Hoogteredding: verder gaan waar brandweercollega’s niets meer kunnen doen
Waar gewone brandweermensen niets (meer) kunnen uitrichten, komen speciale hoogtereddingsteams in actie. Ze halen slachtoffers weg op grote hoogte, in diepte en op moeilijk bereikbare plaatsen. „Als een slachtoffer het overleeft, konden wij het verschil maken.”
Kabels knapten in het slooppand. Van zeven hoog stortte de lift in de liftschacht naar beneden. De twee medewerkers van het sloopbedrijf die zonder afdoende beveiliging bovenop de liftkooi stonden, werden in de val meegenomen. Een van hen was op slag dood, herinnert Ronald Barten zich. „Zijn collega lag zwaargewond onderin de liftschacht, bedolven onder de kabels. Nadat we op de tweede verdieping een takelsysteem hadden opgebouwd, trokken we hem op een brancard naar boven. Op de eerste verdieping haalden we die naar binnen, zodat hij naar een ziekenhuis kon worden vervoerd.”
Barten (55) leidt één van de vier brandweer-hoogtereddingsteams in Nederland, die van Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost, waar hij ook hoofd brandwacht bij de parate dienst van de brandweer in Eindhoven is. Het team bestrijkt globaal de provincies Noord-Brabant en Limburg. „Van Breda en Moerdijk tot aan Maastricht. Ook een deel van Gelderland valt onder onze hoede. Binnen de aanrijtijd van een uur komen we best ver als we mogen rijden met prio 1, als voorrangsvoertuig met zwaailicht en sirene.”
De hulp van de Brabantse hoogteredders werd de afgelopen jaren onder meer ingeroepen voor het bevrijden van twee glazenwassers uit een defect gevelbakje, het weghalen van iemand die zich had verhangen in een hoogspanningsmast en het redden van een man die bedwelmd was geraakt in een mestsilo.
Dak
Het hoogtereddingsteam bestaat zo’n vijftien jaar. Barten, al 32 jaar brandweerman: „We moesten eens iemand met een brancard van een dak halen. We zaten daar allemaal los bovenop. Onze toenmalige chef parate dienst vond dat niet echt een goed idee. Dat was de aanleiding om het team te vormen.” Dat bestaat nu uit twaalf personen, allen beroepsbrandweermannen. „Ze zijn er speciaal voor geselecteerd”, aldus Barten. „Onder meer op ervaring in het brandweerwerk, maar zeker ook op technische vaardigheden. Je kunt ook absoluut niet zonder inzicht en beoordelingsvermogen.”
Elk jaar moeten de teamleden weer hun certificaten halen. Tijdens een driedaagse training worden ze grondig beoordeeld op persoonlijke capaciteiten én op samenwerking, communicatie en het opvolgen van bevelen. „We moeten helemaal op elkaar aan kunnen. Ik vertrouw erop dat het ankerpunt dat mijn collega heeft aangebracht of het touw waarin hij de knopen heeft gelegd, mij kunnen dragen als ik daaraan ga hangen. Iedereen beheerst de benodigde vaardigheden. Als de teamleider de opdracht geeft om ankerpunten te maken, dan moet hij die uiteraard wel controleren bij de veiligheidscheck, maar hij weet al dat het goed zit.”
Risico
Vier teamleden zijn opgeleid tot specialist. „Die hebben zodoende net wat meer kennis en vaardigheden. Ze kunnen nog iets complexere takelsystemen bouwen en kennen nog slimmere manieren om de driepoot te benutten. Dat is een mobiele ankervoorziening die we gebruiken voor een hoger omlooppunt om een slachtoffer volledig boven een mangat of rand uit te takelen.”
Bij een incident is een van die specialisten meestal de leider die bepaalt hoe er gehandeld wordt. „Samen met een teamlid bekijkt hij de situatie, waarna de taken worden verdeeld. Daarbij moet het risico goed worden ingeschat. Voor het slachtoffer, ook voor onszelf. Heeft bijvoorbeeld de mengvoederfabriek het silosysteem wel uitgeschakeld? Want als een van onze mensen een silo ingaat, moet hij niet ineens een lading graan over zich heen krijgen. Voor dat overleg nemen we een paar minuten, maar die tijd halen we altijd wel weer in. Als er namelijk van tevoren geen goed plan wordt gemaakt, moeten we wellicht tijdens de operatie de aanpak wijzigen en dat geeft onnodig veel ruis en vertraging.”
