaal is om je zo opgejut te voelen als de batterij leeg is, we probéren ons tijdens gesprekken met vrienden niet de hele tijd te laten afleiden door appjes…”
Van Noort stelt zich de vraag of dat onderbuikgevoel terecht is. „Dat is een extra belangrijke vraag, omdat technologie nog nooit in de geschiedenis zo snel zoveel mensen heeft bereikt. In 2014 al ging het totale aantal smartphones en tablets de 7,2 miljard voorbij: vanaf dat moment waren er meer slimme mobieltjes op de wereld dan mensen.” En dat slechts zeven jaar na de introductie van de eerste iPhone…
Van Noort laat vervolgens diverse meer en minder bekende wetenschappelijke onderzoeken passeren. Een van de zorgwekkendste conclusies is dat de smartphone ervoor zorgt dat we ons minder goed kunnen concentreren. Terwijl intensieve concentratie onmisbaar is bij het leren van nieuwe dingen. Bovendien zorgt dat er óók voor dat ons brein zich fysiek beter ontwikkelt.
Tegelijkertijd leidt smartphonegebruik ertoe dat we minder goed kunnen dagdromen en lummelen, schrijft Van Noort. En ook dát is zorgwekkend. Hersenonderzoekers beschouwen dagdromen als een van de natuurlijke, maar ook noodzakelijke standen van het brein. Broodnodig voor de kwaliteit van ons denken en voor onze creativiteit.
Ook Van Noort gaat in op de verslavende werking van apps en smartphones. Hij beschrijft de zin en onzin van ‘digitaal afkicken’, en pleit voor een digitaal dieet. Kortweg: gebruik de positieve kanten van de smartphone, maar laat ’m liggen –het liefst uit de buurt– als je ’m niet nodig hebt.
Techreuzen
Het slot van zijn boek wijdt de journalist aan de macht van technologiebedrijven zoals Facebook, Google en Uber. Die krijgen ook steeds meer voet aan de grond in markten die voorheen publiek waren, denk aan de gezondheidszorg en de energiesector. De kracht van de bedrijven ligt in de grootschalige manier waarop ze allerlei gegevens verzamelen. „Ze kunnen op een ongekend efficiënte wijze menselijk gedrag analyseren, geavanceerde systemen op basis van kunstmatige intelligentie bouwen en allerlei diensten gratis of met grote kortingen aanbieden, in ruil voor data.”
Dat is niet zonder risico. De techreuzen beschikken straks (of nu al?) over méér data dan overheden. Daarmee zijn ze in staat om de hele samenleving te automatiseren. En als de publieke infrastructuur wordt beheerd door een handjevol private bedrijven dat alle macht heeft, wie gaat er dan nog voor zorgen dat het publieke belang wordt behartigd?
Nog onheilspellender is het scenario van het ”datateïsme”: het geloof in data als ultieme bron van waarheid. Daarmee zijn niet langer mensen –of, vanuit christelijke perspectief: God– de plek waar de autoriteit vandaan moet komen, maar technologie. „Als computers met behulp van data-analyse tot betere beslissingen kunnen komen dan mensen dat kunnen, betekent dat een enorme verandering in het denken over de rol, de vrijheid en de autonomie van mensen”, aldus Van Noort. Nu hebben christenen zo hun eigen gedachten over de autonome mens, maar voor hen is datateïsme evengoed een schrikbeeld. Een onwaarschijnlijk scenario is het echter niet; we zijn er dichterbij dan we met elkaar beseffen.
Spiegeltjes en kralen
In zijn boek ”On/Off” keert auteur Sidney Vollmer zich tegen, wat hij noemt, digitalisme. Dat is volgens hem de collectieve aandoening of het geloof dat er voor elk analoog probleem een digitale oplossing is. En dat terwijl we de vervlechting van ons analoge leven met digitale technologie, en vooral: de gevolgen daarvan, nauwelijks kunnen overzien.
De auteur neemt het op tegen Silicon Valley. Spottend noemt hij het ”The Silicon Empire”, en hij vergelijkt de strategie van dit keizerrijk op een scherpe manier met het missionarisdenken van de kolonialistische zendelingen van weleer. „Lag voor elk probleem de redding toen aan de voeten van het kruis, nu is deze te vinden in een app. De eerzucht en het pochen tussen westerse, koloniale mogendheden lijken op de eerzucht van veel huidige multinationale it-ondernemingen. Maar de belangrijkste overeenkomst is misschien wel dat wij burgers voor wat we leveren niet veel meer terugkrijgen dan spiegeltjes en kralen. Terwijl een ander er met de echte buit vandoor gaat.”
