
Op 18 juni 2007 werd het leven van ex-verslaafde Jeisson uit Colombia radicaal op de kop gezet
Hij groeide op in een arme buitenwijk van de Colombiaanse hoofdstad Bogotá. Jarenlang was hij aan de drugs, zelfs toen hij al een baan als leraar had. Met Gods hulp liet hij zijn verslaving achter zich. Jeisson Delgado Sarmiento: „Mijn eerste gebed was: Heere, help me een paar uur clean te blijven.”
Tergend langzaam kruipt de gondel langs de berghelling omhoog. Het uitzicht over Bogotá is even adembenemend als contrasterend. In de verte schittert de voorjaarszon op de wolkenkrabbers in het centrum. Onder de kabelbaan glijden de golfplaten krotjes van de sloppenwijken weg. De buitenkant van de Colombiaanse hoofdstad stad herbergt de rafelranden van de samenleving.
Ooit kostte het de bewoners van de arme buitenwijken zeker twee uur om van de helling naar de stad te komen. Tegenwoordig overbrugt de kabelbaan de afstand in een kwartier. Het gemeentebestuur besloot de zorg voor de gondels aan de lokale bevolking over te laten. En met succes. Want in tegenstelling tot de bussen van het openbaar vervoer, zien de cabines er piekfijn uit.
In deze buurt groeide Jeisson Delgado Sarmiento op. Hij is sinds 2012 in dienst als vertaler en coördinator internationale missies bij Conviventia, de lokale partner van Woord en Daad. De organisatie biedt onder andere onderwijs, kinderopvang en beroepstraining aan de allerarmsten. Aan die baan ging echter een lange weg vooraf, die in het teken stond van een leven in de krochten van de Colombiaanse samenleving. Een bestaan vol drugs, geweld en alle mogelijke andere ellende. „Bitterzoete herinneringen”, glimlacht de 42-jarige Colombiaan weemoedig als hij over de stad tuurt.
In wat voor soort gezin groeide u op?
„Ik was de jongste van vier kinderen, met drie zussen boven me. Mijn ouders besloten al uit elkaar te gaan toen ik vijf jaar oud was, maar het hele proces van scheiding nam zo’n acht jaar in beslag. En daar stond ik als jochie van 13. Zonder goed te weten wie ik zelf was, zonder gevoel van eigenwaarde. En belangrijker nog: nauwelijks grootgebracht met basale normen en waarden.
Mijn oudere zussen kregen helaas stuk voor stuk verkering met foute jongens uit de barrio (wijk, RD) – bendeleden. Een van mijn zussen raakte op haar veertiende zwanger van een gangster. Hij eindigde in de gevangenis in Duitsland wegens drugssmokkel. Dus van alle oudere mannen in mijn buurt –inclusief mijn eigen vader– kreeg ik een zeer slechte invloed mee, in een toch al negatieve omgeving. Terwijl ze eigenlijk mijn rolmodel hadden moeten zijn.
Kortom, ik groeide bepaald niet in een christelijk milieu op. Er was geen sprake van geloofsleven in ons gezin. In combinatie met de kapotte relatie van mijn ouders en de negatieve invloeden van slechte mannen, heeft dat mijn jeugd flink op zijn kop gezet.”
Welke rol speelde uw vader dan in de opvoeding?
„Geen enkele. Mijn vader verkocht kleding op straat, namaakspul van topmerken. Hij was heel gedisciplineerd voor zichzelf, zowel in zijn werk als in de regelmaat waarin hij alcohol dronk. Ik neem het hem niet kwalijk, want ik denk dat hij simpelweg niet de vaardigheden had om kinderen op te voeden, gewoon niet wist hoe hij een gezin moest runnen. Hij kon niet omgaan met dochters die als tiener zwanger raakten. In zijn huis liep iedereen in en uit; er golden volstrekt geen regels.”
Hoe was het leven in de barrio in het algemeen?
„Ik heb daar heel veel wreedheid, extreem geweld en alle vormen van misdaad gezien. Je komt erachter waartoe iemand die totaal wanhopig is, in staat is. Een mensenleven is in de ogen van zo’n persoon nauwelijks iets waard. Ik was van dat alles getuige, maar dan wel een stille getuige. Want niemand schonk ooit aandacht aan me, niemand vroeg mijn mening. Niemand gaf om wat ik had gehoord of gezien. Ik was de jongste van het gezin, de jongste in de bende – iedereen keek langs me heen.”
En daar kwamen dan nog de drugs bij?
„Ja, ik begon al op mijn veertiende met het gebruiken van drugs en andere verdovende middelen. In eerste instantie in het najagen van bevestiging en lof van de mensen om me heen. Maar ook als een wanhopige poging om ergens bij te horen.”
Hoe ging dat op school?
„Ik kon als kind heel goed meekomen op de lagere school. Ik haalde uitstekende cijfers. Dat was een van de redenen dat ik opviel bij een rooms-katholieke zendingsorganisatie uit Spanje die een school in de wijk runde. Zij hebben mijn opleiding tot en met de middelbare school betaald. Ik hield mezelf intussen voor de gek. Enerzijds maakte ik mezelf wijs dat ik goede cijfers haalde, juist omdat ik drugs gebruikte. Aan de andere kant stond mijn gebruik het halen van goede resultaten niet in de weg, zodat ik het kon rechtvaardigen.”
Hoe problematisch was dat drugsgebruik?
„Op mijn vijftiende was ik ernstig verslaafd. Ik bleef echter goede cijfers halen. Zodanig, dat ik een beurs voor de universiteit kreeg om Engels te gaan studeren. In het eerste jaar van mijn studie is het radicaal fout gegaan. Ik begon nieuwe drugs uit te proberen. Ik leefde in een heel andere context: zonder invloed van de bendes in de barrio. Maar in een omgeving van mensen met briljante ideeën, die over revolutie spraken en over het gebruik van nog sterkere verdovende middelen om de geest te verruimen. Dat maakte mijn hang naar drugs alleen maar groter en mijn verslaving des te ernstiger. Uiteindelijk werd ik van de universiteit geschopt vanwege mijn drugsgebruik en gedrag.”
En toen?
„Ik vond een baantje als parkeerwachter in een welvarend deel van de stad. Dat kostte niet veel tijd. Dus twee jaar lang studeerde ik daar verder in de boeken die ik van de universiteit had meegenomen. Uiteindelijk deed ik genoeg kennis op om te solliciteren als leraar Engels. Zeven jaar heb ik lesgegeven, zonder academische graad. Maar mijn werkgevers geloofden desondanks in me.”
Kon u dat werk combineren met uw drugsgebruik?
„Ik was die zeven jaar een functionele verslaafde. Dus voor het oog van de buitenwereld functioneerde ik min of meer normaal. Maar het gebruik was niet minder ernstig. Tussen elk lesuur had ik een pauze van vijftien minuten. Dan nam ik een kleine dosis in, in totaal zo’n acht keer per dag. Daarna ging ik naar huis –een plek zonder regels– om nog meer drugs te gebruiken.”
Hoe bent u daaruit gekomen?
„Dat was een heel lange weg. Het begon toen ik Tatiana ontmoette, het meisje dat later mijn vrouw zou worden. Ze was toen nog een van mijn studenten. Zij was een heel speciale vrouw, met strikte normen en waarden. Ze leerde me ook in lichamelijk opzicht respect te betonen. Toen ik haar vertelde dat ik verslaafd was, zei ze als eerste: „Ik zie in jou geen drugsverslaafde, maar een schepsel van God.” Dat was de eerste keer dat iemand iets positiefs tegen me zei en iets in me zag. Tata vertelde dat ze christen was en voor me wilde bidden.
