Mens & samenleving
Stervenskunst volgens Wilhelmus à Brakel

Nog meer dan nu was vroeger de dood dichtbij. De levensverwachting was korter, en kindersterfte lag zeer hoog. Die wetenschap bracht onzekerheid, maar ook veel aandacht voor wat men de ”stervenskunst” noemde. Hoe moeten wij leven met het oog op de naderende dood? In zijn ”Redelijke Godsdienst” gaat Wilhelmus à Brakel praktisch op deze vraag in, met een tekst die ons ook vandaag nog veel heeft te zeggen.

19 November 2022 14:48Gewijzigd op 25 November 2022 10:28
beeld RD
beeld RD

Wilhelmus à Brakel

„Als u vraagt waarin die voorbereiding op ons sterven bestaat, antwoord ik:

1

Maak u al vroeg los van de wereld. Christus zegt: „Wacht uzelf, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome” (Luk. 21:34). Een boom die diepe wortels heeft kan alleen met veel moeite en gekraak uit de aarde losgetrokken worden; terwijl we een boompje dat nauwelijks geworteld is er zo uittrekken. Zo gaat het ook met mensen die stevig aan de aarde vastzitten. Er zijn dan zoveel gedachten die het hart in beslag nemen, dat er geen tijd is om aan het levenseinde te denken. Zulke mensen worden door de dood overvallen zonder dat ze op hem gerekend hebben; en dus verkeren ze op dat moment in grote ontsteltenis. Stel u er daarom op in om alles van deze wereld als leeg, voorbijgaand, ontoereikend en zelfs gevaarlijk te beschouwen. Zorg dat u van de dingen gebruikmaakt zonder dat uw ziel zich eraan hecht. Zeker, het kost inspanning om innerlijk los te zijn van al het zichtbare; maar als u die gestalte behoudt, kunt u dit leven zeer gemakkelijk verlaten. U bent dan immers al los van het aardse!

2

Leer te leven door het geloof alleen, en steun op Gods Woord. Het behaagt de Heere om Zijn kinderen „door geloof, en niet door aanschouwen” te laten leven (2 Kor. 5:7), terwijl ze dat laatste vaak wel graag zouden willen. Maar wie niet tevreden is met een leven door geloof alleen, is onthand als de dood zich aandient. Op dat moment komt het immers op geloof aan! Wie dan tijdens zijn leven nooit door het geloof in God verblijd was en op Christus geleund heeft, kan dat in zijn laatste ogenblikken niet snel nog even leren! Bij degene echter die wel leerde door het geloof te leven, functioneert dat geloof ook bij zijn sterven. Als zo iemand heengaat, kan hij uitroepen: „Ik weet Wie ik geloofd heb, en ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot die dag” (2 Tim. 1:12).

3

Sta ernaar om altijd een gerust geweten te hebben en uit het verzoeningswerk van Christus te leven. Zeker, ongetwijfeld zult u struikelen en in zonde vallen, maar waak ervoor om daarin te blijven liggen en met een onrustig geweten verder te leven. Ik verzeker u dat u dan in uw laatste ogenblikken pas echt ontsteld zult zijn, omdat dan uw geloof het hevigst aangevochten wordt. Bent u in zonde gevallen, sta dan daarna zo snel mogelijk op, en neem het bloed van Christus opnieuw aan tot verzoening. Worstel net zolang, tot de vrede in uw geweten weergekeerd is. Alleen zo kunt u ook op uw sterfbed uw zonden leggen op „het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt” (Joh. 1:29); alleen zo wordt uw geweten gereinigd van dode werken, door het bloed van Christus (zie Hebr. 9:14); alleen zo bent u bekleed met de gerechtigheid van Christus, en dus volmaakt in Hem; en alleen zo hoeft u niet bang te zijn voor het oordeel dat na de dood wacht.

4

Maak er uw gewoonte van om onafgebroken rekening te houden met de dood, en om voortdurend te denken aan uw stervensuur. Nee, dat is nog niet zo gemakkelijk! Onze natuur verzet zich daartegen, en maar al te gemakkelijk vergeten we dat we sterven moeten; en als we daar eens een keer wel aan denken, laat het niets blijvends na, en is er geen sprake van „een wijs hart bekomen” (Ps. 90:12). Vele heidenen maakten er een gewoonte van om vaak aan de dood te denken. Ze stelden dat het leven van een wijs mens bestond uit het nadenken over de dood. Er waren er, die iedere dag lieten uitroepen: „Denk eraan dat u een mens bent en dat u zult sterven.” Maar ook vele Bijbelheiligen vroegen of hun gedachten op hun stervensuur gericht mochten worden. David bad: „Heere, maak mij bekend mijn einde, en welke de mate mijner dagen zij; dat ik wete hoe vergankelijk ik ben. Zie, Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U” (Ps. 39:5-6); en Mozes: „Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen” (Ps. 90:12). En heeft ook Christus niet vaak over Zijn sterven gesproken?

Het denken aan onze dood houdt onder andere in, dat we alles moeten proberen te doen alsof het voor het laatst is. Maar ook: dat we alle moeite en leed dragen alsof we daarvan misschien vanavond al door de dood verlost worden. Hoe geduldig zullen we dan zijn, hoe weinig zullen we in ons doen en laten onze eigen eer, onze eigen positie en ons eigen belang op het oog hebben; en hoe goed voorbereid zullen we zijn als de dood daadwerkelijk komt! We zagen de dood immers dagelijks al aankomen? Welnu, aan het werk! We komen er niet met slechts even snel te bedenken dat we ons op onze dood moeten voorbereiden. Slechts door veel inspanning zal onze ziel de juiste gestalte verkrijgen.

5

Maak haast om te doen wat afgewerkt moet worden. Doe nu wat u dan zult wensen gedaan te hebben. Er is zoveel wat nog moet gebeuren, en u hebt nog maar weinig tijd. Hebt u al genoeg geloof? Is uw hart verwarmd in de liefde? Moet u nog zonden bestrijden en overwinnen? Bent u al los van aardse dingen, en leeft u gericht op de onzichtbare dingen? Bent u al een voorbeeld in nederigheid, zachtmoedigheid, vrijgevigheid, geestelijkheid en naastenliefde? Hebt u uw vijanden lief? Hebt u al zodanig een voetstap in de aarde gedrukt, dat degenen die na uw sterven achterblijven stilletjes zullen denken: Hoe voorbeeldig leefde die persoon; laat ik in zijn voetspoor gaan! Ik weet dat u in dit alles nog veel tekortschiet; maar juist daarom moet u haast maken. Er is nog maar weinig tijd! Hoe zalig zal het zijn als u op uw sterfbed met Hizkia kunt zeggen: „Och Heere, gedenk toch dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb” (Jes. 38:3).”
Uit: Redelijke Godsdienst deel 2B, Wilhelmus à Brakel, hertaling Jasper J. Stam MA; uitg. De Banier; € 49,95

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer