Dakloze David: Een slaapplek krijg je niet cadeau, daar moet je voor vechten
De een is de zestig gepasseerd, de ander is nog geen dertig. David en Vaish weten beiden wat het betekent om op straat te moeten overleven. „Een slaapplek krijg je niet cadeau.”
Een jongeman die hem bij een brug een halve vlaai gaf, of voorbijgangers die hem een tas eten van een kiprestaurant overhandigden. David (62), die een periode buiten sliep en nu in een locatie voor noodopvang verblijft, zal hen niet snel vergeten. Meer dan eens ontmoette de dakloze hulpvaardige mensen, maar eenvoudig is het leven op straat allerminst, vertelt hij.
In het kantoor van het Straat Consulaat aan de Parkstraat in Den Haag (zie ”Manifest bepleit andere aanpak voor oplossen van dakloosheid”) zit David achter een kop koffie. Hij wil niet met zijn echte naam in de krant, omdat er nog een procedure voor een verblijfsvergunning loopt. Op de tafel voor hem liggen zijn pet, z’n inschrijvingsformulier bij het Haagse Daklozenloket en een medische verklaring. In de aanloop naar Wereld Daklozendag, maandag, vertelt hij hoe hij op straat is beland en hoe zijn leven er sindsdien uitziet.
In de jaren negentig komt David voor studie vanuit Suriname naar Nederland, waar zijn ouders dan al wonen. Na zijn opleiding wil hij terugkeren naar zijn geboorteland. Door ziekte en medische behandelingen van zijn moeder blijft hij toch in Nederland, tot haar overlijden in het jaar 2000. Daarna wil hij zijn vader, die depressief wordt, niet alleen laten en besluit hij bij hem te blijven wonen. Zelf is David meer dan eens ziek en blijkt hij uiteindelijk hartpatiënt, waardoor werken niet lukt.
Nieuw paspoort
Als zijn vader in 2021 overlijdt, moet David kort daarna diens huis uit. Omdat hij niet als inwoner van Nederland staat ingeschreven –hij had indertijd een tijdelijke verblijfsvergunning–, stapelen de problemen zich op. „Ik had na mijn studie terug moeten gaan naar Suriname, maar ben hier gebleven vanwege de zorg voor mijn ouders. Sinds kort heb ik een nieuw paspoort; het vorige was zoekgeraakt. Hopelijk krijg ik de komende tijd ook een permanente verblijfsvergunning.”
In de zomer van 2021 belandt David op straat. Als ongedocumenteerde komt hij –afgezien van de wintermaanden– niet in aanmerking voor een bed in een nachtopvang voor daklozen. „Ik was dag en nacht buiten. Eten was geen probleem. Een paar keer per week at ik in een dagopvang, en op vrijdag kreeg ik een maaltijd van het Straatpastoraat. Maar een slaapplek krijg je niet cadeau, daar moet je voor vechten. Op een gegeven moment had ik samen met een paar jongens buiten een plekje gevonden waar we sliepen, maar daar werden we door de politie weggejaagd.”
In de periode dat hij vanwege de winterregeling welkom is in de nachtopvang, ontvangt David hulp van onder meer het Straat Consulaat. Vanwege zijn slechte gezondheid hoeft hij na de sluiting van de winteropvang niet opnieuw op straat te overnachten. Hij krijgt een bed in een noodopvang in een hotel, waar hij een kamer deelt met een lotgenoot. Een paar keer per week verricht hij als vrijwilliger hand- en spandiensten bij het Straat Consulaat. „Ik heb heel weinig energie. Mijn lichaam bepaalt wat ik kan doen.”
Bankslaper
Ook Vaish (27) weet wat het is om geen vaste woon- of verblijfplaats te hebben. Ze wordt geboren in een Surinaams gezin in Amsterdam. Op haar vijfde wordt ze uit huis geplaatst. In de jaren die volgen, woont ze in zes verschillende steden, in onder meer een crisisopvang, een pleeggezin, bij familie, in een ggz-instelling en in een gezinshuis. „Ik heb honderd hulpverleners gehad.”
De beste herinneringen bewaart ze aan de jaren in een gezinshuis, waar ze „voor het eerst een basisopvoeding” krijgt. „Daar leerde ik tandenpoetsen. Ik was toen al veertien jaar.” Na enkele jaren ontstaan er problemen in het huis. „Er werd op alles bezuinigd, er kwam een nieuwe teamleider en de gezinshuismoeder kreeg onterecht ontslag.”
In 2015 moet Vaish het gezinshuis verlaten. Omdat ze inmiddels boven de achttien is, valt ze niet meer onder jeugdzorg. Ze woont kort bij haar moeder, met wie ze dertien jaar geen contact heeft gehad. „Daarna ben ik anderhalf jaar bankslaper geweest. Ik keek elke dag bij wie ik een nachtje mocht slapen, bij een tante of iemand anders. Overdag liep ik op straat, zonder een euro op zak.”
Wanneer ze op zoek gaat naar eigen woonruimte, komt ze allerlei barrières tegen, onder meer doordat ze geen postadres heeft en haar ID kwijt is. Als ze bij het Leger des Heils aanklopt, stuit ze op een wachtlijst voor begeleid zelfstandig wonen. Uiteindelijk krijgt ze een plek in een jongerenopvang van het Leger. „Daar heb ik vier jaar gewoond, met steeds andere kamergenoten.”
Omklapwoning
In 2022 stroomt ze door naar een zogeheten omklapwoning in een rustige wijk in Den Haag. „Voor het eerst sinds m’n vijfde heb ik nu een eigen huis, een eigen badkamer. Hiervoor moest ik een contract tekenen, samen met het Leger des Heils en de woningbouwvereniging. Als ik na een halfjaar heb bewezen dat ik zelfstandig kan wonen, komt de woning op mijn naam te staan. Hopelijk is dan alle ellende van de afgelopen jaren voorbij.”
Nadat ze eerder vrijwilligerswerk heeft gedaan voor het Straat Consulaat is Vaish er sinds juni voor 32 uur per week in dienst als belangenbehartiger. „Iedereen heeft recht op onderdak. Daar maak ik me sterk voor.” Ook bestrijdt Vaish –ze doorliep het vmbo-tl, maar moest een mbo-opleiding maatschappelijke zorg vroegtijdig afbreken– onjuiste beeldvorming over dakloze mensen. „Niet iedere dakloze is verslaafd of agressief, zoals sommigen denken. En als iemand wel agressief is, moet je je afvragen hoe dat komt, wat erachter zit.”
Tas
Ook David hoopt ooit weer eigen woonruimte te krijgen. Intussen heeft hij in de noodopvang waar hij verblijft een tas met spullen klaarstaan voor het geval hij toch onverhoopt weer op straat zou belanden. „Je weet nooit of je je plek in de opvang een keer kwijtraakt.”
Hij verlangt bepaald niet terug naar het leven op straat, al koestert hij de herinneringen aan mensen die indertijd naar hem omzagen en hem bijvoorbeeld iets te eten gaven. Zelf bekommerde hij zich ook om andere dak- en thuislozen. Als hij een maaltijd kreeg bij het Straatpastoraat deelde hij die met een 82-jarige man uit Senegal die niet in staat was om daar zelf heen te gaan. „Toen mensen me bij de brug een keer een tas eten gaven, had ik geen trek. Een andere dakloze zocht op dat moment naar eten in prullenbakken. Daarom heb ik die maaltijd aan hem gegeven.”
David heet in werkelijkheid anders.