Na enige tijd bleek het vlees toch zwak en raakte ze zwanger. Vijftien dagen na de geboorte van onze zoon Matthew werd hij plotseling helemaal blauw. Toen we in het ziekenhuis kwamen, verklaarden de artsen hem dood. Toch slaagden ze erin hem te reanimeren. Hij bleef vier maanden op de intensive care. Mijn vrouw was al die tijd in het ziekenhuis om voor de baby te zorgen. Ik werkte overdag, ging naar huis om schone kleren te halen, bracht die naar het hospitaal en nam de vuile was weer mee. Thuis ging ik me te buiten aan de drugs. En toen kwam het absolute dieptepunt.”

En dat was?
„Mijn vrouw kreeg een postnatale depressie en moest in een kliniek voor geestelijke gezondheidszorg worden opgenomen. De artsen zeiden me dat Matthew door de kinderbescherming zou worden weggehaald. En ik zat in mijn eentje, zwaar aan de drugs. En dat was precies het moment waarop de Heere mensen op me af begon te sturen in de donkerste krochten van de stad, waar ik op zoek was naar drugs. Zij verkondigden het Evangelie en toonden hun liefde. Toen bad ik voor de eerste keer in mijn leven.”
En wat zei u toen?
„Ik was feitelijk in onderhandeling met God. In mijn onwetendheid dacht ik dat ik Hem een overeenkomst kon aanbieden: stoppen met drugsmisbruik in ruil voor de gezondheid van mijn vrouw en zoon. Maar ik besefte ook dat ik dat niet alleen kon. Dus mijn eerste gebed was iets in de trant van: Heere, help me een paar uur clean te blijven, maar geef me alstublieft mijn gezin terug.”
Is dat gebed verhoord?
„In eerste instantie wel, want mijn vrouw en kind mochten allebei naar huis. Maar Matthew lag vervolgens 24 uur per dag aan de zuurstof en Tata zat zwaar onder de medicijnen. Ze was nog erg depressief. Soms herkende ze me midden in de nacht niet en probeerde ze het zuurstofmasker van de baby af te trekken. Maar dat kon absoluut niet, want dan zou hij direct stoppen met ademhalen en binnen vijftien seconden een hersenbeschadiging oplopen. Ze werd heel agressief en ik moest haar echt vasthouden om te voorkomen dat ze dat masker pakte.”
En nu heeft u een gezonde zoon van 19.
„Ja, dat is heel bijzonder. De artsen hadden ons gezegd dat de baby het sowieso niet zou halen. Later waarschuwden ze dat Matthew een permanente hersenbeschadiging had en me misschien op zijn tiende pas papa zou kunnen noemen. Normaal praten zou hij nooit kunnen.
Maar wat een wonder van God: alles wat de dokters van hem voorspelden, kwam niet uit. Hij is een gezonde jongen. Hij is volledig tweetalig: Engels en Spaans. Hij speelt sinds zijn vierde viool. Geen mentale achterstand. Op zijn negende kregen we echter met een nieuwe beproeving te maken, toen bij Matthew een zeldzame vorm van leukemie werd vastgesteld. Het was gelukkig geen agressieve variant. Met behulp van beenmergtransplantatie is de ziekte bestreden. Desondanks was dat een proces van drie jaar waarin we opnieuw dachten dat we hem zouden verliezen.”
Bleef u ook clean na dat eerste gebed?
„Die eerste keer wel. Het was ook heel belangrijk om clean te zijn. Want mijn vrouw rook het altijd als ik drugs had gebruikt en dan liet ze me niet in de buurt van de baby komen. Ze sommeerde me zelfs vaak het huis uit te gaan en maar op straat te blijven.
Achteraf denk ik dat de Heere juist mijn onwetendheid heeft gebruikt om me dichter bij Hem te brengen. Natuurlijk kon ik niet onderhandelen met God. Maar die eerste gebedsverhoring liet me wel zien dat Hij me wilde helpen. Stapje voor stapje. Mijn gebed was in het begin dat ik na vijf uur ’s middags niet meer zou gebruiken, zodat ik normaal thuis kon komen, bij mijn vrouw kon zijn en de baby vast kon houden.”
