Een politieke partij verbieden; hoe gaat dat in z’n werk?
De roep om Forum voor Democratie te verbieden zwelt aan, na nieuwe en geruchtmakende uitspraken van partijleider Baudet. Kan zoiets eigenlijk wel in Nederland? Zes vragen.
Heeft de Nederlandse rechter wel eens een eind gemaakt aan het bestaan van een politieke partij?
Ja, slechts bij hoge uitzondering, maar het is wel voor gekomen. Zo bekrachtigde de Hoge Raad in 1894 een vonnis waar de Sociaal-Democratische Bond (SDB) een verboden partij werd genoemd. De SDB stelde zich de omverwerping van de bestaande maatschappelijke orde ten doel, „met alle haar ten dienste staande middelen.” In 1944 sneuvelde de NSB en in 1956 haar opvolger, de Nationaal Europese Sociale Beweging (NSEB). De meest recente verbodenverklaring heeft betrekking op de Centrumpartij’86 (CP’86). In het vonnis motiveerde de rechtbank in 1998 dat de partij niets anders beoogde dan het oproepen en aanzetten tot, dan wel het bevorderen van discriminatie van allochtonen.
Is discriminatie dan dé rechtsgrond om over te gaan tot een partijverbod?
Nee, de rechtsgrond is gelegen in artikel 2.20 van het burgerlijk wetboek dat verwijst naar het schenden van de openbare orde als doorslaggevend criterium. Als de officier van justitie dat kan aantonen, mag het recht op vereniging worden ingeperkt. Overigens is dit artikel niet toegesneden op politieke partijen, maar meer in het algemeen op rechtspersonen. Daaronder vallen ook politieke partijen, want bij al de hierboven genoemde verbodenverklaringen trok de rechter steevast dit artikel uit de kast. Om het toepassen ervan nog effectiever te maken, is de tekst van dit artikel onder het kabinet-Rutte III nog verder aangescherpt.
Hoe kwam de rechter in 1998 tot de slotsom dat door toedoen van CP’86 de openbare orde in gevaar werd gebracht?
Het discriminatoire handelen van die partij ging verder dan het opnemen van allerlei grensoverschrijdende zinsnedes in bijvoorbeeld het beginsel- of verkiezingsprogramma. Er doken destijds ook beelden op van gemeenteraadsleden van CP’86 die de Hitlergroet brachten. Andere partijvertegenwoordigers uitten dreigementen aan het adres van politieke opponenten en de partij raakte verstrikt in allerlei rechtszaken. Dat woog allemaal mee. Overigens zou diezelfde rechter het een stuk makkelijker hebben gehad als hij destijds al had kunnen beschikken over de onder Rutte III aangescherpte tekst van artikel 2.20. Daarin zijn de gronden voor een verbodenverklaring namelijk behoorlijk verruimd. Ook „gedragingen die klaarblijkelijk dreigen te leiden tot het aanzetten tot haat of discriminatie” vallen daaronder, evenals „gedragingen die dreigen te leiden tot de ontwrichting van het openbaar gezag.”
Stel, de officier van justitie besluit om artikel 2.20 uit de kast te trekken in een poging FVD verboden te verklaren. Hoe kansrijk zou dat zijn?
Ai! Dat zal niet gaan, want dit aangescherpte artikel is (nog) niet van toepassing op politieke partijen. Die vallen nog onder de oude bepaling, zo besloot Rutte III met goedkeuring van de Tweede en de Eerste Kamer.
Vanwaar die uitzondering?
Dat komt omdat er in Nederland nog steeds geen overkoepelende wet is, waarin alle vereisten over bijvoorbeeld de partijorganisatie, de partijfinanciering of de (digitale) campagnevoering staan opgesomd. Zo’n wet moet er wel komen, besliste Rutte III, en die gaat dan ook de bepalingen voor het ontbinden en/of verbieden van politieke partijen bevatten. Punt voor nu is alleen dat die wet er nog niet is. De laatste tekenen van leven dateren van 2020. Op 11 juni van dat jaar schetste minister Ollongren, die destijds verantwoordelijk was voor de wet, globaal wat haar voor ogen stond. Op 5 oktober was haar verwachting dat de concept-wettekst voor het eind van dat jaar beschikbaar zou zijn voor de publieksconsultatie, maar dat is dus niet gelukt.
Hoe aannemelijk is het dat het OM binnenkort toch een poging onderneemt (met behulp van het oude artikel dus)?
Dat is lastig te zeggen. Een en ander zal mede afhankelijk zijn van de vraag wanneer de radicalisering van Baudet eindelijk halthoudt. Als hij blijft doorgaan met het systematisch kleineren en beschimpen van bewindslieden en het verspreiden van complottheorieën is het niet uitgesloten dat justitie op enig moment een streep wil trekken. Maar, het OM zal niet over één nacht ijs gaan. Er zijn namelijk ook argumenten om deze stap zo lang mogelijk uit te stellen. Als partijen doorprocederen tot aan de Hoge Raad kan zo’n rechtsgang jaren duren. Zeker in campagnetijd zou dat Baudet een uitgelezen kans bieden zich op te werpen als martelaar van het vrije woord. Verder is het de vraag of een partijverbod veel uithaalt. Het gedachtengoed van CP’86 verdween niet met het verbieden van de partij. Sterker nog, bij het opkomen van de LPF en de PVV bleek dat nog altijd springlevend te zijn.