Drie, vier kilometer hoog zwevend boven Zeeland
Zo’n 4400 tandemsprongen worden er jaarlijks bij Paracentrum Zeeland gemaakt. „Het is de eenvoudigste manier om kennis te maken met het parachutespringen. Je hoeft er bijna niets voor te doen. Een dosis durf en motivatie is al voldoende.”
Even, heel even, bekroop hem een angstig gevoel toen hij samen met een ervaren instructeur van Paracentrum Zeeland vanuit het vliegtuig de tandemsprong maakte, het luchtruim in. „Maar het gaat zo snel. Je hebt helemaal geen tijd om daarover na te denken”, zegt Martin Schellevis (56) meteen nadat hij op het landingsveld weer voet op Zeeuwse bodem heeft gezet.
„Als je die eerste seconden door bent, is het geweldig”, vertelt Schellevis enthousiast, terwijl hij in het busje stapt dat hem met de andere springers terugbrengt naar het vertrekpunt. „Je zweeft en het uitzicht is top. Ik voelde me een vogel. Ook in de vrije val. Op een gegeven moment dacht ik: is de parachute wel opengegaan? Dat was die nog niet. In de vrije val is het al genieten van wat je ziet. Toen de parachute opende, trok dat even aan de riemen. Dat was iets minder fijn, maar dat was zo vergeten. Dat vrije zweven is het mooiste van de sprong, fantastisch.”
Schellevis, afkomstig uit Zierikzee en projectleider bij de gemeente Hellevoetsluis, kreeg de tandemsprong met zijn verjaardag cadeau van zijn vrouw. „Al langere tijd zei ik dat ik ooit eens wilde parachutespringen. Niet om hoogtevrees te overwinnen of zo, maar puur voor het plezier. Ik zag er niet tegenop vandaag, ik vond alleen het wachten tot het zover was wat lang duren. Ik had er zin in.”
Bucketlist
Klanten als Schellevis ziet Leander van der Snel, bedrijfsleider van Paracentrum Zeeland bij Arnemuiden, relatief veel. „Mannen rond de vijftig jaar zijn zo’n beetje onze grootste doelgroep. Die krijgen de sprong inderdaad vaak voor hun verjaardag. Of ze komen uit zichzelf. Ze hebben altijd al eens willen springen, maar er waren steeds belangrijkere uitgaven, voor gezin of woning.”
„Jongere mensen komen hier ook”, zegt Van der Snel, „maar het is niet zo dat de doelgroep van ons paracentrum de leeftijdscategorie van 18 tot 25 jaar is. Toen ik jong was, moest je het zelf leren als je wilde parachutespringen. Tandemspringen was destijds nog geen commerciële activiteit. Mensen van nu hebben een bucketlist. Ze willen allerlei dingen een keer doen en daar hoort parachutespringen ook bij. Niet met de intentie om zelf parachutist te worden, maar gewoon om het gevoel van dat springen een keer gehad te hebben.”
Sommige klanten zijn behoorlijk zenuwachtig voor de sprong. „Maar als ze hier een uurtje zitten te wachten, iedereen weer zien terugkomen en de instructeurs opnieuw zien vertrekken, geeft dat wel vertrouwen”, weet Van der Snel. „Als ze dan na onze instructie in het vliegtuig zitten om te springen, gaan de meesten in de modus van: Oké, die meneer of die mevrouw heeft gezegd dat ik dit of dat moet doen, en dat voeren ze bij het springen dan ook uit. We hebben natuurlijk wel een systeem zodat er veilig wordt gesprongen. Een tandemsprong is risicovol, maar relatief ongevaarlijk, door alle strenge protocollen en waarborgen. Er is veel inspectie op. De autorit naar het vliegveld is vele malen gevaarlijker.”
Haarlem
Een tandemsprong, ook wel duosprong of tandem skydive genoemd, is een bijzondere ervaring. Zeker boven Zeeland, vindt Van der Snel. „Dit gebied is een van de mooiste plekken om te springen. In de minuten die het vliegtuig nodig heeft om op de goede hoogte te komen, heb je al een waanzinnig uitzicht. En daarna hangend aan de parachute. De waterwegen, de Noordzee, de windmolenparken. Bij mooi weer zie je Antwerpen liggen, en Rotterdam, de Tweede Maasvlakte, het Botlekgebied. Is het kraakhelder, dan heb je zelfs zicht tot aan Haarlem.”