Welke rol speelde uw vrouw in dat proces?
„Zij was al die tijd mijn steun en toeverlaat. Vooral toen ik worstelde met de ontwenningsverschijnselen. Als je zo veel jaar drugs hebt gebruikt, zijn die symptomen extreem heftig. Als ik hevig trillend binnen zat en wanhopig naar drugs verlangde, deelde zij het Evangelie met me. Ze vroeg voortdurend of ik de Bijbelse boodschap geloofde. Ik wilde dat wel graag en voelde ook dat ik het nodig had, maar ik kon het niet. Ze dwong me de Bijbelteksten hardop na te zeggen. Eén vers uit 1 Johannes 4 is me altijd bijgebleven: „Want Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is.” Op 18 juni 2007 ben ik definitief van mijn verslaving afgekomen.”

Kunt u dat moment nog eens terughalen?
„De eerste twee jaar na de geboorte van onze zoon was ik nog heel afwezig. Ik probeerde clean te zijn, maar viel regelmatig weer terug. Op 18 juni 2007, toen ik twee maanden lang niets had gebruikt, ging ik weer in de fout. Ik was zo high, dat ik die dag een afspraak miste en werk niet afkreeg. Terwijl ik zwaar onder invloed was, bad ik tot God om uitkomst, want ik wist het echt niet meer.
Toen heb ik de armen van de Vader om me heen gevoeld. Ik heb geen stem uit de hemel of iets dergelijks gehoord. Maar ik voelde de liefde van God in de Heere Jezus Christus. De Heere zei tegen me: „Vrees niet, je bent niet meer vuil. Ik heb je lief. Je hoeft het niet meer alleen te doen, want Ik ben met je.” Dat heeft mijn leven radicaal op zijn kop gezet. Daarom is 18 juni elk jaar weer speciaal voor me.”
Wie is de Heere Jezus voor u?
Een tijdje blijft het stil in het kantoor waar het gesprek plaatsheeft. De stilte vermengt zich met geluiden van de straat, die plotseling luider lijken te klinken dan normaal. Dan vullen zijn ogen zich met tranen. „O mijn vriend, zonder Jezus zou ik niets zijn in mijn leven. Zo eenvoudig is het. Hij is mijn Redder en mijn Koning. Ik aanbid en dank Hem elke dag. Ik was een wrak, diep ongelukkig, maar dat maakte voor Hem niet uit. Hij gaf Zijn leven voor mij aan het kruis en zei: „Ik heb je lief, laat Mij je Leidsman zijn.” En dat ís Hij. Hij heeft als Mens op deze aarde gewandeld en daarom begrijpt Hij mijn zorgen. Door Hem heb ik toegang tot de Vader. Ja, Jezus is alles voor me.”
Hoe kwam u bij hulporganisatie Conviventia terecht?
„Iemand uit mijn kerkelijke gemeente vertelde dat Conviventia een vertaler nodig had. Dat was in januari 2012. Ik maakte me aanvankelijk zorgen om de verdiensten, maar voelde toch de overtuiging dat ik dit moest doen. Ik werk met mensen die in dezelfde omgeving opgroeien als ik. Nu heb ik de kans om iets voor hen terug te doen. Het is daarom voor mij geen baan, maar een familie die ik dien.”
Wie is Jeisson nu?
„Man, dat is een moeilijke vraag over mezelf. Ik ben een dromer en een optimist. Ik heb een passie voor leren en kennis overdragen. Ik probeer een goed rentmeester te zijn. Voor mijn huwelijk, mijn vaderschap, mijn relaties en mijn baan. Soms vraag ik me wel af wat dat nu echt betekent. Ben ik wel verantwoordelijk, toegewijd en eerlijk genoeg? Ik besef ook dat ik nog veel tekortkomingen en blinde vlekken heb. Daarom ben ik voor God voortdurend werk in uitvoering.”