Respect
Het team van Brabant-Zuidoost wordt zo’n zes tot tien keer per jaar ingeschakeld. „Soms is het lange tijd stil. Het komt ook voor dat we twee keer in de maand uitrukken.” Niet altijd loopt het voor het slachtoffer goed af. „De man in de mestsilo konden we er snel uithalen. Iemand van ons is met ademlucht op in de silo geklommen om beneden bij het takelen te kunnen helpen. Het mocht helaas niet baten. Het slachtoffer heeft het niet overleefd.”
Beter verging het een kraanmachinist die via een trap naar beneden liep en halverwege struikelde over een buis die daar lag. „Hij brak zijn enkel, verder afdalen lukte niet meer. Toen we ter plekke kwamen stond er al een andere kraan met een werkbak eraan, waarmee we hem naar beneden kregen.”
Een ander voorval was een verhanging aan een hoogspanningsmast, vertelt Barten. „Onze brandweercollega’s konden er in het terrein niet met een hoogwerker of een ladderwagen bij komen. Daarom werd ons team gevraagd die persoon naar beneden te halen. Een teamlid klom naar boven om een lijnklem aan te brengen. De man kon daardoor niet meer naar beneden vallen toen het touw waaraan hij hing werd doorgesneden. Vervolgens hebben we hem met veel respect langzaam laten zakken.”
Veiligheid
Op veiligheid wordt binnen het team voortdurend gehamerd. „Het mag ook niet gebeuren dat een slachtoffer of één van ons bij een hulpactie door een fout naar beneden valt”, zegt Barten. „We werken met twee lijnen: de werklijn en een veiligheidslijn. Als er met de ene lijn iets gebeurt, blijf ik altijd nog aan die andere hangen. We brengen in onze systemen ook vaak een veiligheid op een veiligheid aan, om zeker te weten dat het veilig is. Leggen we een knoop, dan maken we er nog eentje achteraan zodat die eerste knoop niet los kan raken.”
Ook de persoonlijke beschermingsmiddelen en klimuitrusting, zoals gordels, afdaalapparaat en valbeveiliging, dienen altijd in orde te zijn. „Vervangingstermijnen hanteren we goed en een externe partij keurt jaarlijks onze spullen. Dat doen we niet zelf, omdat we te snel geneigd kunnen zijn te denken dat iets nog wel even mee kan.”
Een ideaal reddingsmiddel voor het team is de Skedco-brancard, afkomstig uit het Amerikaanse leger. Die kan ook verticaal worden gehesen. Barten: „Een normale brancard is voor ons reddingswerk vaak te groot en te breed. De speciale brancard kan door een smal gat en krappe ruimtes. Het is een plastic mat. De kunststoffen omslag kan goed om het slachtoffer worden dichtgevouwen. Een rugbord of ruggewervelspalk zorgt ervoor dat een verplaatsing geen hinder geeft. Het slachtoffer ligt er naar omstandigheden redelijk comfortabel in.”
Verschil
Het reddingsteam oefent veel. „Zeker zeventig uur per jaar, bovenop de trainingsuren die we als gewone brandweermensen maken. Voor de driedaagse training zoeken we iets speciaals op. Zo oefenden we op de kerktoren van Breda, op een windmolen en in de silo’s van een mengvoederfabriek in de buurt. Minstens eens in de twee weken nemen de jongens als ze dienst hebben hun persoonlijke vaardigheden door: omlaag en omhoog klimmen in de lijnen, de brancard uit elkaar halen en weer in elkaar zetten, de knopen in de touwen. Die moet je bijna blindelings kunnen maken zonder erover na te hoeven denken of het wel de goede knoop is.”
De twaalf teamleden hebben hun extra investering in tijd en training voor de hoogteredding over. Barten: „We vinden het allemaal mooi werk. Wij gaan verder waar collega’s niets konden beginnen of moesten stoppen. Vanaf dat nulpunt bouwen wij iets op waardoor we een slachtoffer meters hoger of lager uit zijn penibele situatie weg kunnen halen en weer terug op de grond kunnen brengen. Wij hebben daar de middelen, de kennis en de vaardigheden voor. Als het slachtoffer het dan ook nog overleeft, hebben wij het verschil kunnen maken. Daar doen we het voor.”