Vollmer beschrijft op een aanstekelijke manier hoe de vervlechting van de analoge en de digitale wereld zich sinds zijn jeugd heeft ontwikkeld. Dat geeft het boek iets persoonlijks en af en toe het karakter van een roman. Soms heeft het voor lezers van het Reformatorisch Dagblad vermoedelijk ook iets bevreemdends. De mediaconsumptie van de auteur is niet die waarmee zij hun kinderen proberen op te voeden. Wat niet wil zeggen dat die kinderen niet naar muziek op Spotify luisteren, films kijken op Netflix of vriendinnetjes versieren op WhatsApp. Dat doen ze juist wél, en daarom is Vollmers boek toch zeer informatief. Jammer wel dat er hier en daar een vloek op de bladzijden staat.
Landerig scrollen
Ook Vollmer wijst naar de smartphone, als misschien wel de voornaamste uitingsvorm van digitalisme. „Het is het meer dan honderd, tweehonderd keer per dag ontgrendelen van je smartphone. Het is het direct reageren op elk berichtje, mailtje, elke comment of notificatie. Het is jezelf toestaan verongelijkt te zijn wanneer iemand niet snel genoeg op je reageert. Digitalisme is landerig blijven scrollen op Facebook-, Twitter-, Instagram-, of Snapchat-timelines, het besef negerend dat dit scrollen uren van je leven kost die je nooit meer terugkrijgt.”
Heel interessant is Vollmers pleidooi voor gematigdheid en ethiek in technologie. Die moeten helpen om de kwalijkste uitvergrotingen van menselijk handelen door die digitale technologie te bestrijden. Dat moet leiden tot een gezondere digitale samenleving.
Vollmer doet daarvoor per hoofdstuk allerlei aanbevelingen en hij sluit zijn boek bovendien af met maar liefst 24 principes tegen digitalisering. Die principes variëren van begrijpelijke gebruikersvoorwaarden tot neutraal internet en van de vrijheid tot digitale anonimiteit tot de vrijheid om je te vervelen. Bovenal moeten we investeren in een beter begrip van digitale mediatechnologie en in meer verantwoordelijkheidsbesef bij de partijen die deze technologie beheren. Een onafhankelijke autoriteit zou consumenten bovendien weerbaarder moeten maken door hen te beschermen en te informeren. Zo’n overheidsdienst moet dan ook digitale producten en diensten beoordelen op hun integriteit.
Gewiekste designers
Nu is het maar de vraag in hoeverre de overheid hierin een taak heeft. Toch: consumenten kunnen dit niet alleen. Niet omdat we daarvoor te zwak zijn. Opnieuw wijst Vollmer, net als Adam Alter, naar Silicon Valley. Daar zitten gewiekste designers, programmeurs en gedragspsychologen op basis van de oneindige hoeveelheid gebruikersgegevens continu te sleutelen aan parameters, algoritmes en vormgeving, om ons zo lang en zo vaak mogelijk op hun platform, site of app te houden. Niemand van ons kan daar in z’n eentje tegenop.
De drie besproken boeken geven een beklemmend inkijkje in hoe Silicon Valley, synoniem voor de techoptimisten van deze wereld, een apparaat ontwikkelde dat als een immer bliepende, trillende en oplichtende gokkast ons leven meer en meer is gaan beheersen. Beklemmend, omdat we massaal in de greep worden gehouden door apps en platforms die –vaak willens en wetens– zó zijn ontworpen dat ze al onze aandacht opeisen en nooit genoeg hebben. Ons brein beïnvloeden. Onze tijd opslurpen. Tijd, die zoals Vollmer schrijft, nóóit meer terugkomt.
De aandrang bekroop me na het lezen om allerlei apps van mijn telefoon te verwijderen. Om me uit te schrijven bij Twitter, Instagram. Mijn mail ’s avonds niet meer te lezen en m’n smartphone in een kast te leggen. Pas dan ervaar je hoe moeilijk dat is. Hoezeer technologie ons in beslag neemt. Technologie die zéker haar goede kanten heeft. Die we ook gewoon nodig hebben. Maar de juiste balans houden is een haast continue worsteling. Niet voor niets valt in alle drie de boeken de term matigheid. En laat dat nu bij uitstek het kenmerk zijn van een pelgrim die reist naar een betere bestemming.
Boekgegevens
Superverslavend. Waarom smartphones, apps en social media zo verslavend zijn, Adam Alter; uitg. Maven Publishing, Amsterdam, 2017; ISBN 9 789492 493125; 350 blz.; € 21,-;
Is daar iemand? Hoe de smartphone ons leven beheerst, Wouter van Noort; uitg. Thomas Rap, Amsterdam, 2017; ISBN 9 789000 407336; 224 blz.; € 16,99;
On/Off. Op zoek naar balans in digitale tijden, Sidney Vollmer; uitg. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2017; ISBN 9 789038 802350; 383 blz.; € 19,99.