Bent u weleens boos?
„Meer dan ik wil toegeven. Ik kan er erg slecht tegen als mensen aan mijn woord twijfelen of mijn integriteit aantasten. Ik laat dat niet altijd aan de buitenkant merken, maar vanbinnen kan het dan behoorlijk stormen. Of als iemand mijn motieven in twijfel trekt. Ik wil echt niemand pijn doen of beschadigen, want ik weet wat dat betekent. Van passiviteit kan ik ook heel gefrustreerd raken.”
Waarom?
„Ik denk omdat mijn vader heel passief was in de opvoeding. En daarom heb ik me denk ik onbewust ten doel gesteld om niet passief te zijn, maar om al mijn verplichtingen heel serieus te nemen.”
Bent u nog steeds boos op uw vader?
„Nee, maar het heeft wel lang geduurd voor ik over die boosheid heen was. Ik heb mezelf jarenlang voorgehouden dat mijn vader mede de oorzaak van mijn problemen was. Hij heeft me niet geholpen en geleid. Het was zijn verantwoordelijkheid om me te stoppen toen het fout ging. Ik wilde autoriteit en regels in mijn leven en die gaf hij niet.
Pas vorig jaar realiseerde ik me dat hij gewoon niet de mogelijkheden had, zowel emotioneel als intellectueel, om me te helpen.
Er is nog iets anders. Toen ik tiener was, kwam mijn vader een keer thuis met een cd-speler en een cursus Engels. Hij zei me terloops dat het misschien goed zou zijn als ik daar eens kennis van nam. Pas recent viel het kwartje bij me: verdien je je brood niet door je talenkennis en je vermogen om met mensen uit andere culturen om te gaan? En wie heeft daartoe de eerste aanzet gegeven?
Een paar weken geleden heb ik mijn vader gebeld. In tranen heb ik hem verteld dat hij degene was die mij een cd-speler en een handjevol cd’s in de handen heeft gedrukt. En dat ik daar tot op de dag van vandaag profijt van heb. Dat zijn ogenschijnlijk kleine dingen waarvoor je een heel leven nodig hebt om je er de betekenis van te realiseren.”
Praat u met uw zoon over uw verleden?
„Matthew heeft me op zijn zestiende wel eens gevraagd waarom ik geen academische graad heb. Dat is toch normaal voor mensen die jouw werk doen, zei hij. Ik heb hem toen verteld dat ik pas na hem geboren ben en dat ik nog steeds bezig ben een deel van mijn leven in te halen.
Dat snapte hij natuurlijk niet. Toen heb ik mezelf emotioneel helemaal opengesteld en hem uitgelegd dat ik zeker tien jaar van mijn leven verloren heb aan drugs, maar dat ik nu door Gods genade aan een nieuw leven heb mogen beginnen.”
Hoe is het om terug te zijn in de wijk waarin u opgroeide?
„Ik houd nog steeds van deze plek, maar er zijn bitterzoete herinneringen aan verbonden. Mijn vroege jeugd was fijn; die jaren koester ik. Maar het werd heel pijnlijk toen ik opgroeide.
Ik herinner me nog de allereerste keer dat ik hier was nadat ik van de drugs af was. Ik was met een groep Nederlanders, in februari 2012. We waren druk in gesprek in de bus, dus ik had niet echt in de gaten waar we waren. Toen we uitstapten, was dat precies op een plaats waar ik als verslaafde vaak was. Ik was al vijf jaar clean en nooit eerder hier terug geweest. Ik kreeg een hevige flashback en moest huilen.
Maar toen bracht de Heilige Geest me plotseling in mijn gedachten: „Ik heb je nu in een andere hoedanigheid teruggebracht. Je bent verlost. Het verleden ligt achter je.” Het kostte me even om dat te verwerken. Ik ben niet meer de man die ik was. Door Gods genade.”
Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Jeisson Delgado Sarmiento. Volgende week: Abraham Schuster.