Je vijanden liefhebben? Dus niet. „Iemand liefhebben die mij wil doden, lijkt mij volledig in te druisen tegen de menselijke natuur.” Dat was wat de Arnhemse Abdelkarim me vanuit Syrië vertelde, toen hij daar aan het vechten was voor een van de jihadistische groepen die het land rijk is.
Ik denk zomaar dat Abdelkarim het op dat punt goed gevonden had met Thierry Baudet. Navragen kan ik het niet meer, want Abdelkarim vond de dood in Aleppo tijdens het bevechten van zijn vijanden om die stad. De jihadist kreeg daarmee zijn diep gekoesterde wens.
Ik moest aan hem denken toen Forum voor Democratie-voorman Thierry Baudet recent in het nieuws kwam vanwege zijn uitspraken over (onder meer) het christelijk geloof. Dat geloof is een „ideologie van zwakkelingen”, zei hij. Een religie voor „kneusjes.” Een geloof waar het ontbreekt aan „mannelijkheid”, waar je niet eens goed terug mag vechten als je wordt aangevallen.
Dat soort uitspraken is niet nieuw en ook niet alleen typerend voor sommige rechtse cultuurchristenen. Je kunt ze evengoed uit de mond van jihadisten horen. De verschillen tussen die twee groepen kunnen haast niet groter zijn, maar de opmerkelijke overeenkomst is: beide beroemen zich op een masculiniteit die zij zouden bezitten maar die het Evangelie niet zou kennen.
Nu is er de afgelopen dagen al genoeg gezegd over hoe Baudet met zijn uitspraken, gewild of ongewild, precies de kern van het Evangelie raakt. Ja, Christus is gekomen voor kneusjes en niet voor mensen die zichzelf prima kunnen redden. Ja, Gods kracht wordt in zwakheid volbracht. Ja, het moet steeds opnieuw over het kruis gaan omdat hierin onze enige hoop ligt.
Maar wordt hier niet toch ook een thema neergezet dat wat serieuzer aandacht verdient? Dat vermeende gebrek aan masculiniteit in het christelijk geloof, dat zowel sommige jihadisten als rechtsextremisten signaleren, hoe zit het daarmee?
Het is te makkelijk om de kritiek daarop met een enkele oneliner af te doen. Daarvoor zijn de feiten te sprekend. Want inderdaad laten meer mannen dan vrouwen de kerk voor wat ze is. Zo zijn beduidend meer kerkgangers vrouw dan man, becijferde onderzoeksbureau Pew. Ook vinden veel meer vrouwen godsdienst „heel belangrijk” in hun leven dan mannen. En dat verschil is specifiek voor het christelijk geloof; in de islam bestaat deze genderkloof niet.
Nu is het de vraag of dit verschil altijd al heeft bestaan in het christelijk geloof. Met andere woorden: zit er in het christendom iets wezenlijk onmannelijks zoals Baudet denkt in navolging van onder anderen de 19e-eeuwse filosoof Friedrich Nietzsche?
Historici kunnen die vraag zonder veel moeite beantwoorden met een duidelijk nee. Kijk maar naar de eerste eeuwen van de christelijke kerk. In de tijd van de vervolgingen vergde het heel wat moed en doorzettingsvermogen om tegen de stroom van de tijd op te zwemmen en Christus te volgen. Het was zeker niet onmannelijk om christen te worden – integendeel. Voor zover te achterhalen valt, was er van een genderkloof toen geen sprake.
Bruidsmystiek
Wanneer is dat veranderd? Allereerst: in grote delen van de kerk is dit nooit veranderd. De oosterse kerken leggen van oudsher veel nadruk op Christus als de opgestane Overwinnaar, de Pantocrator Die in heerlijkheid de wereld regeert. Dat zijn titels die met mannelijkheid worden geassocieerd. En geloof het of niet, maar in de oosterse kerken komt de genderkloof veel minder voor.
In de westerse kerk daarentegen kwam de persoonlijke relatie van de gelovige met Christus veel meer centraal te staan. Verschillende kenners wijzen daarvoor helemaal terug naar de middeleeuwen, toen voor het eerst de bruidsmystiek populair werd. Volgens onderzoekers als de rooms-katholieke wetenschapper Leon Podles en de Amerikaanse auteur David Murrow is de lyrische taal van de bruidsmystiek een van de redenen dat de westerse kerk langzaamaan steeds meer feminien is geworden.
Mystici als Bernard van Clairveaux begonnen de Bijbelse beelden van Christus als de Bruidegom en de Kerk als de bruid een individuele toepassing te geven – een toepassing die de eeuwen zou verduren. De versmelting van de ziel met Christus zoals getekend in de bruidsmystiek werd een belangrijk thema bij onder anderen de puriteinen en de nadere reformatoren.
Naast al het goede hiervan zit er volgens Podles ook een maar aan: mannen zouden zich minder bij deze benadering thuis voelen. En dat geldt dan vooral voor de latere, meer moderne uitwassen van deze individuele ‘liefdeslijn’: kerkliederen die nauwelijks nog te onderscheiden zijn van seculiere love songs, preken die er vooral over gaan hoe geliefd we zijn en een algehele atmosfeer die meer over het Lam gaat dan over de Leeuw.
Als een kerk daarop een correctie wil doorvoeren, hoe moet ze dat dan doen? Het probleem is dat je met die correcties nogal eens van de regen in de drup terechtkomt. Dan krijg je van de weeromstuit een geloof waarin Jezus als een Amerikaanse filmster de heldenrol vervult en waarin Zijn volgelingen vooral aangemoedigd worden om met wapens te zwaaien. Dat beeld van militante mannelijkheid leeft volop in Amerikaanse evangelicale kringen, heeft onderzoekster Kristin Kobes du Mez aangetoond in haar boek ”Jesus and John Wayne”.
Of, nog erger, je krijgt een christelijk geloof dat misschien wel masculien is, maar tegelijk kritiekloos meegaat in het mede door Nietzsche geïnspireerde gedachtegoed van de nazi’s, zoals de Deutsche Christen deden in de Tweede Wereldoorlog.
In zowel het Amerikaanse als het Duitse voorbeeld is het probleem dat wat de cultuur op een bepaald moment mannelijk vindt, als een blauwdruk over de theologie wordt gelegd. Blijkbaar is het dus van enorm belang dat we eerst ons idee van mannelijkheid zorgvuldig ijken aan de Bijbel voordat de mouwen worden opgerold en de spieren worden gestaald.
Journalist Jacob Hoekman speurt in de geschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws.