Ethische vraagstukken rond het mens-zijn
Richard Weikart is hoogleraar moderne Europese geschiedenis aan de California State University. Hij schreef het boek ”De dood van de mensheid en een pleidooi voor het leven”. In dit lijvige boek van 430 pagina’s stelt hij veel aan de orde. De boodschap die op elke pagina doorklinkt is dat de seculiere cultuur de westerse samenleving in een crisis gestort heeft en wel zodanig dat het leven in gevaar is.
Het boek bevat acht hoofdstukken, die de belangrijkste ethische vraagstukken rond het mens-zijn behandelen. In de kern van de zaak is de seculiere cultuur deterministisch van aard. Dat gaat twee kanten op: óf de mens is bepaald door de biologie (biologisch determinisme) of door zijn omgeving, opvoeding en dergelijke (omgevingsdeterminisme). Daartegenover stelt Weikart twee andere zaken, namelijk dat de mens geschapen is naar het beeld van God en dat hij een vrije wil heeft.
Het eerste argument is een ontkenning van de reductie van de mens tot een dier en het tweede argument gebruikt Weikart om het determinisme af te wijzen. De mens heeft een vrije wil. Dat moeten we niet in theologische zin opvatten, want dan gaat het om de vraag in hoeverre de mens kan meewerken aan zijn behoud. Weikart schrijft echter een filosofisch boek. Voor hem is belangrijk dat de mens vrij is om keuzes te maken en beslissingen te nemen. De mens is niet voorgeprogrammeerd door zijn genen of het product van zijn omgeving.
In zijn hele boek nemen Darwin en Nietzsche een voorname plaats in. Alle negatieve veranderingen die zich in de moderne tijd hebben voorgedaan zijn aan hen te wijten. Wat zwaar weegt is dat de mens tot materie herleid wordt. De geest bestaat in feite niet omdat ook de geest afhankelijk is van fysische processen (zenuwcellen, hersencellen enz.).
Verantwoordelijk wezen
In het tweede hoofdstuk komt het darwinisme uitvoerig aan de orde. In het derde hoofdstuk komt de biologie aan bod. Vervolgens behandelt Weikart de vraag wat de invloed is van de omgeving en van opvoeding op het handelen van de mens. De vraag is uiteraard niet te vermijden in hoeverre de mens nog een verantwoordelijk wezen is. Dat komt ter sprake in hoofdstuk 5.
De autonomie van de mens ziet Weikart vooral verwoord in de filosofie van Nietzsche en in het existentialisme van Sartre (en Heidegger, hoewel die term niet zo goed past bij Heidegger). Juist deze denkers benadrukken de vrijheid van de mens. Nietzsche en het existentialisme zitten dus op een heel ander spoor dan het darwinisme. Dat laat Weikart mijns inziens niet voldoende uit de verf komen (hoofdstuk 6).
In hoofdstuk 7 gaat de auteur vooral in op medisch-ethische problemen, zoals abortus, euthanasie, zelfmoord. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de toekomst van de mensheid. Steeds plaatst de auteur zijn betoog in een historische context. Daarbij trekt hij de lijnen wel heel direct, zoals die tussen de verlichting en de Holocaust. Bij mij komt de vraag op of hier de nuance niet gemist wordt. Ook het Jodendom stond voor een groot deel onder de invloed van de verlichting en profiteerde ervan. De Joden hadden hun emancipatie niet aan de kerk te danken maar aan het liberale denken in de achttiende en negentiende eeuw over vrijheid en gelijkheid. Tegelijk moet ook erkend worden dat de verlichtingsideeën zich tegen het orthodoxe Jodendom keerden. De verlichting had twee gezichten. Dat maakt de verlichting op vitale punten ongrijpbaar.
Knelpunten
Dat neemt niet weg dat Weikart terecht de vinger legt bij tal van knelpunten. Bijvoorbeeld bij het feit dat de waarde van het menselijk leven ging afhangen van de vraag of een mens altijd als een persoon beschouwd kan worden. Wie durft hiervoor criteria aan te leggen? Toch gebeurt dat. De gevolgen zijn dan ook groot: ongeboren kinderen, zwaar gehandicapten en demente ouderen komen daardoor in de gevarenzone.
Boekgegevens
De dood van de mensheid en een pleidooi voor het leven, Richard Weikart (vert. E. W. J. Maatkamp); uitg. Maatkamp; 430 blz.; € 24,-