Kerk als voorportaal Ter Apel
Een toenemend aantal kerken in Groningen en Drenthe biedt onderdak aan asielzoekers die in Ter Apel op straat bivakkeerden. Afgelopen nacht sliepen ruim 250 ontheemden in kerken en kerkelijke gebouwen.
Dat heeft directeur John van Tilborg van de Groningse organisatie Inlia, die asielzoekers en vluchtelingen in nood helpt, desgevraagd gezegd. Zondagavond bracht het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) in totaal 146 mensen vanuit Ter Apel naar diverse kerken, aldus Van Tilborg. In de nacht van maandag op dinsdag vonden nog eens 109 asielzoekers onderdak in kerkelijke gebouwen.
De Inlia-directeur zegt al langer met het COA in gesprek te zijn over het bieden van hulp om te voorkomen dat asielzoekers in Ter Apel op straat moeten slapen. „Zaterdagmiddag hebben we overleg gehad met 47 ambtsdragers van kerken in Noord-Nederland. We vinden het niet te verantwoorden dat de opvang door de humanitaire ondergrens is gezakt en dat we als land niet in staat zijn een plek te vinden voor minder dan duizend asielzoekers. De kwaliteit van het bestaan van mensen is in het geding.”
Van Tilborg zegt dat hij zondagmiddag door het COA werd benaderd om daadwerkelijk slaapplekken te bieden. „We hadden toen 146 bedden beschikbaar. De mensen zijn met bussen van het COA naar de diverse locaties gebracht.”
De ene kerk biedt tien personen onderdak, een andere meer dan veertig, geeft Van Tilborg aan. „Er was zondag een kerk die veertig plekken had, maar geen bedden. We zijn toen op zoek gegaan naar bedden en hebben er uiteindelijk veertig uit Breda gehaald. We hebben alles uit de kast getrokken om te voorkomen dat mensen op straat moesten slapen.”
In de loop van maandag breidde het aantal opvangplekken in (leegstaande) kerken en kerkelijke gebouwen zich uit. „Het aantal groeit nog steeds. De verwachting is dat er dinsdag weer enkele tientallen plekken bij komen. Onze insteek is dat niemand op straat hoeft te slapen. Als er onvoldoende plekken in Noord-Nederland zijn, zullen we kerken elders in het land vragen: Spring even bij.”
Stapelbedden
Rudolf Setz van Assen Zoekt, onderdeel van de Christelijke Gereformeerde Kerken, laat weten dat er in kerkgebouw de Open Hof, waar onder meer Assen Zoekt samenkomt, tien asielzoekers uit Ter Apel verblijven. Ook in de Opstandingskerk, een gebouw van de protestantse gemeente Assen, zijn asielzoekers ondergebracht.
„We hoorden maandagmiddag om drie uur dat ze zouden komen en om tien uur ’s avonds reed de bus voor. Het zijn allemaal mannen, afkomstig uit onder meer Syrië, Ethiopië en Eritrea. De meesten hadden twee weken buiten geslapen en waren erg moe”, zegt Setz.
De asielzoekers –overwegend moslims– kregen eerst een „heerlijke halalmaaltijd” aangeboden. „Daarna konden ze bij iemand thuis douchen. In de Open Hof is een ruimte ingericht als slaapkamer en een andere als woonkamer voor onze gasten. Via het Rode Kruis kregen we stapelbedden van Ikea. We willen in of buiten de kerk nog een douchecabine plaatsen.”
Setz bezocht vorige week asielzoekers die voor het aanmeldcentrum in Ter Apel verbleven. „Samen met mijn zoon Jerke en zijn vriendin Raisa, die eerder acht maanden op Lesbos werkte, heb ik koffie en thee uitgedeeld. Al een paar dagen speelde de gedachte door mijn hoofd: als zeventig kerken nu eens elk tien mensen onderdak bieden, hoeven er geen mensen op straat te slapen. Ik heb daarna contact gehad met Inlia en ben blij dat die organisatie de regie heeft gepakt, want dan is het in goede handen.”
Inlia-directeur Van Tilborg zegt dat kerken „de nood hebben gezien en hebben begrepen wat Mattheüs 25 betekent. Dat is echt geweldig.”
Het is, aldus Van Tilborg, de bedoeling dat de asielzoekers tot en met 9 september in de kerken verblijven. Vanaf 10 september zouden ze terecht moeten kunnen in een nieuwe opvangvoorziening van de rijksoverheid. In de tussentijd gaan ze niet terug naar Ter Apel, tenzij ze een afspraak met de IND hebben.
„We hebben met het COA afgesproken dat deze mensen hun plek in de ‘rij’ niet verliezen zo lang de kerken hen opvangen. Ze zitten allemaal in het voorportaal en mogen niet vergeten worden.”