Meeste vlinders lijden onder stikstof, een paar profiteren
Het aantal dagvlinders in Nederland is sinds 1992 gehalveerd. Die afname is voor een groot deel te wijten aan stikstof, stelt prof. Michiel Wallis de Vries, onderzoeker bij De Vlinderstichting.
Met de vlinders is het dramatisch gesteld in Nederland. Sinds 1900 zijn zeventien soorten dagvlinders uit ons land verdwenen. Tien worden op dit moment met uitsterven bedreigd. Van de 53 soorten die nu nog voorkomen, staan er 32 op de Rode Lijst, een overzicht van verdwenen of bedreigde soorten.
Een belangrijke oorzaak voor de achteruitgang is een overmaat aan stikstof. „Veel vlinders zijn van nature afhankelijk van leefgebieden die slecht tegen te veel stikstof kunnen, zoals heide, kalkgrasland en natte schraallanden (voedselarme, vochtige graslanden, MC)”, zegt Wallis de Vries. „Als je daar stikstof aan toevoegt, veranderen die van samenstelling en verdwijnen stikstofgevoelige planten en vlinders.”
Van nature is stikstof beperkt in de bodem aanwezig. „Veel vlinder- soorten hebben zich daarom aangepast aan schaarste. Nu is de situatie omgekeerd en zijn de meeste gebieden stikstofrijk. Daar kunnen veel vlinders niet tegen.”
Herstelmaatregelen
De Vlinderstichting houdt al jaren nauwlettend in de gaten hoe het ervoor staat met de dagvlinders in Nederland. Sinds 1990 maakt ze gebruik van het meetnet vlinders, in samenwerking met het CBS, waarbij honderden vrijwilligers systematisch vlinders tellen. Het is daardoor precies bekend welke soorten toe- of afnemen. De meeste vlindersoorten, 27 van de 53, komen voor in van nature stikstofarme milieus, zoals heide, duin, stuifzand en hoogveen. Hiervan is ruim de helft in aantal afgenomen in de periode 1992 tot 2021, blijkt uit het onderzoek van de Vlinderstichting. Dankzij herstelmaatregelen doet 20 procent van de vlinders uit deze categorie het de laatste jaren juist beter.
Een tweede groep vlinders omvat soorten van matig voedselrijke milieus, zoals bloemrijke graslanden en wegbermen. Van de elf soorten in deze groep doet ook ruim de helft het slecht, terwijl ongeveer 20 procent een opwaartse trend laat zien.
Dan zijn er nog veertien vlindersoorten die wél goed tegen stikstof kunnen, zoals koolwitjes. In deze categorie zijn iets meer soorten in aantallen toegenomen dan er zijn afgenomen.
Klokjesgentiaan
Stikstof heeft op een aantal manieren effect op de vlinderstand. Zo kan de vegetatie dichtgroeien, waardoor bijvoorbeeld de klokjesgentiaan –een zeldzame plant met grote blauwe bloemen die op natte heide voorkomt– zich niet kan verjongen en uiteindelijk verdwijnt. Voor het gentiaanblauwtje, een vlinder die eitjes op de klokjesgentiaan afzet, betekent dat „einde verhaal”, zegt de Wageningse vlinderexpert.
Maar ook voor vlindersoorten die niet zo afhankelijk zijn van een zeldzame plantensoort, is een overmaat aan stikstof nadelig. Veel rupsen hebben zonnewarmte nodig om goed te kunnen groeien. Als de vegetatie door te veel stikstof in het voorjaar al dichtgroeit, vangen de rupsen te weinig zonlicht op. Wallis de Vries: „Zelfs in een opwarmend klimaat kan het dan te koud zijn. De rups groeit daardoor langzamer en heeft een slechtere overlevingskans.”
Dan is er nog een derde effect, dat minder goed is onderzocht. Door te veel stikstof verandert de samenstelling van voedingsstoffen in planten, wat de overleving van bepaalde rupsensoorten verlaagt.
Ardennen
Dit mechanisme is waargenomen bij de rups van de bruine vuurvlinder, die alleen schapenzuring en veldzuring eet. In heidegebieden die veel last hebben van verzuring –vroeger door zwavel, tegenwoordig door stikstof– komt de bruine vuurvlinder minder voor dan in heide met een minder zure en mineraalrijkere bodem, ook als de planten die de rupsen nodig hebben in beide gebieden veel aanwezig zijn.
In Duitsland zijn proeven gedaan waarbij rupsen op zuring met meer of minder stikstof konden opgroeien. Op planten met veel stikstof deden rupsen het slechter.
Een ander voorbeeld is de veenbesparelmoervlinder, een soort die vroeger lokaal voorkwam in Overijssel, Gelderland en Limburg, maar tegenwoordig alleen nog aanwezig is in een paar hoogveengebieden in Drenthe. Wallis de Vries heeft meegewerkt aan onderzoek naar de rupsen van deze vlinder. Rupsen die veenbes uit Drenthe te eten kregen, groeiden harder, maar hadden een slechtere overlevingskans dan rupsen op veenbes uit de Ardennen, waar de stikstofneerslag lager is. „Dat is een sterke aanwijzing dat de kwaliteit van de plant belangrijk is voor de overleving van de rups.”
De vlinderexpert kan wel verklaren waarom de mineralensamenstelling van planten juist voor vlinders zo belangrijk is. „Tijdens de metamorfose in het popstadium moet het diertje zich reorganiseren van een op de groei gerichte rups naar een op de voortplanting gerichte vlinder. Dat proces gebeurt zonder dat de rups tussendoor kan eten. Alles wat voor de metamorfose nodig is, moet ze dus al opgenomen hebben. Andere insecten zoals sprinkhanen kennen zo’n popstadium niet en kunnen eventuele tekorten makkelijker aanvullen.”
Brandnetel
Sommige vlindersoorten profiteren juist van de overdaad aan stikstof. Het gaat dan om algemene soorten als de dagpauwoog, kleine vos en gehakkelde aurelia, waarvan de rupsen graag brandnetel eten. Deze plant gedijt goed in een stikstofrijke omgeving, en rupsen pikken daar een graantje van mee.
Koolwitjes doen het ook goed. Wallis de Vries kan dat wel verklaren. „Zij vormen meerdere generaties per jaar. Dat betekent dat ze in staat zijn om snel te groeien. Daar hebben ze veel voedingsstoffen zoals stikstof voor nodig.”
Het bont zandoogje is de laatste jaren zelfs sterk toegenomen. Deze vlinder kan goed met stikstof overweg, weet de vlinderexpert. „De soort is flexibel. Rupsen kunnen langzamer of sneller groeien. Ze kunnen dus inspelen op een groter aanbod aan stikstof.”
In hoeverre nachtvlinders, een groep bestaande uit zo’n 2350 soorten, te lijden hebben onder stikstof, durft Wallis de Vries niet te zeggen. Sinds een kleine tien jaar bestaat er het Landelijk Meetprogramma Nachtvlinders, waarbij vrijwilligers hun vondsten doorgeven. Het is volgens de onderzoeker echter nog te vroeg om uit deze gegevens conclusies te trekken.
Herstel
Om de dagvlinders in Nederland te redden, is het volgens Wallis de Vries hard nodig om de stikstofuitstoot te verminderen. Hij staat dan ook achter de overheidsplannen om deze uitstoot tegen 2030 te halveren. „Zo’n stip op de horizon maakt het heel concreet. Die richting moeten we wel op.”
Behoud van de vlindersoorten die nu in Nederland voorkomen, is volgens de vlinderexpert mogelijk mits de stikstofuitstoot flink omlaaggaat. „Vlinders zijn in staat om snel populaties op te bouwen. Als de omstandigheden verbeteren, kan het herstel hard gaan. Zorgwekkend is wel dat twee op de drie dagvlinders op de Rode Lijst staan en dus bedreigd zijn. Dat betekent dat ze echt kwetsbaar zijn en herstel niet lang op zich moet laten wachten.”