Het afgelopen jaar werden er boven Zeeland 4400 tandemsprongen gemaakt. „Het is de eenvoudigste manier om kennis te maken met het parachutespringen. Je hoeft er bijna niets voor te doen. Een dosis durf en motivatie is al voldoende”, zegt Van der Snel. „Mijn oudste passagier was een Belgische mevrouw van 104 of 105. Ze was nog goed ter been. Iemand van boven de 100 die een parachutesprong maakt? Nou, dat kan dus gewoon. Als je maar gezond bent en je je benen goed omhoog kunt houden voor een veilige landing.” Een minimumleeftijd voor een tandemsprong is er niet. „Een belangrijke voorwaarde is dat de springer goed in het kinderharnas past. Dat is met zes à acht jaar.”
Video op internet
Paracentrum Zeeland biedt drie afstanden aan: 7000 voet (2,1 kilometer), 9000 voet (3 kilometer) of 13.000 voet (4 kilometer). De springers zitten veilig vastgekoppeld aan hun instructeur, die alle benodigde handelingen voor hen verricht. In de vrije val, die respectievelijk 10, 30 of 60 seconden duurt, is de snelheid circa 180 kilometer per uur. Als de parachute op ruim een kilometer boven de aarde is geopend, duurt het nog vier à vijf minuten voor de landingsplek is bereikt. De tandem daalt dan met zo’n 15 kilometer per uur.
De hoogste afstand wordt het vaakst gekozen. Van der Snel: „Het enige verschil is dat je ruim 30 seconden langer valt. Op 13.000 voet zit je op de rand van de nog adembare atmosfeer. Hoger kan alleen met zuurstofflessen.”
Zo’n driekwart van de springers wil dat hun sprong op foto of video wordt vastgelegd. Dat kan met een camera op de handschoen van de instructeur. Van der Snel: „Mensen springen niet alleen maar voor zichzelf. Ze zetten de foto’s of de video vaak op internet: Kijk eens wat ik heb gedaan!”
Grote kerels
Voordat een parachutist een tandemsprong mag maken moet hij minimaal 1000 keer hebben gesprongen en een pittige opleiding hebben gevolgd. De tandeminstructeurs van Paracentrum Zeeland maakten elk minstens 5000 sprongen. Van der Snel (52) springt zo’n 900 keer per jaar. In ruim 32 jaar kwam hij tot meer dan 22.000 sprongen. „Daarmee zit ik in Nederland wel bij de twee of drie parachutisten met de meeste sprongen. In het weekend als het heel druk is, zijn we de hele dag door aan het springen. Dan doe je wel vijftien, zestien sprongen.”
Van der Snel raakte met het paravirus besmet in zijn geboortedorp Pijnacker. Hij woonde dicht bij een landingsveld van de Rotterdamse springclub The Flying Dutch-men op Vliegveld Zestienhoven. „Als de wind gunstig stond hoorde ik de para’s die er werden gedropt, kerels van een jaar of dertig, soms uitbundig naar elkaar roepen. Ik dacht: als zulke grote mannen zo aan ’t gillen en schreeuwen zijn, dan moet dat springen wel fantastisch zijn. Op m’n achttiende maakte ik mijn eerste sprong. Het enige wat ik dacht was: ik wil nog een keer. Ik ben geland, heb mijn parachute opgevouwen en ben weer gaan springen. En weer en weer, tot nu.”
Met zijn bescheiden salaris was veel sprongen maken voor Van der Snel echter niet mogelijk. „De enige manier om meer te kunnen springen was door in de parachutistenwereld te gaan werken. Het tandemspringen kwam in die tijd net op, daar hadden ze instructeurs voor nodig.” Van der Snel ging aan de slag in Nederland (Texel), Duitsland, Spanje, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten (New Jersey). Sinds 2004 leidt hij Paracentrum Zeeland.
Vrijheid
Ook na 22.000 sprongen verveelt het springen niet. „Wat dat is? Een soort vogeltje in je hoofd? Weet ik veel. Met de zwaartekracht en je lichaamshouding beweeg je op de wind. Dat gevoel van vrijheid kun je bijna nergens anders krijgen. En het mooie is dat je telkens opnieuw kunt springen. Anderen vinden autorijden prachtig, maar dan moet je altijd opletten dat niemand je opeens van de linkerbaan van de weg af rijdt of plotseling oversteekt. Als parachutist heb je je eigen stukje luchtruim. Niemand kan je in de weg zitten. En het uitzicht… Ik kijk altijd om me heen. Stel dat iemand iets leukers uitvindt dan parachutespringen, dan blijf ik het er gewoon bij doen. De ruimte in gaan met Teslatopman Elon Musk lijkt me ook fantastisch, maar dat kun je maar één keer doen. Voor mij blijft elke sprong mooi.”