Italië kiest zondag een nieuw parlement– twee maanden en vier dagen na de val van de regering-Draghi. De kans is groot dat de 45-jarige Giorgia Meloni van Fratelli d’Italia (Broeders van Italië) er met de winst vandoor gaat.
Er heerst een opgewekte atmosfeer, donderdagavond op het Romeinse Piazza del Popolo. Giorgia Meloni en haar bondgenoten –Matteo Salvini van de Lega en Silvio Berlusconi van Forza Italia– houden er een gezamenlijke slotbijeenkomst van de verkiezingscampagne.
Het publiek bestaat voor de meerderheid uit aanhangers van Fratelli d’Italia, gewapend met uitbundig wapperende partijvlaggen. Ze hebben verreweg de overhand over het handjevol vaandels van Lega en Forza Italia. „Eindelijk is het zo ver. Zondagavond vieren we feest!”, glunderen de zussen Carlotta (30) en Allegra (24), activisten van de jeugdafdeling van Forza d’Italia. Veertiger Claudio houdt nog een slag om de arm: „We liggen ver voor, maar hebben nog niet gewonnen. Bijna 40 procent van de kiezers heeft nog geen keuze gemaakt.”
Conservatief
„Schrijf in je krant dat wij geen fascisten zijn, maar democraten en patriotten. De rest is alleen maar laster van links”, betogen Antonio en Giovanni, heren op leeftijd uit een Romeinse buitenwijk. Vooral in de buitenlandse pers is veel gespeculeerd over het „fascistisch gevaar” van een rechtse zege. Het Duitse weekblad Stern presenteerde Meloni op de voorpagina zelfs als „de gevaarlijkste vrouw van Europa.” Maar het valt moeilijk aan te nemen dat alle Italianen die naar verwachting op de partij van Meloni gaan stemmen fascisten zijn.
Meloni heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld tot de voornaamste spreekbuis van conservatief, nationalistisch en orthodox rooms-katholiek Italië. Daarmee heeft zij op rechts de leiding overgenomen van Salvini, wiens populariteit in de afgelopen jaren drastisch is afgenomen. Het verbond van hun partijen, samen met Forza Italia van Silvio Berlusconi, kan rekenen op bijna de helft van de stemmen. Bij het huidige kiesstelsel, dat gunstig is voor brede coalities, is dat ruim voldoende voor een absolute parlementaire meerderheid.
Oppositie
Ter linkerzijde is het niet gelukt om een gezamenlijk anti-rechts front te vormen. Enrico Letta, leider van de Partito Democratico, de grootste linkse formatie, heeft lange tijd geprobeerd om zowel uiterst linkse partijen als centrumformaties aan zich te binden, maar zonder succes. De progressieven blijven verdeeld over zaken als bijstand, begrotingstekort, milieu en steun aan Oekraïne. Bovendien bleek dat de kleinere formaties op meer stemmen konden rekenen als ze onafhankelijk de strijd in zouden gaan, en niet als bijwagen van de Partito Democratico. Daarmee werd het ieder voor zich en staat de coalitie van Meloni nu (virtueel) 20 punten voor op die van Letta.
Omdat de uitslag al vast leek te staan, bracht de verkiezingscampagne aanvankelijk weinig opzienbarends. Pas in de afgelopen dagen werd het spannender naar aanleiding van het thema burgerschapsinkomen. Dat is een bijstandsregeling die drie jaar geleden op initiatief van de Vijfsterrenbeweging werd ingevoerd, maar die Meloni’s partij wil afschaffen.
Giuseppe Conte van de Vijfsterrenbeweging heeft een electorale eindspurt ingezet met een heftige verdediging van het burgerschapsloon en de belofte van nieuwe steunmaatregelen. Dat sloeg vooral aan in het arme zuiden van het land, waar de beweging snel aan populariteit won. De overwinning van rechts lijkt daarmee nog niet in gevaar, maar kan minder overtuigend uitvallen dan vorige week nog werd verwacht.